Voor aflevering 61 van de serie Oude Glorie zijn we op bezoek geweest bij Danny Voets. Samen met hem kijken we terug op zijn voetbalcarrière, die hem bracht bij clubs als Hekelingen, waar hij 5 seizoenen keeper was, Spijkenisse (9 jaar) en daarna nog een seizoen bij Xerxes en bij Zwaluwen. Wij kennen Danny als een bloedfanatieke keeper, die altijd wilde winnen en ook als een jongen met een eigen wil. Is dat zo? Was hij eigengereid? Of gaat bij hem de noemer op dat alle keepers gek zijn? Het is ook daarover waar we met Danny gesproken hebben en vastgesteld moet worden dat Danny kalm en bedaard was en erg vriendelijk. ‘Buiten het veld ben ik altijd zo. Maar in het veld kon ik heel erg vervelend doen, dat is waar’, zal hij uitleggen. Danny toonde zich ook een prima gastheer, want hij had gezorgd voor iets lekkers bij de koffie.
Ben je bij Hekelingen begonnen met voetbal?
Danny: ‘Nee. Tot mijn twaalfde heb ik met mijn ouders in het oude westen gewoond in Rotterdam. Ik ben begonnen bij GLZ. Linksback was ik. Lekker slidings maken. Toen Remon Spittel niet langer keeper wilde zijn, ben ik dat gaan doen. Negen, tien jaar oud was ik toen. Ik vond het meteen hartstikke leuk en ik heb nooit meer iets anders gedaan. Met Remon heb ik jaren later nog bij Hekelingen samen in het eerste gespeeld. Ik als keeper, hij als voetballer.’
Wanneer kwam Hekelingen dan in beeld?
Danny: ‘Toen we vanuit Rotterdam naar Spijkenisse verhuisden. Ik kwam bij Hekelingen in de C3 terecht en heb in de jeugd nog keeperstraining gehad van Leo Timmer, die toen bij Hekelingen de eerste doelman was en nu bij Spijkenisse al vele jaren de selectiekeepers traint.’
Wanneer kwam je bij het eerste?
Danny: ‘Toen ik veertien jaar oud was haalde trainer Wim Tijl mij bij de selectie. Daar mocht ik meetrainen, maar mijn wedstrijden voetbalde ik toen nog in de jeugd en op zondag in het tweede, want Hekelingen voetbalde toen nog op zondag. In het tweede was het leuk, we werden kampioen en promoveerden naar de reserve hoofdklasse. Ik had ook een seizoenkaart van Feyenoord en als die club op zondag speelde zat ik in De Kuip. Dat werd me bij Hekelingen niet altijd in dank afgenomen. Ze waren er zelfs ontstemd over, maar dat boeide me niet. Feyenoord was en is mijn club en toen wilde ik geen thuiswedstrijd missen.’
Wanneer maakte je je debuut in het eerste elftal?
Danny: ‘Een paar jaar later. Ik was zestien, zeventien toen ik door de week mijn debuut maakte in een wedstrijd om de RD-Cup uit bij Nieuwenhoorn. We verloren met 4-1. Niet bepaald een wedstrijd dus om met trots op terug te kijken, haha.’
Werd je al snel de eerste keeper?
Danny: ‘Nee, dat duurde nog wel een tijdje. Ton Wickel was trainer geworden en in de voorbereiding ging ik met mijn vriendin twee weken op vakantie in Amerika. Ik was geslaagd voor het CIOS en dat wilden we op die manier vieren. Toen ik terugkwam bij Hekelingen stond Martin Jansen in de goal en die deed het zo goed in de derde klasse, het niveau waarop Hekelingen toen voetbalde, dat de trainer vond dat er geen enkele aanleiding was om Martin te passeren. Ik werd pas eerste keeper toen Martin een blessure opliep. Toen zette Ton Wickel mij onder de lat. Vijf seizoenen lang heb ik toen bij Hekelingen in het eerste gekeept.’
Wat staat je uit die tijd nog bij?
Danny: ‘Dat het bij Hekelingen, toen nog op het oude complex aan de Leede, reuze gezellig was. Ik heb het meegemaakt dat in de kantine de kratten bier tot aan het plafond opgestapeld waren. Toen we met z’n allen een paar kratten hadden leeg gedronken, zongen we ‘We are the Champions’, haha. Onvergetelijk was ook het moment toen we de openingswedstrijd voetbalden op het nieuwe complex, tegen Jong Feyenoord met voetballers als Robin van Persie, Jason Oost en Saïd Boutahar in hun gelederen. Dat was in de week dat vliegtuigen in New York de Twin Towers ingevlogen waren. Voor de wedstrijd was er daarom een minuut stilte. Juist in die minuut stilte cirkelde er een reclamevliegtuigje boven de velden. Bleek dat onze sponsor Gerard van Seters dat ingehuurd had. Een mooie vent, die Gerard van Seters. Als we gewonnen hadden was alles fantastisch, als we verloren hadden deugde er helemaal niets van. Er staan me nog wedstrijden bij tegen bijvoorbeeld ONA en Westlandia, toen er een paar duizend man publiek bij was. Mooie tijden meegemaakt bij Hekelingen.’
En hoe ging het met jou persoonlijk? Toen leerden we je al kennen als zeer fanatiek.
Danny: ‘Ik ben altijd wel eigengereid geweest. In de jeugd al. Ik weet nog dat Peter Heineman, onze keeperstrainer wilde, dat ik op het kletsnatte trainingsveld, waar de ondergrond zand en modder was, dat ik in de plassen ging duiken. Dat wilde ik niet. En toen hij aandrong ben ik naar huis gegaan. Zulke dingen deed ik later bij het eerste ook. Wim Tijl had partijvormen, waarbij ik als keeper voor een F-goal moest gaan staan, zo’n babydoeltje. Dat weigerde ik. Ook toen ben ik naar huis gegaan. Maar als we op zondag moesten voetballen stond ik er. Altijd!’
Wanneer kwam Spijkenisse in beeld bij je?
Danny: ‘Ik had jarenlang in het eerste elftal gekeept bij Hekelingen, maar toen de nieuwe trainer John Corver al in de voorbereiding ontslagen werd, heb ik meteen mijn spullen ingeleverd en ben ik gestopt. Ik was het helemaal niet eens met dat ontslag. Hier wil ik niet bij horen, vond ik. Omdat de overschrijvingsperiode toen al gesloten was, kon ik niet meer naar een andere club. Daarom ben ik bij Hekelingen in een lager elftal gaan voetballen. In de jaren vooraf had Spijkenisse al een paar keer interesse getoond. Hoofd-opleidingen Leen van der Lee wilde me er graag bij hebben. Hij heeft het zeker drie keer aan me gevraagd, maar ik heb nooit toegehapt.’
Waarom niet?
Danny: ‘Omdat ik Spijkenisse een vervelende en arrogante club vond.’
Was dat ook zo, toen je er eenmaal ging keepen?
Danny: ‘De toenmalige voorzitter Bas Plooster kwam samen met Look Lugtenburg wel eens kijken bij Hekelingen. Na een van die keren belde Look mij op. Mijn vriendin nam op. Of ik wilde komen praten, werd er gevraagd. Dat wilde ik niet, maar mijn vriendin heeft me toen overgehaald. ‘Ga in ieder geval het gesprek aan’, vond ze. Dat heb ik gedaan. Ik heb gesproken met Ruud de Haan, Look Lugtenburg, de toenmalige trainer Koos Waslander en met Cyriel Berkhout, die toen in de TC zat. Dat was een goed gesprek en ik besloot toch naar Spijkenisse te gaan. Toen ik mijn overschrijvingspapieren bij Spijkenisse in ging leveren, zat het bestuur toen juist bij elkaar. ‘Jij wilde toch nooit hier komen voetballen’, wreven ze het mij toen in. Ik heb negen jaar bij Spijkenisse onder de lat gestaan en heb een hele fijne tijd bij die club gehad. Niks arrogant. Niks vervelend. Spijkenisse was gewoon een hele fijne club, waar het niveau van spelen toch wel een paar graadjes hoger was dan bij Hekelingen. Achteraf denk ik dat ik eerder naar Spijkenisse had moeten gaan. Wie weet wat dat opgeleverd had?’
Welke trainers heb je bij Spijkenisse meegemaakt?
Danny; ‘Koos Waslander een seizoen, Adri van Tiggelen ook een seizoen en daarna zeven seizoenen Adrie Poldervaart. Al die jaren altijd in de eerste klasse. In het begin hadden we het moeilijk, vooral omdat er veel verloop was in de selectie. Elk jaar opnieuw waren er vier, vijf nieuwe basisspelers. Soms wel meer. John Lopes Cruz, Jaap Otte, dat soort voetballers. Dat waren geen verkeerde spelers, maar we moesten steeds weer aan elkaar wennen en dat heeft veel punten gekost. Pas in het tweede jaar onder Adrie Poldervaart werd het stabieler. Toen was er minder verloop. Zijn eerste jaar bij ons was trouwens niet best qua resultaten. We vielen bijna de krant uit. We voetbalden niet eens zo slecht, maar we maakten de kansen die we creëerden nooit af. En bijna elk schot op ons doel was prijs. Zo’n jaar was het dus. Met hangen en wurgen wisten we ons toch te handhaven in de eerste klasse. Maar we haalden in dat seizoen wel de halve finale van de beker. Het jaar daarop ging het veel beter. We hadden veel talentvolle jongeren in de ploeg, Jorn Berkelaar, Tom de Boer onder andere, met een paar ervaren spelers erbij, zoals Marco van Zomeren bijvoorbeeld. We haalden de eerste periodetitel. In de nacompetitie werden we uitgeschakeld door Scheveningen. Colin Prooi had een paar scheidsrechterlijke dwalingen, die middag. Dat was wel jammer.’
Wij herinneren ons dat jij altijd met korte mouwen keepte, ook als het erg koud was. En dat je als keeper altijd als eerste bij elk opstootje was, ook als dat aan de andere kant van het veld was.
Danny: ‘Op het veld was ik soms een volstrekte malloot. Ik wilde absoluut winnen en ging daarin soms wel eens te ver. Ik herinner me dat ik in de eerste vier competitiewedstrijden telkens een gele kaart kreeg voor praten. Bij een vijfde gele kaart zou je geschorst worden. Adrie Poldervaart werd er helemaal gek van. Hij zag die schorsing al voor zich. ‘Ach, dan ben ik lekker een weekendje vrij’, joeg ik hen nog verder de kast op. Adrie Poldervaart is een geweldige trainer. Heb altijd heel erg met hem op kunnen schieten. Maar af en toe moet hij goed gek van me geworden zijn. Opstootjes? Daar was ik inderdaad vaak snel bij. Maar ik heb nooit erg vervelende dingen uitgehaald. Ik herinner me een wedstrijd tegen Nootdorp. Daar liep een rode spits, die op me doorliep toen ik de bal al in mijn handen had. Hij kreeg er geel voor van de scheidsrechter. Een paar minuten later was er een hoge bal. Ik kom uit en zie in mijn ooghoeken dat hij weer op me afkomt. In de lucht draai ik me half om en doe ter bescherming mijn knie naar voor. Die komt vol op zijn borst. Daarna hoorde je alleen kermende piepgeluiden. Bleek dat hij zijn tong ingeslikt had. Dat was wel heftig. Gelukkig kregen Adrie Poldervaart en Richard Lodder, een ploeggenoot van hem zijn tong snel weer los. Maar ik ben toen wel heel erg geschrokken.’
En hoe zat het met die korte mouwen van je?
Danny: ‘Ik keepte altijd in het wit. Dat vond ik fijn. En in een shirt met korte mouwen voelde ik me vrij. Ik herinner me nog een wedstrijd bij Quick Boys. Rond het vriespunt was het. Windkracht vijf of zes. Het hagelde en sneeuwde en ik stond met korte mouwen en korte broek onder de lat. Ik had niet eens in de gaten dat het rotweer was. Koud heb ik het nooit gehad in het veld. Ik heb het nooit koud, nu nog steeds niet.’
Na negen jaar Spijkenisse vertrek je daar. Waarom?
Danny: ‘Ik had het wel gezien bij Spijkenisse. Niet omdat Peter Wubben trainer werd, want ook met hem kon ik goed opschieten. Ik werd al wat jaartjes ouder en wilde het nog één keer ergens anders proberen. Dat werd Xerxes, ook een fantastische club. Ik werd er tweede keeper, achter Jesper Hoogendoorn, die ooit een wedstrijd in Feyenoord 1 gekeept had. Maar minder dan hem voelde ik me niet, hoor. Maar trainer Jasper de Muijnck dacht daar anders over, haha. Na dat jaar ben ik keeperstrainer geworden bij Poortugaal, op verzoek van Ferry Boshart, waarmee ik samen had gevoetbald bij Spijkenisse. Dat was voor de fusie met Oude Maas. Toen al merkte je dat Poortugaal goed georganiseerd is met een prima structuur en veel vrijwilligers. Keeperstrainer werd ik dus. Mijn carrière leek uit te gaan als een nachtkaars, maar dat liep net even toch anders.’
Hoezo?
Danny: ‘Adrie Poldervaart was inmiddels trainer bij Zwaluwen geworden en die wilde er nog een ervaren keeper bij hebben, omdat Ruben Muskiet door de club was weggestuurd. Nick Sanders was de eerste keeper, ik zat op de bank. Soms trainde ik maar eén keer in de week, omdat ik toen al vaak in het buitenland zat voor mijn werk. Maar op zaterdag zat ik bij Zwaluwen wel op de bank. En af en toe heb ik nog gekeept ook. Het was een prima groep bij Vlaardingen. Allemaal mannetjes in het veld, maar we waren wel één groep. We hebben samen de meest leuke dingen beleefd bij Zwaluwen. Het trainingskamp in Mierlo was zoiets. Ik kwam er later bij op de dag van aankomst, omdat ik van Dubai terugkwam. Adrie Poldervaart zat met Excelsior in Suriname en zou pas ’s nachts in Mierlo zijn. We hadden van hem meegekregen dat we niet mochten gaan stappen. Maar toen ik er ’s avond bij kwam, heb ik het initiatief genomen om toch te gaan stappen. Ik wilde niet als een klein jongetje behandeld worden. Ik kreeg iedereen mee. We waren pas rond half 6 ’s ochtends terug. Adrie was daar heel chagrijnig over die ochtend bij het ontbijt. ‘Ach, vanmiddag moeten we voetballen tegen Dongen en als we die winnen, hang je weer om onze nek’, zeiden we tegen hem. We hebben die middag tegen Dongen gevoetbald. En we verloren met 8-1. Kun je nagaan hoe het gezicht van Adrie toen stond. Adrie Poldervaart is een gouden vent. Voor hem deden we alles als spelers. Hij kreeg na dat seizoen de Rinus Michels Award, als beste amateurtrainer van Nederland. Daar hadden wij spelers maar mooi voor gezorgd dat hij die prijs kreeg. Schrijf dat er maar bij. Dat heeft hij echt aan ons te danken, haha.’
Je keept al een paar jaar niet meer. Hoe is dat?
Danny: ‘Ik kon nog met Adrie mee toen hij trainer werd bij Barendrecht, als ervaren keeper achter de hand. Maar dat zag ik niet zitten. Ik was al 37 jaar oud toen en Barendrecht speelde op een hoog niveau. Dat wilde ik mezelf niet meer aandoen. Ik ben toen gestopt. Ik heb het nooit echt gemist. Het enige wat ik mis, is de onderlinge saamhorigheid en het kleedkamergevoel. Maar dat je in de regen anderhalf uur moest trainen, dat mis ik absoluut niet. Ik padel nu, heb triatlons en ultramarathons gelopen, een paar keer zelfs een Iron Man. Ooit hoop ik nog aan de Iron Man van Hawaii mee te doen, het absolute top-event op dat vlak. Maar of dat er ooit van komt, dat weet ik nog niet. We zien wel.’