Voor de zestigste aflevering van Oude Glorie hebben we afgesproken met de 41-jarige Danny Maijers, tegenwoordig assistent-trainer bij FC Binnenmaas, waar Sander Fakkel de scepter zwaait. Maar zijn bezigheden als assistent-trainer is niet het onderwerp van het gesprek dat we voeren in de bestuurskamer van zijn club. Nee, wij kijken terug op de jaren dat hij een fanatieke en veel scorende aanvaller was, eerst bij Puttershoek, na de fusie van die club met Maasdam ook bij FC Binnenmaas en tussendoor nog een jaartje ’s-Gravendeel.
Bij welke club ben je als kind met voetballen begonnen?
Danny: ‘Bij Puttershoek, toen ik 5 jaar oud was. Ik ben er geboren en getogen en al voordat ik ging voetballen, was mijn vader al jeugdtrainer bij de club. Niet meer dan logisch dat ik bij Puttershoek ging voetballen dus.’
Ik neem aan dat je bij Puttershoek heel de jeugdafdeling hebt doorlopen. Wanneer werd je voor het eerst bij de selectie gehaald?
Danny: ‘Dat was toen ik eerstejaars A-speler was. Zestien was ik toen. Samen met Michel Robbemond uit mijn elftal mochten we met het eerste meetrainen. René Blaauwkamp was toen trainer. Veel wedstrijden in het eerste elftal heb ik niet gespeeld dat seizoen. Op zaterdag voetbalde ik in het A-elftal, op zondag zat ik op de bank bij het eerste.’
Wanneer mocht je je debuut maken?
Danny: ‘Dat was pas in de nacompetitie. Tegen VELO, vijf minuten voor tijd als invaller voor Orlando Uitenwerf, die geblesseerd het veld af ging. Die wedstrijd eindigde in een gelijkspel en penalty’s moesten de beslissing brengen. Dat werd een hectische bedoening, want scheidsrechter Louis Wagner liet twee strafschoppen die wij benutten overnemen en toen onze keeper Erwin Fortuin er eentje stopte, liet Wagner die ook overnemen. Die penaltyserie konden wij dus nooit winnen. Na afloop moest de scheidsrechter rennen voor zijn leven, want verschillende Puttershoekspelers wilden verhaal halen bij hem. Dat was mijn allereerste wedstrijd in het eerste, haha.’
Wanneer werd je een vaste waarde in het eerste?
Danny: ‘Dat duurde nog wel even. Het seizoen na die wedstrijd tegen VELO zat ik vast bij de selectie, maar had eigenlijk alleen maar invalbeurten. Niet vreemd, want voorin stonden Orlando Uitenwerf en Peter Heiszwolf, die samen goed waren voor meer dan 40 doelpunten en dan is het moeilijk om als jong ventje een plekje in de voorhoede te veroveren. Ik viel in of speelde als er blessures of schorsingen waren en anders zat ik op de bank. Puttershoek had best wel een goed elftal toen, met spelers als Nico de Graaf, Jacco Westbroek en de eerder genoemden Peter Heiszwolf en Orlando Uitenwerf. Na dat eerste seizoen bij de selectie stopten er wat oudere spelers, enkelen vertrokken naar andere clubs en vanaf dat moment werd ik wel een vaste basisspeler. Dat bleef ik tot twee jaar voordat Puttershoek met Maasdam fuseerde en daardoor FC Binnenmaas zou worden. Toen ben ik vertrokken.’
Was dat vanwege de fusie die eraan zat te komen?
Danny: ‘Nee hoor. Ik vertrok omdat ik het niveau waar ik bij Puttershoek tot dan toe voetbalde, toch wel laag vond. Ik was jong en wilde hogerop. Ik ging naar ’s-Gravendeel, destijds een tweedeklasser.’
En hoe ging dat?
Danny: ‘Het begin was raar. Pippi Pruijmboom, de trainer, zette mij rechtsback. In oefenwedstrijden deed hij dat en ook de eerste twee competitiewedstrijden was dat mijn positie in het elftal. Ik hield daardoor Arjan Fortuin uit het elftal, die jaren op die plek gevoetbald had. Ik nog nooit! In de jeugd en de jaren bij het eerste van Puttershoek was ik altijd aanvaller geweest. Rechtsbuiten vooral. Ik had af en toen wel eens achterin gevoetbald, maar dat was meer uit nood en dat duurde ook nooit lang. Ik was een aanvaller. Dat ik bij mijn nieuwe club als rechtsback opgesteld werd, daar had ik wel moeite mee. Toen ik dat eens aankaartte bij Pippi, zette hij mij op de bank en keerde Arjan Fortuin weer terug in de ploeg. ‘Heb geduld. Jouw tijd komt nog wel’, probeerde Pippi mij gerust te stellen. Maar na een paar weken was mijn geduld wel op. ‘Zet mij rechtsbuiten. Probeer het een keer’, smeekte ik hem. Uiteindelijk mocht ik het een keer als rechtsbuiten proberen. Dat was tegen ++++. Ik scoorde drie keer in die wedstrijd. Vanaf toen was ik de vaste rechtsbuiten. Het was een geweldig jaar voor ’s-Gravendeel, want via de nacompetitie promoveerden we naar de eerste klasse. In de finale versloegen we Forum Sport.’
Had je helemaal je zin. Toen voetbalde je nog hoger!
Danny: ‘Nee, in de eerste klasse heb ik nooit gevoetbald, want ik ging terug naar Puttershoek, dat inmiddels dus FC Binnenmaas geworden was. Dat voetbalde toen in de vierde klasse.’
Waarom zette je die stap terug? Je zei daarnet dat je hogerop wilde. Met je vertrek naar Binnenmaas liet je de mogelijkheid liggen om in de eerste klasse te voetballen.
Danny: ‘Tja, stom dat ik toen vertrokken ben. Zo denk ik nu. Maar toen dacht ik totaal anders. Al mijn vrienden voetbalden bij Binnenmaas, mijn broer John ook. Die had bij Maasdam gevoetbald en was na de fusie dus wel gebleven. Zij beleefden bij Binnenmaas na wedstrijden en trainingen geweldige derde helften. En ik reed met een paar anderen in de auto drie keer in de week naar ’s-Gravendeel en was regelmatig de Bob! Ik wilde bij mijn vrienden voetballen, samen een biertje drinken. Daarom ging ik bij ’s-Gravendeel weg. Nu heb ik daar toch wel spijt van. Wat zou voetballen in de eerste klasse opgeleverd hebben, vraag ik me nu wel eens af. Ik ga dat nooit weten.’
Hoe was het bij Binnenmaas in die eerste jaren dat je terug was?
Danny: ‘Het eerste jaar, met Makkie Nijssen als trainer, promoveerden we naar de derde klasse. Geweldig was dat. Ik heb het bij Binnenmaas altijd naar mijn zin gehad, kon met alle trainers wel opschieten, maar met Mark Weel niet. Dat botste zo erg, dat mijn broer John en ik midden in het seizoen stopten bij het eerste en in het vierde gingen voetballen. De wrevel tussen de trainer en ons zorgde voor onrust in het elftal en daarom trokken wij ons terug. In het vierde was het trouwens super leuk. We hebben er anderhalf gevoetbald en toen vroeg Leo Dekker, die inmiddels trainer van Binnenmaas geworden was, of we weer bij het eerste wilden aansluiten.’
Moest je daar lang over nadenken?
Danny: ‘Nee, eigenlijk niet. Het ging niet zo goed met het eerste. Rond de winterstop stonden ze op een degradatieplaats. Mijn broer en ik waren te veel clubjongens om de neerwaartse spiraal vanaf de zijkant aan te blijven zien. Toen Leo ons vroeg, hebben we meteen besloten weer eerste elftalspelers te worden. Na de winterstop waren de resultaten aanzienlijk beter. We wonnen zelfs een periodetitel en via de nacompetitie promoveerden we naar de tweede klasse. Of dat aan mij en mijn broer lag, laat ik maar in het midden, haha. Ik werd dat seizoen trouwens wel topscorer in de Hoeksche Waard en dat terwijl ik maar een half jaartje in het eerste had gevoetbald, haha.’
Je hebt bij Binnenmaas jarenlang in het eerste gevoetbald. Welke wedstrijd is je altijd bijgebleven?
Danny: ‘Dat is de wedstrijd tegen SC Botlek in de finale van de nacompetitie, een jaar of 10 geleden, in het seizoen waarin we in de winterstop op degraderen stonden en dat ik van het vierde terugkeerde in het elftal. We haalden een periodetitel en speelden dus nacompetitie. Die finale werd toen nog over twee wedstrijden gespeeld, uit en thuis. Uit was het 1-1 geworden. Thuis wonnen we met 3-1. Ik scoorde twee keer en had een assist op Sander de Heus. Heel leuk allemaal, maar het allerleukste aan die middag was dat het heel erg druk was. Er waren ontzettend veel toeschouwers op die wedstrijd afgekomen. Voor de wedstrijd was ik al blij dat er zoveel mensen gekomen waren, want dat streelt toch je ego. En na afloop was de ontlading enorm met al die supporters om je heen. Mijn vrouw heeft alles toen opgenomen met haar mobieltje en dat filmpje kijk ik nu nog wel eens terug.’
Tegenwoordig ben je assistent-trainer bij Binnenmaas. Hoe is dat zo gekomen?
Danny: ‘Dat was na het eerste seizoen onder Fop Gouman. Ik was een jaar of 33 toen en fysiek werd voetballen steeds moeilijker voor me. Fop wilde dat ik er nog een jaar aan vastplakte, ik wilde dat ook graag, maar lichamelijk kon het niet meer. Na een wedstrijd had ik vier dagen nodig om te herstellen. Daarom was ik jammer genoeg genoodzaakt om te stoppen, maar Fop wilde me graag erbij houden. Vanaf dat moment ben ik assistent. Dat was ik bij hem, bij Marco Jalink, bij Michel van Noort en nu bij Sander Fakkel.’
Is dat net zo leuk als zelf voetballen?
Danny: ‘Nee, natuurlijk niet. Ik vind het ontzettend leuk om als assistent nog van waarde te kunnen zijn, maar voetballen is vele malen leuker. Ik vind het heel jammer dat ik al zo vroeg moest stoppen. Daarom zeg ik tegen voetballers, als ze overwegen te stoppen, dat ze zo lang mogelijk door moeten gaan. Want als ze op relatief jonge leeftijd stoppen, dan krijgen ze daar onherroepelijk spijt van. Zo denk ik er tenminste over. Voetballen was mijn ding. Daar legde ik mijn hele ziel en zaligheid in, elke wedstrijd stopte ik er meer dan 100 procent energie in. Ten koste van alles wilde ik winnen en als ik nog maar dacht dat ploeggenoten daarin niet meegingen, dan hadden ze een kwade aan mij. Als ik nog maar dacht dat ze de kantjes ervan af liepen, dan werd ik boos. Dan kon ik echt heel vervelend zijn. Als assistent probeer ik die mentaliteit mee te geven aan spelers.’
Lukt dat?
Danny: ‘Tijden zijn veranderd. Vroeger stond voetbal bij mij op de eerste plaats. En ook op plaats twee en drie. Bij sommige spelers is dat allang niet meer het geval. Die komen niet opdagen als er een festival is. Of gaan vroeg in het seizoen nog een weekendje weg. Ik zal daar nooit aan kunnen wennen. Ik vind dat voetballers er alles aan moeten doen om beter te worden en ernaar moeten streven dat ze zo hoog mogelijk gaan voetballen.’
Dat zegt een man die de eerste klasse inruilde voor de vierde klasse.
Danny: ‘Daar heb je een punt, haha. Maar ik heb al uitgelegd hoe ik daar nu over denk. En ik zal spelers van nu ook uitleggen, dat die beslissing toen te snel genomen was.’