Na de 42-jarige Eder Lopes van SCO’63 en de één jaar jongere Adair Veiga Lopes zitten we wederom aan tafel met een voetballer die ouder is dan 40 jaar. Ditmaal is het Leonardo de Pina, de 41-jarige middenvelder van XerxesDZB, dat na het kampioenschap van vorig seizoen deze voetbaljaargang uitkomt in de Vierde Divisie. Leonardo is een legende. Bij zijn club hangt al bijna een jaar een spandoek waarop hij geëerd wordt als de speler die de meeste wedstrijden gespeeld heeft. Dat zijn er bijna 500. Wij willen nader kennis maken met Leonardo. Waarom voetbalt hij zolang bij XerxesDZB? Is dat zijn enige club, of heeft hij ook bij andere clubs gevoetbald? Hoe houdt hij het vol met zijn 41 lentes? En gaat hij die 500 wedstrijden echt halen? Allemaal vragen die we hem voorleggen in zijn werkkamer, zes hoog bij Hogeschool Inholland op de Kop van Zuid, waar hij werkzaam is als ambtelijk secretaris voor een examencommissie en hiermee studenten in het hoger onderwijs begeleidt. Leonardo trekt er een uurtje voor uit om ons te woord gestaan.
Vorig jaar werd je bij XerxesDZB de speler die de meeste wedstrijden ooit voor die club heeft gespeeld. Voetbal je je hele leven al bij die club?
Leonardo: ‘Nee. Ik ben als zesjarige begonnen bij NDC’86, een club die niet meer bestaat. Het is opgegaan in Ommoord. Ik kwam er in de F-jes. Een jaar later stapte ik over naar Xerxes en daar heb ik, op één seizoen na, heel de jeugd doorlopen en maakte ik als B-speler mijn debuut in het eerste elftal. Dat was op 9 mei 1999, Hans Schinkel was toen de hoofdtrainer.’
Die datum is je dus altijd bijgebleven.
Leonardo: ‘Nee hoor. Ik weet dat ik net 16 jaar oud was toen ik debuteerde, maar de datum waarop dat gebeurde was ik allang vergeten. Maar ik ben een paar keer gehuldigd en daarbij werd die datum van mijn debuut telkens genoemd. Daarom weet ik het weer.’
Wat gebeurde er na je debuut?
Leonardo: ‘Ik ben jaren voor Xerxes blijven voetballen en heb ook de fusie meegemaakt met DZB/Zevenkamp. De naam van de club werd toen XerxesDZB. In eerste instantie voetbalde ik altijd op zondag onder Leen Swanenburg, maar later ook op zaterdag. Drie seizoenen onder Hans Loovens als trainer, drie jaar onder Winand van Loon en toen ben ik naar Rijnvogels gegaan, samen met mijn toenmalige ploeggenoot Michael Miranda.’
Waarom naar Rijnvogels?
Leonardo: ‘Omdat ik wel eens wat anders wilde en de mogelijkheid zich voor deed. Ik voetbalde al zo lang bij Xerxes en XerxesDZB dat ik eigenlijk wel toe was aan een andere omgeving. Dat werd dus FC Rijnvogels in Katwijk. Samen met Michael Miranda en Danilo Pedrini zijn we een jaar op en neer naar Katwijk gereden. Het was een heel leuk jaar, Adie Lagendijk was onze trainer. Een geweldige trainer was dat. Op een haar na liepen we promotie mis. In de finale van de nacompetitie verloren we van RVVH. Ik wilde eigenlijk wel blijven bij Rijnvogels, maar ik werd toen benaderd door Voorschoten’97. Hein van Heek was er trainer en die maakte zich hard voor onze komst. Ook Hein was een geweldige vent.’
Onze komst? Ging Michael Miranda dan met je mee van Rijnvogels naar Voorschoten’97?
Leonardo: ‘Inderdaad. Zo konden we onze gezamenlijke autoritten mooi voortzetten. We hebben twee seizoenen bij Voorschoten gevoetbald en daarna kon ik terug naar FC Rijnvogels. Ik heb daar in 2011 meerdere gesprekken gevoerd, maar toen was mijn moeder ziek en was het beter dat ik niet meerdere keren in de week naar Katwijk moest, maar dichter bij huis bleef voetballen. Toen ben ik terug gegaan naar XerxesDZB. En daar voetbal ik inmiddels nog altijd, op een jaartje bij Alexandria’66 na.’
En inmiddels heb je bijna 500 officiële wedstrijden voor die club gespeeld en word je sinds vorig seizoen geëerd als voetballer met de meeste wedstrijden voor XerxesDZB achter zijn naam.
Leonardo: ‘Officiële wedstrijden, ja. Dus alleen competitie- en KNVB-bekerwedstrijden en wedstrijden in nacompetities tellen mee. Vorig jaar op het Mohikanen Diner, een jaarlijkse bijeenkomst van iedereen die XerxesDZB een warm hart toedraagt, werd ik in het zonnetje gezet als persoon die de afgelopen jaren van grote verdienste is geweest voor de vereniging. Tevens werd er voor de bekerfinale een enorm spandoek opgehangen. Het hangt er nog steeds. Vorig seizoen was trouwens niet alleen daarom een hoogtepunt voor mij. Ook sportief ging het heel erg goed. We werden kampioen van de eerste klasse en promoveerden daardoor naar de Vierde Divisie. In de wedstrijd tegen Sparta haalden we het kampioenschap binnen. Ik scoorde twee goals in die wedstrijd. Dat was ook een geweldige ervaring. Ik sloot het seizoen af met 491 wedstrijden op mijn naam. Dat kampioenschap zou een mooie gelegenheid zijn geweest om te stoppen, op het hoogtepunt van je carrière dus. Maar ik had eerder in het seizoen op de club al kenbaar gemaakt dat ik er als selectiespeler nog een jaartje aan vast wilde plakken.’
Waarom?
Leonardo: ‘Omdat het gezien de thuissituatie nog altijd mogelijk was, omdat ik me nog superfit voelde en ook omdat ik voor die 500 wedstrijden wilde gaan.’
Gaat dat lukken?
Leonardo: ‘De afgelopen vijf seizoenen, toen Tom Rietberg trainer van XerxesDZB was, speelde ik veel wedstrijden. Eveneens een geweldige trainer en een goed persoon om mee samen te werken. Maar dit seizoen heeft de nieuwe trainer mij minder hard nodig. We hebben dit seizoen een brede en kwalitatief goede selectie. We winnen veel, staan zelfs bovenaan, dus veel redenen om het team te veranderen heeft de trainer niet. Ik weet dat ik nog altijd op mijn manier van waarde kan zijn voor de ploeg. Ik zit nu op 493 wedstrijden, dus of ik die 500 echt ga halen, dat is nog maar de vraag. Ik hoop het wel natuurlijk, maar we zullen het zien.’
Heb je aan de trainer gevraagd waarom je zo weinig speelt?
Leonardo: ‘Ja, dat heb ik gedaan. Ik mag er natuurlijk alles van vinden, maar de trainer beslist en daar zal ik me bij neer moeten leggen. Ik ben er de persoon niet naar om dan stennis te gaan schoppen of mijn spullen in te leveren. Ik maak het jaar af en hoop die 500 wedstrijden echt te halen. En als ik dat aantal niet haal, dan is dat jammer. Meer niet.’
En hoe houd je het lichamelijk zo lang vol? Want met je 41 jaar ben je niet meer de jongste. Is dit iets typisch voor Kaapverdische voetballers, want op VoetbalRotterdam verschenen niet zo heel lang geleden ook verhalen met Eder Lopes van SCO’63 en Adair Veiga Lopes van Spijkenisse, die allebei ook ouder zijn dan 40?
Leonardo: ‘Of dat typisch is voor Kaapverdische voetballers? Ik kan natuurlijk alleen voor mezelf spreken. Ik drink bijna nooit alcohol, maar dat is niet iets typisch Kaapverdisch, haha. Ik heb altijd gezond geleefd en houd me ook fit. Ik sla bijna nooit een training over. In de coronatijd, toen er niet gevoetbald mocht worden, ben ik vaak gaan vele kilometers gaan fietsen of hardlopen. Dat is ook heel leuk om te doen. Als ik ooit stop met voetballen, ga ik misschien wel vaker hardlopen. Ik denk dat ik ooit wel de marathon wil lopen. Maar eerst dit seizoen nog afmaken en daarna misschien nog in een vriendenteam gaan voetballen. Maar de selectie is ook mijn vriendenteam, dus waarom zou ik stoppen? Ik ga dat pas doen als voetballen te veel tijd in beslag gaat nemen en het niet meer te combineren is. Ik heb twee zoontjes die voetballen. Jammer genoeg niet meer in hetzelfde team, maar ze trainen nu op dezelfde dagen dat ik dat ook doe. Zo zijn we niet meer alle dagen in de week van huis weg.’
Blijf je ook in de voetballerij iets doen als je straks gestopt bent?
Leonardo: ‘Ik zou best wel jeugdtrainer van mijn kinderen willen zijn. Heb dat vroeger ook gedaan toen ze jonger waren. Omdat ze nu niet meer in hetzelfde team zitten, zou ik moeten kiezen bij welk team ik iets zou kunnen doen. En kiezen wil ik niet. Alle twee mijn zoontjes zijn me even lief. Later zou ik me meer bezig willen houden met het begeleiden van spelers, al dan niet individueel, of een andere functie bekleden in de voetballerij. Zo kan ik mijn huidige werkzaamheden, het begeleiden van jongeren, combineren met mijn hobby. Misschien zal ik ooit wel eens assistent-trainer worden. Hoofdtrainer hoeft van mij niet per se, want dan ben je de hele week daarmee bezig. Dan kan ik nog net zo goed blijven voetballen, haha.’
Nog één ding tot slot: sinds vele jaren heb je de bijnaam Lady. Hoe ben je aan die bijnaam gekomen?
Leonardo: ‘Dat stamt nog uit de tijd toen ik nog een kind was. Mijn moeder noemde mij thuis altijd zo. Waarom ze dat deed, is me een raadsel. Ik zou het echt niet weten. Maar op het veld spreken mijn ploeggenoten me al vele jaren aan met die bijnaam. Zo kan ik altijd aan mijn moeder, die inmiddels overleden is, blijven denken. Mooi toch?’