Vandaag maken we kennis met Elmer de Vries, de voorbije twee seizoenen speler van Unitas uit Gorinchem, dit jaar actief bij derde divisionist TOGB uit Berkel en Rodenrijs. En sinds een paar jaar is hij een vaste waarde in het nationale elftal van Sint-Maarten, met inmiddels 16 interlands op zijn naam. Hoe hij bij TOGB terecht is gekomen, wat hij voor speler is, wat hij al dan niet mag van zijn trainer Jonathan Jonk en op welke manier hij international van Sint-Maarten is geworden; het zijn allemaal dingen die we van Elmer willen weten. We hebben hem gebeld en een afspraak met hem gemaakt, want Elmer was gaarne bereid op al onze vragen antwoord te geven.
Waarom ben je na twee seizoenen vertrokken bij Unitas?
Elmer: ‘Omdat ik toe was aan verandering en ook wel omdat ik dichterbij huis wilde gaan voetballen.’
En hoe kom je dan bij TOGB terecht?
Elmer: ‘Dat is eigenlijk begonnen met Youri de Winter, die ik goed ken en die al bij TOGB voetbalde. Die heeft mijn naam laten vallen bij trainer Jonathan Jonk. Die kende mij ook al, want als speler van het tweede elftal van SC Feyenoord voetbalde ik ooit tegen Katwijk 2, waar hij toen trainer was. Zo is het balletje gaan rollen. We hebben eerst met elkaar gesproken en uiteindelijk heb ik op de club een gesprek met hem gehad en waarbij ook bestuursleden van TOGB aanwezig waren. We waren er best wel snel uit en sindsdien voetbal ik bij TOGB.’
Dan kom je toch een beetje als vreemde eend in de bijt bij een club terecht waar nooit heel veel wisselingen zijn. Hoe gaat dat dan in de eerste weken?
Elmer: ‘Helemaal vreemd was ik niet, want ik kende naast Youri de Winter nog een paar andere spelers. Jordan Weegman en Railey Martijn onder meer. Zij zorgden dat ik me heel snel op mijn gemak voelde. Alle andere spelers zorgden daar trouwens ook voor. De meesten kenden me nog van de wedstrijden die ik vorig seizoen met Unitas tegen TOGB had gevoetbald. Ik heb me geen moment ongemakkelijk gevoeld. Ben heel snel in de groep opgenomen.’
En speltechnisch? Hoe vind je dan je plekkie?
Elmer: ‘Door heel veel met elkaar te trainen en ook door te praten met de trainer. Je moet het natuurlijk zelf afdwingen, maar je moet wel weten hoe er gespeeld moet worden en wat er van je verwacht wordt.’
Wat werd er van jou verwacht?
Elmer: ‘Daar heb ik een aantal gesprekken over gevoerd met de trainer. Die kende mij nog als die snelle rechtsbuiten van Feyenoord 2. Hij wilde dat ik acties maakte, zeker op de helft van de tegenstander. Op eigen helft moeten we van hem zakelijk voetballen, niet veel risico’s nemen. Maar aan de andere kant van de middenlijn mogen we allemaal ons ding doen, het naar eigen inzicht invullen. Natuurlijk moeten posities bezet blijven, maar acties mogen we maken.’
Hoe is dan de afstemming met je ploeggenoten? Ik kan me niet voorstellen dat jullie op de helft van de tegenstander allemaal naar voren stormen.
Elmer: ‘Niet allemaal, nee. Maar op de helft van de tegenstander doen Mohamed El Yakoubi en ik het als voorhoedespelers natuurlijk niet alleen. Er is altijd aansluiting. Met rechtsback Figo Eijgenraam en middenvelder Jay Zandbergen vorm ik steeds een driehoek, die constant in beweging is. De ene keer stoomt Figo aan de buitenkant op, trek ik naar binnen en beweegt Jay eromheen, de andere keer ben ik meer naar de zijkant van het veld, zodat Figo er binnendoor langs kan. Zo gaat het in het hele elftal. Constant zijn we in beweging, overal op het veld zijn we met elkaar bezig. Met z’n allen moeten we proberen onvoorspelbaar te zijn, zodat de tegenstander nooit grip op ons krijgt.
Onvoorspelbaar zijn. Dat moet jou op het lijf geschreven zijn.
Elmer: ‘Dat is op mijn lijf geschreven, want zelf ben ik ook onvoorspelbaar. Van mijn acties en van mijn snelheid moet ik het hebben. Zo mogen voetballen, daar voel ik me goed bij. Bij TOGB kan ik met plezier voetballen en dat is me veel waard. Ik mag acties maken. ik hoef niet met mijn directe tegenstander helemaal mee naar de eigen achterlijn om te verdedigen. Maar ik moet natuurlijk wel ander verdedigend werk doen, zoals de passlijnen dichtlopen en me op andere wijze positioneel goed op stellen. Coaching daarbij is heel belangrijk en dat wordt ook gedaan. De ene keer hoef ik dan niet met mijn directe tegenstander mee als hij ten aanval trekt, omdat het bij ons verdedigend goed staat. De andere keer moet ik wel met hem mee. Je moet dat goed inschatten, want als ik hem een paar keer laat lopen met een tegendoelpunt als gevolg, dan kan ik op de bank plaatsnemen, vermoed ik. Helemaal goed gaat het nog niet altijd. Wat dat betreft moet ik me nog wel verder ontwikkelen. Maar daar wordt aan gewerkt, haha.’
Tussendoor ben je ook al een paar keer op pad geweest met het nationaal elftal van Sint-Maarten. Hoe is het gekomen dat je daarbij zit?
Elmer: ‘Een paar jaar geleden wist ik niet eens dat Sint-Maarten een nationaal elftal heeft. Nee, echt niet. Dat is veranderd omdat Smally Lake daar voetbalt. Die ken ik goed en hij mij ook. Hij wist dat mijn moeder uit Sint-Maarten komt en heeft ervoor gezorgd dat ik een keer mee mocht trainen in Den Haag. Dat beviel goed, wederzijds. We zijn inmiddels meer dan twee jaar verder en heb ik al een flink aantal interlands gevoetbald. Heerlijk is dat. We hebben vorig seizoen best wel goed gepresteerd want hoewel iedereen ons vooraf zag als de gedoodverfde degradant in de Nations League, hebben we ons weten te handhaven. Jammer alleen dat we niet geloot hebben om wedstrijden tegen Curaçao te voetballen, waar Dick Advocaat trainer is. Dat had ik graag mee willen maken. Maar voetballen tegen Puerto Rico, Aruba en Haïti, daar is ook niks mis mee. Helaas spelen we alleen uitwedstrijden omdat een orkaan jaren geleden veel schade heeft aangericht aan het stadion. Dat is nog niet hersteld.’
Is het niet dodelijk vermoeiend om iedere keer weer in het vliegtuig te zitten om met Sint-Maarten te gaan voetballen?
Elmer: ‘Het is twaalf uur vliegen en toen we een keer in Jamaica moesten verzamelen, zat ik zelfs dertien uur in het vliegtuig. Maar dat heb ik er graag voor over. Het is geweldig mooi om voor Sint-Maarten te voetballen. Dat maakt me ontzettend trots.’
Hoe is dat te combineren met TOGB? Want je bent natuurlijk in een seizoen wel een paar keer op pad met Sint-Maarten.
Elmer: ‘Ik mis dan natuurlijk competitiewedstrijden van TOGB. Als ik een dag of tien weg ben geweest en de jongen die op mijn plaats heeft gevoetbald het goed gedaan heeft, die wordt er dan natuurlijk niet meteen weer uitgehaald. Dan moet ik knokken om mijn plekkie in het elftal terug te krijgen. Dat maakt het ook weer mooi, want zo moet ik altijd scherp zijn, altijd laten zien wat ik kan.’
Wat zijn je persoonlijke ambities?
Elmer: ‘ik ben 23 jaar en het profvoetbal heb ik nog altijd niet uit mijn hoofd gezet, hoewel ik wel besef dat de tijd gaat dringen. Als dat toch niet gaat lukken, dan wil ik op amateurniveau zo hoog mogelijk voetballen. Bij een mooie club in de Tweede Divisie bijvoorbeeld. Maar voetballen bij TOGB is ook geen straf, hoor. Ik heb toch al verteld hoe goed ik het daar naar mijn zin heb?’
Waar ligt de lat voor de club? Wat is het doel?
Elmer: ‘Voor aanvang van de competitie hebben we als doel gesteld de top 5 aan te vallen. Maar het gaat zo voortvarend, dat we dat doel inmiddels bijgesteld hebben. We willen hoger eindigen, gaan voor een periodetitel. Hopelijk gaat dat lukken.’