Toen we hem belden met de vraag of we een Oude Glorieverhaal met hem mochten maken, stemde hij onmiddellijk in. ‘Kom maar meteen langs, ik ben vanmiddag toch op de club’, zei de 82-jarige Arie Blok aan de telefoon. Dat is hij wel vaker. Vier, vijf dagen in de week is hij bij zijn club aan de Oldegaarde. Zonder te overdrijven kunnen we hem mister COAL noemen. Voor zijn jarenlange inzet voor de club is hij in 2019 door de KNVB tot lid van verdienste benoemd, door de club eerder al tot erevoorzitter en begin 2023 is hij koninklijk onderscheiden. Dat alles ligt niet in onze macht om zoiets te doen, maar met dit verhaal kunnen we Arie wel weer eens in het zonnetje zetten, want dat verdient hij wel.
Bij COAL is hij op 9-jarige leeftijd lid geworden, en nu, 73 jaar later, is hij dat nog steeds, hoewel hij lang geleden ook een jaartje bij Overmaas heeft gevoetbald. Sinds 1982 is hij bovendien voorzitter van COAL. We nemen dus aan dat hij veel te vertellen heeft. Eenmaal aangeschoven aan tafel in het clubhuis is Arie makkelijk in de omgang, zoals we hem al heel lang kennen. Overal kan over gesproken worden, geheimen heeft hij niet. Eén eis heeft hij wel, zo blijkt als de foto genomen moet worden die boven het verhaal komt te staan. Arie staat erop dat die foto genomen wordt voor het schilderij aan de muur, dat in één beeld de ontstaansgeschiedenis van COAL samenvat. Op de voorgrond zijn een paar voetbalvelden te zien en ook de COAL-kantine, op de achtergrond staat het kantoor van de Steenkolen Handelsvereniging aan de Maas in Rotterdam, in het Engels Coal Trading Association. COAL dus, Aries club.
Wanneer ben je lid geworden van COAL en waarom werd het juist deze vereniging?
Arie: ‘Negen jaar was ik. Eerder kon in die tijd niet. Maar COAL was toen al vooruitstrevend, want jongere jeugd mocht op de woensdagmiddagen bij de club komen trainen. In die dagen was Jan van der Woude de bevlogen voorzitter van COAL en die verzorgde elke woensdagmiddag die trainingen aan de kleintjes. Natuurlijk was ik altijd present en toen ik negen jaar was, mocht ik eindelijk lid worden, net als al mijn vriendjes uit de Bonaventurastraat hier vlakbij. Iedereen die in die straat woonde en wilde gaan voetballen, ging dat bij COAL doen. Ik ook dus. Jaren later speelden er zes of zeven jongens, die in die straat woonden, bij COAL in het eerste elftal.’
Jij ook?
Arie: ‘Ik heb het eerste ook gehaald, ja. Toen ik achttien jaar was mocht ik van de toenmalige trainer Jan Bens meedoen in een doordeweekse wedstrijd. Een aantal eerste elftalspelers zat toen in militaire dienst, dus de trainer, die vroeger nog jarenlang bij Feyenoord in het eerste elftal had gevoetbald, had door de week niet zo heel veel selectiespelers tot zijn beschikking.’
Wat voor voetballer was je?
Arie: ‘In de jeugd was ik op mijn best. Ik was toen best wel een technische en ook snelle aanvaller. Linksbinnen was ik, een positie die nu allang niet meer bestaat. Mijn vriendjes waren iets ouder als ik en voetbalden in een andere leeftijdscategorie, maar soms mocht ik met hun elftal meedoen van hun trainer. Toen ik ouder werd, bij de senioren, nam mijn snelheid trouwens wel af.’
Heb je lang in het eerste elftal gespeeld?
Arie: ‘Nee, een paar jaar maar. En toen ben ik naar Overmaas vertrokken. Bij die club heb ik een jaar in het derde gevoetbald.’
Waarom ging jij weg bij COAL?
Arie: ‘Omdat het eerste elftal in die dagen uiteen dreigde te vallen en een paar van mijn beste vrienden naar andere clubs vertrokken. Aad Valk ging naar Neptunus, John van Dinter vertrok ook en andere jongens wilden ook weg. Ik was inmiddels getrouwd en een stiefbroer van mijn vrouw voetbalde bij Overmaas. Dat was een fijne club, zei hij. Naar die club ben ik toen vertrokken, maar omdat ik daar al vrij snel tegen een zware blessure aanliep, heb ik bij Overmaas, toen ik hersteld was, in het derde gevoetbald, samen met onder meer Maarten Mulder. Dat was een vreselijk goede voetballer, die later nog furore maakte bij Overmaas in het eerste elftal. Maar toen zat ik alweer bij COAL.’
Je bent dus niet lang bij Overmaas gebleven.
Arie: ‘Nee, één seizoen maar en toen ben ik terug naar COAL gegaan.’
Waarom?
Arie: ‘Omdat ik toen eigenlijk ook al een COAL-jongen was en mijn club niet langer in de steek wilde laten. Andere jongens die weggegaan waren, keerden ook terug, zoals onder meer Aad Valk. Die ging weer in het eerste voetballen. Ik in het tweede.’
Wanneer ben je bij COAL dingen naast het voetbal gaan doen?
Arie: ‘Dat was in de jaren ’70. De toenmalige voorzitter Arie van Aken vroeg aan mij of ik bij het eerste elftal dingen wilde gaan organiseren. Dat elftal speelde in de eerste klasse, destijds het hoogste niveau in het amateurvoetbal. COAL heeft twee jaar achtereen op dat niveau gevoetbald en in die jaren was ik elftalleider van die ploeg. In die tijd ben ik ook bestuurslid geworden en in 1982 voorzitter. Dan ben ik nu nog altijd, maar ik moet er wel bij zeggen dat ik er een paar jaartjes uit geweest ben, vanwege gezondheidsredenen.’
Als je meer dan 40 jaar voorzitter bent, dan moet je veel leuke dingen meegemaakt hebben. Wat waren voor jouw hoogtepunten, dingen die je altijd bijgebleven zijn?
Arie: ‘Dat is zonder meer het honderdjarig jubileum in 2019. Dat was een grandioos feest, het absolute hoogtepunt. Heel mooi om COAL-mensen te zien van vroeger, die op die dag allemaal terug waren. Dat was bij eerdere jubileumfeesten, bij het 65-jarig en 80-jarig bestaan trouwens ook zo. Ook dat waren onvergetelijke dagen. Maar ook de band met de selectie al die jaren is ook iets wat ik wil benoemen. Ik heb altijd een heel goede band gehad met spelers. Dat stamt natuurlijk uit de tijd dat ik elftalleider was. Ik was toen één van hen. Maar ook nu nog is dat het geval. Als ze moeten voetballen, ben ik er altijd, ook bij uitwedstrijden. Dan spreek je natuurlijk iedereen. Ik ken elke speler.’
En noem eens een dieptepunt in al die jaren dat je voorzitter bent.
Arie: ‘Dan hoef ik niet ver terug in de tijd te gaan. Het absolute dieptepunt is dat we dit seizoen niet meer in Zuid I voetballen, maar door de KNVB zonder enige voorkennis ingedeeld zijn in West I. We moeten gaan voetballen in Amsterdam en omstreken! Die indeling kwam totaal onverwacht en viel ons rauw op het dak. We hebben de laatste twee seizoenen in Zuid gevoetbald en daar waren we heel blij mee. Qua prestaties met twee degradaties op rij hebben we het niet zo goed gedaan, maar wat betreft al het andere was het prima. In Brabant hadden we het echt heel goed naar onze zin en we waren ervanuit gegaan dat we dat als zondagclub nog lang konden gaan doen. Maar dat is dus niet het geval. We moeten naar Amsterdam, naar Zaandam en naar andere clubs daar in de buurt. We hebben geprotesteerd bij de KNVB, gevraagd of we weer in Zuid I konden voetballen, we hebben de KNVB erop gewezen dat er in Zuid vierde klassen zijn met een oneven aantal ploegen, waar wij dus gewoon bijgezet kunnen worden. De vierde klasse A in Zuid I telt 11 ploegen. Waarom kunnen wij daar niet de twaalfde ploeg zijn? Wat we ook geprobeerd hebben, de KNVB hield halsstarrig vast aan de indeling die ze gemaakt hadden. Dat is tegen onze wil, tegen de wil van onze leden, maar daar veranderen we dus helemaal niks aan. Die kortzichtigheid van de bond, de onwil van hen om een wijziging aan te brengen is misschien wel de doodsteek voor onze vereniging.’
Zoveel verder dan Brabant is de omgeving van Amsterdam toch niet?
Arie: ‘De reistijden zullen toch aanzienlijk langer zijn, met al die drukte in het verkeer, vermoed ik. Dat is al niet leuk, maar dat is het punt nog niet. Het gaat erom dat we in Brabant hele goede contacten opgebouwd hadden met ploegen en met mensen daar. We hebben zelfs een paar selectiespelers die in Brabant wonen. Dat goede gevoel dat we in Brabant hadden opgebouwd, die wederzijdse warme band die er ontstaan is, is met één veeg van de pen door de KNVB om zeep geholpen. Gaan wij in Amsterdam en omgeving dezelfde gastvrijheid en vriendelijkheid opbouwen die we in Brabant gewend waren geraakt? Ik waag het te betwijfelen. We hebben de KNVB bedolven onder de mails en de schriftelijke verzoeken, maar er is niets veranderd. De KNVB zegt altijd dat ze er voor de clubs zijn, maar dat is dus niet zo. Dit is echt het grote dieptepunt van alle jaren dat ik nu bij COAL in de weer ben. En dan is er nog iets dat me dwars zit. We hadden tot en met vorig seizoen een florerende jeugdafdeling. De jeugdcoördinator is vertrokken naar BZC/Zuiderpark. Dat kan gebeuren, maar met hem zijn er drie, vier jeugdelftallen ook naar BZC gegaan. Dat voelt als een mes in je rug. Dat betekent dat we bij COAL feitelijk van voor af aan kunnen beginnen.’
Zie je het nog wel zitten?
Arie: ‘Waar is de tijd gebleven dat we heel veel COAL’ers in het eerste elftal hadden staan, spelers die hier al in de jeugd voetbalden en later dat als veteraan nog altijd blijven doen? Jongens als Ronald Snijders, Ed Talman en spits Nico van Loon bijvoorbeeld. Ze zijn er nog wel, bijvoorbeeld de gebroeders Kahrovic, maar dat zijn uitzonderingen. Spelers zijn veel minder clubgebonden dan vroeger. Ik ben best met mijn tijd meegegaan, maar het is zoveel anders dan vroeger. Eerlijk gezegd denk ik dat het steeds moeilijker wordt om als club het hoofd boven water te houden. Financieel staan we er heel goed voor, wat dat betreft hoeven we ons geen zorgen te maken, maar gezien deze twee dingen die onlangs gebeurd zijn, ga ik me toch zorgen maken. Dat betreft ook het aantal vrijwilligers en kaderleden. Dat wordt steeds moeilijker om die te vinden en de mensen die wel bereid zijn om iets te doen, hebben eigenlijk tijd te kort. Ze hebben een gezin, werk, voetballen zelf nog en om dan nog iets voor COAL te gaan doen, is dat al snel een te zware belasting. Dat is niet alleen bij COAL zo, dat is bij meer clubs het geval. Ik ben 82 en hoop het nog een tijd vol te houden en zal mijn beste beentje voor blijven zetten, maar ik heb al veel generatiegenoten zien afhaken. Ze zijn overleden, dementerend of hebben lichamelijke klachten, waardoor ze niet meer kunnen komen. Gezien al deze dingen vraag ik me wel eens af hoe COAL er over vijf jaar voorstaat. Hopelijk nog altijd goed, maar als dan de KNVB doof is voor je wensen en er plots heel veel jeugd vertrekt, als er steeds minder mensen opstaan om iets te gaan doen, dan heb ik daar soms een zwaar hoofd in. Hopelijk maak ik me teveel zorgen, want er zijn hier echt wel jonge mensen opgestaan die dingen zijn gaan doen.’
Vervelend voor een echte clubman en topvoorzitter. Jammer dat het zo moet lopen. Ik denk echter niet dat het probleem van de club in Zuid 1 of West 1 ligt maar aan de mensen die nu aan het roer staan van de O23. Dat elftal is wederom gestaakt evenals de O23 van Rijnmond HS (zelfde organisatie). Dat brengt de club momenteel meer schade toe lijkt het.