Hij begon met voetballen bij Rijnmond Hoogvliet Sport, maar vertrok als B-speler naar Spijkenisse, waar de jeugd op een hoger niveau voetbalde. Nadat hij bij Spijkenisse de hele verdere jeugdopleiding doorlopen had, was hij een paar jaar selectiespeler, maar een blijvende vaste waarde werd hij niet. Hij vertrok naar Brielle, keerde na 1 seizoen alweer terug bij Spijkenisse, ging twee jaar later opnieuw naar Brielle, maar dat was het toch niet helemaal. Na een seizoen vertrok Jazzy Adams wederom bij Brielle. Wat nu, dacht hij toen. Zwaluwen in Vlaardingen werd zijn nieuwe club en nu, vijf jaar later, voetbalt hij daar nog altijd. Waarom hij het zolang volhoudt bij Zwaluwen, hoe hij er terecht kwam en hoe het nu gaat met hem, dat zijn allemaal dingen waar we meer over willen weten. Jazzy was daartoe gaarne bereid. Bij hem thuis in Capelle vertelt hij alles wat we willen weten.
Na Spijkenisse, Brielle, wederom Spijkenisse en nogmaals Brielle was het kennelijk moeilijk om je draai te vinden en je te hechten aan een club. Waarom ben je in die periode zo vaak van club gewisseld?
Jazzy: ‘Het eerste seizoen dat ik bij de selectie kwam als jong ventje maakte ik regelmatig mijn minuten. Peter Wubben was de trainer van Spijkenisse, ook toen al. Hoewel ik weinig werd opgesteld, heb ik wel heel veel van Wubben geleerd. Hij was altijd bezig met me. Waar ik moest lopen. Hoe ik me aan moest bieden. Wanneer ik diep moest gaan. Allemaal dingen die ik van hem geleerd heb. Hij stuurde mij vaak filmpjes op van andere spitsen. ‘Kijk eens hoe die beweegt, waar die naar toe loopt’, zei hij er dan bij. In de bus naar een uitwedstrijd ging hij eens naast me zitten en vroeg aan mij welke spits ik goed vond. Thierry Henry was mijn antwoord. Dat was een spits zoals ik ook graag zou willen zijn. Henry heeft natuurlijk veel meer voetballende kwaliteiten dan ik, maar zijn speelstijl komt wel overeen met hetgeen ik graag wil doen als spits. Peter Wubben stelde me niet vaak op, maar ik ben hem wel dankbaar voor zijn wijze lessen.’
Als je een trainer hebt die zoveel energie in je steekt, die het blijkbaar in je ziet zitten, waarom ben je dan toch vertrokken bij Spijkenisse?
Jazzy: ‘Het jaar waarin ik dacht het te gaan maken werden Peter de Lange en Kees Tol aangetrokken, twee spitsen. Twee jongens dus voor de positie waar ik speelde. Met hen moest ik de concurrentie aangaan voor een basisplek. In de eerste helft van het seizoen lukte dat niet, daarna wel. In de tweede seizoenshelft speelde ik vaker en scoorde uiteindelijk 12 keer. Maar toen had ik mijn keuze al gemaakt. Mijn nieuwe club werd Brielle, een eersteklasser, een club waar ik veel zou gaan spelen, zo dacht ik.’
Was dat ook zo?
Jazzy: ‘Ik scoorde in een van de eerste wedstrijden die ik er voetbalde. De volgende twee wedstrijden scoorde ik ook, maar trainer Ben Spork zette mij daarna op de bank. Toen ik hem vroeg waarom ik niet speelde, kreeg ik als antwoord dat ik arrogant was. De klik met de trainer is er daarna nooit geweest en na dat seizoen ben ik teruggegaan naar Spijkenisse, waar ik in ieder geval een trainer trof die wel tijd en energie in me stak.’
Maar dat werd geen succes.
Jazzy: ‘Nee, dat werd het inderdaad niet. In een wedstrijd tegen Sparta kwam ik na een duel met Thomas Verhaar ongelukkig op de grond terecht. Meteen veel pijn in de knie. Daar heb ik lang mee getobd. Na inspanningen werd mijn knie iedere keer weer dik. Omdat dat bleef duren, zijn er uiteindelijk foto’s gemaakt en toen bleek dat ik al die maanden met een gescheurde meniscus had rondgelopen. Een kijkoperatie volgde en pas daarna verminderde het lichamelijk ongemak. Maar al met al was ik dus wel een jaar kwijt.’
En toen vertrok je weer naar Brielle?
Jazzy: ‘Toen speelde ik wel veel. Stanley Rieborn was trainer en in het veld was Lex van Dommelen de baas. Een mooi jaar was dat. Brielle is een leuke club, de spelersgroep was leuk, maar ik was toch ook wel veel geblesseerd en miste dus regelmatig wedstrijden. Het werd niet wat ik ervan gehoopt had en dat vond de club eigenlijk ook. Na dat seizoen namen we afscheid van elkaar.’
En toen kwam Zwaluwen om de hoek kijken. Hoe ben je bij die club terecht gekomen?
Jazzy: ‘Op VoetbalRotterdam verscheen een berichtje dat ik bij Brielle zou gaan vertrekken. Niet lang daarna belde Stefano Gonçalves, die ik nog kende van Spijkenisse en waarmee ik altijd contact had gehouden. Hij zou bij Zwaluwen gaan voetballen. ‘Waarom ga je niet met mij mee naar Zwaluwen’, vroeg hij aan me. Volgens hem zou ik daar goed passen. Stefano had gelijk, want ik ben er nooit meer weggegaan. Dit is mijn vijfde seizoen bij Zwaluwen en alle jaren heb ik het reusachtig naar mijn zin gehad. En ik speelde alles, ook niet onbelangrijk, haha.’
Wat zijn de redenen waarom je het al zo lang volhoudt bij die club?
Jazzy: ‘Naast Stefano en mij waren er vier jaar geleden nog veel andere nieuwkomers bij Zwaluwen. Dat had toch wel een gat op te vullen, want veel spelers waren er vertrokken. Al die nieuwe jongens kregen eigenlijk maar één opdracht mee: vanaf het begin alles opbouwen en op die manier een sportieve basis leggen voor een langdurig verblijf in de hoofdklasse, tegenwoordig de Vierde Divisie. Dat is gelukt en steeds zetten we stapjes. Eerst was het handhaven, vervolgens werden we een middenmoter en tegenwoordig kijken we omhoog. De spelersgroep is geweldig, voelt echt als een team. En met Henk de Zeeuw hadden we een bevlogen trainer, die er een aanvallende speelwijze bij ons inramde. In alle trainingen en in alle wedstrijden lag altijd de nadruk op afjagen, hoog druk zetten en aanvallen. Met Henk klikte het. Spelers gingen door het vuur voor hem. En nu met Luigi Bruins is daar niets aan veranderd. Ook voor hem gaan we door het vuur.’
Is met Luigi Bruins aan het roer de speelstijl veranderd?
Jazzy: ‘Niet veel, hooguit op een paar details. Henk paste zich regelmatig aan aan tegenstanders, Luigi Bruins gaat meer van onze kracht uit. In de manier van trainen is wel het een en ander veranderd. Bij Henk deden we veel dingen zonder bal, bij Luigi doen we alles met een bal.’
Wat hebben jullie als spelersgroep, samen met de technische staf afgesproken? Hoe hoog ligt de lat dit seizoen?
Jazzy: ‘Wij hebben samen uitgesproken dat we met de huidige spelersgroep in staat zouden moeten zijn om het kampioenschap te spelen. Dat vinden wij en het is niet zo dat het bestuur dat van ons eist. Wij leggen die lat zelf zo hoog. Wij vinden dat we de spelers in huis hebben om kampioen te worden. We hebben een hecht team en vooral dat maakt het samen voetballen zo leuk. Er is niemand die er individueel bovenuit steekt, we doen het allemaal samen. We kennen elkaars sterke en zwakke punten, trainen daar heel erg veel op en zo leren we elkaar nog beter kennen en kunnen er in wedstrijden ons voordeel mee doen.’
En jouw rol als spits. Is dat alleen maar scoren of heb je nog andere taken in het veld?
Jazzy: ‘Scoren is een doel ja, maar het afjagen voorin begint bij mij. Ik geef het teken wanneer we de tegenstander op gaan jagen en dan gaat iedereen daarin mee. Allemaal, niemand uitgezonderd. Want als er eentje verzaakt, dan heeft het afjagen geen enkele zin. Ook hier trainen we heel veel op. Trainingen zijn dus heel vaak wedstrijdgericht en dus altijd leuk. Ik ga er altijd met veel plezier heen.’
Je bent trouwens niet altijd spits geweest. Van René Loendersloot, je jeugdtrainer bij Spijkenisse, hoorden we dat je in de B2 een verdediger was.
Jazzy: ‘Dat klopt. Ik was toen een pittige voorstopper, een echte spitsenvreter. Ik gaf me nooit gewonnen en tegenstanders kwamen me in elk duel een paar keer tegen. De B2 was een grandioze lichting, met jongens zoals Etiën Mariana en Robert Michilsen. Ik werd vijf keer achter elkaar kampioen, vanaf de B tot en met het eerste jaar bij het eerste.’
Hoe ben je dan spits geworden?
Jazzy: ‘Dat was op een toernooi met de A1, in de voorbereiding. Danny Coppenrath, onze vaste spits was geblesseerd en Marcel Coppenrath, Danny’s vader en trainer-coach van ons, zette mij dat toernooi in de spits. Ik maakte zes of zeven doelpunten. In de competitie was ik ook spits. Ik scoorde dat seizoen 32 keer in de A1.’
Wat voor spits ben je? Ben je een soort Thierry Henry?
Jazzy: ‘Haha, ik heb 14 als rugnummer, het nummer dat Henry ook had, maar meer overeenkomsten zijn er niet. Ik heb geen acties, geen scharen, geen akka’s of andere trucjes. Ik ben snel en wendbaar. Je kunt me in de diepte aanspelen, maar ook in de voeten, met een verdediger in mijn rug. Mijn medespelers weten dat, dus ik moet daar voortdurend op anticiperen. Wanneer moet ik diep gaan? Waar moet ik lopen. Hoe moet ik me aanbieden? Wanneer moet ik een pas op de plaats maken? We hebben er dit seizoen weer een paar nieuwe jongens bijgekregen en in de voorbereiding hebben we het samenspel weer moeten fine tunen. Maar het gaat steeds beter en ik zie de toekomst met vertrouwen tegemoet. We zijn de competitie goed begonnen. Eigenlijk doen we dat elk jaar wel. Alleen moeten we het nu eens een keer helemaal tot het einde toe volhouden. Ik denk echt dat dit moet lukken.’