Enkele weken geleden had ik een langdurig maar ontzettend gezellig gesprek met een oud-voorzitter van een voetbalvereniging in een klein plaatsje tussen Gorinchem en Vianen. Hij werkte tijdens zijn dienstbare leven tientallen jaren bij dezelfde werkgever, die ik heb. We hadden elkaar eind jaren zeventig van de vorige eeuw voor het eerst ontmoet toen ik een wedstrijd floot van het A1-juniorenelftal van zijn club tegen een – toen de match eenmaal gespeeld was – gelijkwaardig team uit het nabijgelegen strekdorp Hei- en Boeicop. Na afloop vertelde hij mij dat ik hoogstnoodzakelijk naar de kapper moest en aan mijn imago moest werken. ‘Voor de rest’ – zo lachte hij – ‘zit het wel snor met jou’. Mijn lange haren gingen eraf. Subiet.
Vrijwel elk seizoen dat ik op de velden actief was zochten we elkaar minstens een keer of drie à vier op. Om bij te praten. Om gedachten uit te wisselen. Om elkaar om raad te vragen. Om op de hoogte te blijven van de voortgang van de sportieve en maatschappelijke stappen die we allebei ondernamen. En om uiteraard om over voetbal te praten.
Hij was in de jaren tachtig en negentig, tot een auto-ongeluk hem ertoe noopte een stapje achteruit te doen, leidsman en aanspreekpunt van zijn voetbalvereniging. Daarna namen anderen het van hem over, maar hij bleef onlosmakelijk verbonden met de lokale voetbalgemeenschap. En nam zitting in een soort van denktank. Of zoals hij dat omschreef ‘een select groepje oude zeurpieten’. Die op uiteenlopende en vooral verrassende wijzen gevraagd en ongevraagd advies gaven aan het bestuur en commissies.
Hij vertelde bijvoorbeeld dat het op een bepaald moment tijd was – toen het clubgebouw en de kleedkamers gerenoveerd moesten worden om aan nieuwe duurzaamheidseisen te voldoen – om dan meteen ook maar ook op het gebied van de logistiek te gaan moderniseren. De club had daar hard voor gespaard en ‘als er dan toch van alles en nog wat werd aangepakt, waarom dat dan ook niet?’, vond hij. Men schafte (met behulp van extra toegestopt sponsorgeld) nieuwe belijningsapparatuur aan, er kwam een nieuwe maaimachine, verticuteerapparaten werden vervangen en de club schafte een 12-persoons transporter aan. “Altijd handig om mee naar uitwedstrijden te gaan als ouders niet konden rijden”. Maar ook werd een cluppas-systeem ingevoerd, waarmee onder andere in de kantine betaald kon gaan worden. Bezoekers konden voortaan alleen maar met pinpas betalen waardoor de kans op diefstal en inbraak in het clubgebouw vrijwel nihil werd. “Dat kwam me te vaak voor en zorgde voor onnodige toestanden.” Hij was kartrekker van de innovatiecommissie, die dit alles mogelijk moest maken.
Eind 2022 echter moest hij terugtreden. Hij kreeg, net als ik, eerst een kleine en later een grote tia. Het praten ging hem niet meer zo gemakkelijk af. En hij werd minder mobiel. Er was iets kapot in de hersenen, zo beschreef hij dat. Ik besefte dat ik wat dat betreft het beter getroffen had, ofschoon ook voor mij wat dingen zijn veranderd. Maar waar hij het meeste over viel was dat hij niet meer actief kon zijn voor zijn vereniging. En toen viel het me vooral op dat hij het niet meer over zijn vrouw, zijn drie kinderen en inmiddels vijf kleinkinderen had. Zij maakte altijd deel uit van onze gespreksonderwerpen.
Toen ik hem daarop wees zei hij dat dat ‘voor dit moment heel erg moeilijk voor hem was’. “Er is namelijk nog iets bij mij ontdekt en dat heeft heel veel impact op iedereen om mij heen. Ik praat er liefst nu niet over.”
Mijn voetbalvriend bleek een tumor in de hersenen te hebben. Bij een MRI-scanonderzoek in juli van dit jaar ontdekt. “Een snelgroeiende. En kwaadaardige.” Toen hij ook meteen maar met de opmerking kwam dat hij nog maar een paar maanden te leven had werd ik – meestal toch niet zo om woorden verlegen – er wel even stil van. Nadat ik voor ons allebei een derde kopje koffie had gehaald en het even op me in had laten werken vervolgde hij zijn relaas met de verwachting dat hij niet kon voorspellen of er nog wel een volgend gesprek tussen ons in zou zitten. Hij bracht snel het gesprek op een ander onderwerp, zodat we toch nog met enkele lachsalvo’s tussendoor op leuke dingen konden terugkijken.
Afgelopen zaterdagochtend kreeg ik bericht dat hij was gestorven. In het bijzijn van de meeste familieleden die ik hiervoor al heb beschreven. Thuis. Hij heeft zelf het moment van overlijden voor zich bepaald. “Als je ooit nog wat over ons prettige contact iets wilt schrijven vermeld dan ook alsjeblieft dat ik vind dat men er alles aan moet doen om ervoor te zorgen dat de maatschappij niet zo verhardt dat er mensen door buitenspel gezet worden. Ik heb er altijd voor willen zorgen dat iedereen welkom is. Ook bij ons op de club. Dat mag niet veranderen. Want als dat gebeurt dan heeft mijn leven geen zin gehad.”
Bij deze, ter nagedachtenis van. Het gaat je daarboven goed, vriend. Je verdient het!
Oud-amateurscheidsrechter en sportcolumnist Egbert Egberts gaat wekelijks op zoek naar bijzondere verhalen van vrijwilligers, zoals arbiters en clubmensen, of gebeurtenissen in het voetbal voor VoetbalRotterdam. En doet daar op een luchtige manier verslag van in ‘Buitenspel’. Reageren mág!