Hij voetbalde bij SHO, Papendrecht, ASWH, SHO, Piershil en werd na een nieuwe terugkeer bij SHO, waar hij met vrienden in het derde ging voetballen, door de toenmalige hoofdtrainer Sander Fakkel van stal gehaald om nog een paar wedstrijden in het eerste mee te doen. Nu is Geert Bakker 41 jaar en willen we met hem in het kader van Oude Glorie terugkijken op zijn voetballoopbaan, waarin hij vele ups en toch ook wel een paar downs heeft meegemaakt. Openhartig gaat Geert met ons terug in de tijd.
Je bent geboren en getogen in Oud-Beijerland en op jonge leeftijd bij SHO gaan voetballen. Hoe oud was je toen je in het eerste elftal debuteerde?
Geert: ‘Zeventien. Barry Schipper was toen trainer van SHO. Die liet me als invaller meedoen in een doordeweekse wedstrijd om de RD-Cup, uit bij HOV. Bij die ene wedstrijd in het eerste bleef het lange tijd. Af en toe speelde ik als invaller nog wel eens een paar minuten, maar pas onder Hans Maus, twee jaar later, maakte ik mijn basisdebuut. Het eerste elftal had de eerste competitiewedstrijd tegen ASWH gevoetbald en in die wedstrijd waren een paar voorhoedespelers geblesseerd geraakt. Ik was in het tweede elftal ingedeeld. Na die wedstrijd werd er door de week een oefenwedstrijd tegen Excelsior gespeeld, waarin ik mee mocht doen. Mijn directe tegenstander in die wedstrijd was Michel Bastos, die later nog bij Feyenoord heeft gevoetbald. Ik scoorde. De volgende competitiewedstrijd was thuis tegen Barendrecht en ik stond in de basis. Ik scoorde weer. We wonnen met 4-0. Daarna ben ik bij SHO nooit meer uit het eerste elftal verdwenen. Ik speelde alles.’
Toch was dat debuut redelijk laat, vind ik. Waarom was dat niet eerder gebeurd? Was je in de jeugd niet zo goed dat je erbovenuit stak?
Geert: ‘Ik heb bij SHO in de B2 gevoetbald, niet in de B1. Toen ik bij de A1 kwam, begon ik op de bank. De eerste wedstrijd dat ik mee mocht, scoorde ik twee keer als invaller. De week daarop begon ik weer op de bank, maar scoorde als invaller weer twee keer. Vanaf dat moment is het vlotter gegaan en liet Barry Schippers me debuteren. Maar zoals gezegd, pas in het tweede jaar dat Hans Maus trainer was bij SHO, werd ik echt basisspeler. SHO was het jaar daarvoor kampioen geworden en naar de hoofdklasse gepromoveerd.’
Hoe was dat jaar in de hoofdklasse?
Geert: ‘Geweldig om mee te maken. Speelde je uitwedstrijden tegen IJsselmeervogels en Spakenburg met 2000 man op de tribune. Wij hadden een super elftal toen. Ik speelde samen met onder meer Jeroen Rijsdijk, Dennis van der Ree, Paul Verboom, Dennis Knüppe, Harvey Wijngaarde, Gene Overkleeft, Mark van der Hor en Brayton Biekman. Wij draaiden een geweldig seizoen en eindigden als debutant op de zesde plaats.’
Welke wedstrijd is je uit die tijd altijd bijgebleven?
Geert: ‘Dat was een paar jaar later, uit bij Spakenburg. In die tijd had ik veel last van psoriasis. Mijn armen stonden onder de rode vlekken. Door het thuispubliek van Spakenburg werd ik de hele wedstrijd uitgescholden en belachelijk gemaakt. Nadat eerder in de wedstrijd onze keeper Paul Verboom een penalty gestopt had, scoorde ik een paar minuten voor het einde de 0-1. Toen maakte ik met mijn armen een fuck off-gebaar naar het publiek. Toen waren de rapen gaar. Ze werden helemaal gek bij Spakenburg en na de wedstrijd moesten we rennen voor ons leven.’
In het seizoen 2008-2009 ben je bij Papendrecht gaan voetballen. Hoe kwam dat zo?
Geert: ‘Daar zit een heel verhaal aan vast. Het seizoen daarvoor hadden we al vroeg tegen Barendrecht gevoetbald, waar Jack van den Berg toen trainer was. Die benaderden mij al heel vroeg in het seizoen. Ze wilden dat ik bij hen kwam voetbalen. Maar ik heb dat altijd afgehouden. Ik vond het veel te vroeg in het seizoen om toen al te beslissen over het seizoen dat zou volgen. Uiteindelijk is het niet Barendrecht, maar Papendrecht geworden. Dat was uit veiligheid. Richard Middelkoop, die ik bij SHO als trainer een paar jaar had meegemaakt, was trainer geworden van Papendrecht en vooral vanwege hem ben ik naar Papendrecht gegaan. Richard was vertrouwd voor me en zo kwam ik in een niet helemaal vreemde omgeving terecht. Bij Barendrecht zou dat wel het geval geweest zijn. Achteraf gezien had ik misschien toch wel voor Barendrecht moeten kiezen, want ik had heel graag Jack van den Berg als trainer mee willen maken. Dat is er nooit van gekomen en dat vind ik wel jammer. Want Jack was veruit de beste trainer, als ik alle verhalen van anderen moest geloven. Of dat zo was, daar ben ik zelf nooit achter gekomen.’
Zijn er in die tijd meer clubs geweest die interesse toonden?
Geert: ‘Jazeker. Als je als jong ventje in de hoofdklasse voetbalt, destijds het hoogste amateurniveau in Nederland, dan kom je al snel in beeld bij clubs. Anderlecht en Lierse SK hebben wel eens naar me geïnformeerd. Maar dat leverde niks op. Bij Excelsior heb ik een tijd meegetraind, maar dat was echt helemaal niks. Ik was gehaald als linksbuiten, de positie waar ik in de hoofdklasse altijd speelde, maar de eerste keer dat ik met het eerste mee mocht doen, in een oefenwedstrijd door de week, zette trainer André Hoekstra mij op nummer 10. Daar had ik nog nooit gespeeld! Ik heb die wedstrijd als nummer 10 gespeeld, maar ik vond dat zo raar, dat ik al helemaal geen zin meer had om bij Excelsior te blijven. Bij FC Antwerp heb ik ook meegetraind, maar daar was het zo’n zooitje, dat ik het niet aantrekkelijk vond om daar te gaan voetballen. Alles was daar oud en versleten, ontzettend om te zien was dat. Ik heb ook twee weken bij Tranmere Rovers meegetraind, in hun voorbereiding op een nieuw seizoen. Daar was John Achterberg keeper en die heeft me opgevangen. Bij de Rovers trainde ik elke dag. Echt zwaar was dat, maar op zich ging dat wel goed. Ik mocht mijn stage met nog een derde week verlengen, maar dat heb ik toch maar niet gedaan. Ik zat in Tranmere helemaal in mijn uppie en alleen John Achterberg keek naar me om. Ik ben teruggegaan naar SHO en trof daar Arnold Scholten als nieuwe trainer van de club. Een ex-betaald voetballer, die zal dus wel weten hoe met mij om te gaan, zo dacht ik. Ik was door John Achterberg nog gewaarschuwd dat van vijf keer in de week trainen bij Tranmere Rovers naar twee keer in de week bij SHO, dat heel anders zou worden voor je lichaam. Ik moest dat heel doordacht moest doen, want anders zou ik blessures oplopen, zei hij. Ik dacht dat Arnold Scholten daar wel rekening mee zou houden. Nee dus. Die hield er helemaal geen rekening mee dat ik al twee weken dagelijks in de weer was geweest. Toch begonnen we met hem als trainer het seizoen heel voortvarend. We wonnen onze eerste wedstrijd met 4-1 uit bij Quick Boys. Dat was titelkandidaat nummer 1. Een week later, tegen titelkandidaat nummer 2 Lisse wonnen we ook. De derde wedstrijd tegen Barendrecht speelden we gelijk en daarna verloren we 9 wedstrijden op rij. En Scholten bleef voor elke wedstrijd die we gingen spelen maar zeggen dat hij een goed gevoel had. Ik was niet zo’n makkelijk ventje, dus op een gegeven moment botste dat. Ik had een gesprek aangevraagd met hem om te praten over de tactiek. Hij wilde 4-3-3 voetballen, maar ik dacht dat 4-4-2 voor ons op dat moment beter zou zijn. Met dat gesprek stemde hij in, maar dat vond nooit plaats. Dan heb je aan mij een slechte. Er kwam een flinke discussie en ik werd door hem teruggezet naar het tweede. Het weekend dat volgde, hoefde het eerste geen competitiewedstrijd te spelen, alleen een oefenwedstrijd bij Sportlust. Ik voetbalde die zaterdag met het tweede tegen Zwaluwen. We wonnen met 9-1. Ik scoorde 5 keer en had 4 assists. Door het bestuur werd ik weer terug naar het eerste gehaald en niet veel later vertrok Arnold Scholten. Hij was een goede trainer, maar niet geschikt voor ons niveau. Hij had zelf als voetballer altijd heel hoog gespeeld en kon alles nog perfect voordoen. Wij moesten van hem net zulke strakke ballen, net boven het gras naar elkaar spelen zoals hij voordeed, maar die kwaliteiten hadden wij helemaal niet. Toen Arnold Scholten weg was, heb ik het seizoen nog afgemaakt bij SHO en ben toen naar Papendrecht gegaan.’
Hoe was het daar?
Geert: ‘Papendrecht was het seizoen voor mijn komst net geen kampioen geworden. Het was dus een topploeg, een geheide titelkandidaat. We hadden onder meer John den Dunnen en Victor Kros in de ploeg, die nog bij Sparta hadden gevoetbald. Qua resultaten liep het bij Papendrecht heel anders dan gehoopt was. We werden negende. Persoonlijk had ik wel een goed jaar en Spakenburg had belangstelling. Die kwamen naar mij kijken, maar uitgerekend in die wedstrijd brak ik mijn middenvoetsbeentje. Kon ik die overgang wel op mijn buik schrijven natuurlijk. Jammer, want ik had graag daar gevoetbald. FC Dordrecht meldde zich later ook nog voor mij. Maar dat is toen ook niks geworden. In het tweede seizoen bij Papendrecht miste ik best wel veel wedstrijden wegens blessures, maar op de ranglijst van de topscorers in Zuid werd ik toch derde. In het Philips Stadion in Eindhoven kreeg ik uit handen van Willy van der Kuylen een bronzen schoen. Dat was wel leuk om mee te maken.’
Na Papendrecht volgde ASWH.
Geert: ‘Daar heb ik 1 jaar gevoetbald. Ik speelde er alles. Willem Leushuis was trainer. Jeroen Rijsdijk, die ik natuurlijk goed kende van SHO, was zijn assistent. In december van dat jaar werd Willem Leushuis ontslagen vanwege tegenvallende resultaten in de hoofdklasse. Jeroen weigerde het om de boel over te nemen. Die was solidair met Leushuis. Toen maakte Fop Gouman, tot dan trainer van het tweede bij ASWH, het seizoen als trainer van het eerste. Een geweldige vent was dat.’
Waarom is het bij dat ene jaar gebleven bij ASWH?
Geert: ‘Omdat Jeroen Rijsdijk trainer van SHO was geworden en ik graag weer met hem wilde gaan samenwerken. We hebben het nu over het seizoen 2011-2012. SHO was afgezakt naar de tweede klasse, ver beneden hun stand. Jeroen wilde de club weer omhoog brengen en ik wilde hem daarbij graag helpen, want SHO was toch mijn clubje. Ik zocht zelf contact op met Jeroen. Ik dus terug naar SHO en ik kreeg een aantal maten van me zover dat ze daar ook gingen voetballen. Jongens als Dennis Groosjohan, Gio en Kenneth Klaverweide, Steven van Vliet onder meer. Jeroen maakte ons zo fit, dat we konden blijven gaan, ook na een uur als tegenstanders al op hun adem trapten. Het eerste jaar werden we kampioen en twee seizoenen daarna promoveerden we via de nacompetitie naar de hoofdklasse. In het tussenliggende seizoen stonden we rond de winterstop op degraderen. Het bestuur van de club besloot toen het over een andere boeg te gooien. Er werden veel jongens van buiten aangetrokken. Keeper Raymon Kuipers, Rogier Molhoek onder meer en Henk Roeland, veruit de beste spits waarmee ik heb samen gevoetbald. Die werden allemaal aangetrokken voor het volgende seizoen, maar na de winterstop verloren we niks meer en liepen op een haartje na de nacompetitie om promotie mis. Het jaar daarna werd Spijkenisse kampioen. Wij werden tweede en moesten de nacompetitie in. Maar de laatste wedstrijden van de competitie en de eerste van de nacompetitie moest ik toekijken, want ik had tegen Drechtstreek een rode kaart opgelopen en was voor 4 wedstrijden geschorst. Pas in de tweede nacompetitiewedstrijd, uit bij Deltasport, kon ik weer meedoen, na vier weken stilgezeten te hebben. We wonnen die middag met 4-2 en ik scoorde drie keer.’
En met die overwinning waren jullie dus weer terug op het oude niveau.
Geert: ‘We waren inderdaad weer terug in de hoofdklasse, maar zoals gezegd werd het een tegenvallend seizoen. Het was een jaar van niks. We misten kwaliteit. We waren gewoon niet goed genoeg. En als er weinig gewonnen wordt, is het niet zo gezellig. Helemaal op het einde van het seizoen had ik in de kleedkamer een hele grote aanvaring met Jeroen Rijsdijk. Toen kwam de frustratie bij mij er echt uit en bij Jeroen waarschijnlijk ook, want die had die middag zijn allerlaatste wedstrijd bij SHO thuis met 7-0 van Katwijk verloren. Zoals gezegd was ik geen makkelijk ventje als voetballer. Twee weken na onze botsing zijn Jeroen en ik bij elkaar gaan zitten en hebben we alles uitgesproken. Gelukkig maar, want ik heb Jeroen heel erg hoog zitten.’
En toen volgde nog een periode bij Piershil. Waarom Piershil?
Geert: ‘Ik heb nooit echt voor het geld gevoetbald. Dat is voor mij nooit de doorslag geweest. Ik kreeg natuurlijk overal wel wat, maar geld was voor mij niet de hoofdzaak. Ik kon bij Barendrecht veel meer krijgen, maar ben toen voor bijna de helft minder naar Papendrecht gegaan. Bij SHO wilden ze mijn vergoeding halveren. Ik werkte toen in de kinderopvang en had niet zo’n bijster hoog salaris. Maar met het geld van SHO erbij, konden we thuis financieel goed het hoofd boven water houden. Als ze bij SHO mijn vergoeding zouden halveren, kwam ik in de problemen en daarom ben ik toen gaan uitkijken naar een andere club. Dat werd Piershil, waar Theo Bos toen een grote sponsor was en veel voor het zeggen had. Ik had hem mijn situatie bij SHO uitgelegd en Theo vertelde mij naar een oplossing te zoeken. Nee, dat werd geen geld. Iedereen denkt dat spelers toen bij Piershil goud geld verdienden, maar dat was niet zo. Natuurlijk kregen we premies, maar die waren echt niet bovenmatig. Theo vond een oplossing voor mij. Ik mocht bij hem in zijn transportbedrijf Farm Trans komen werken. Ik kwam niet zomaar op de loonlijst te staan om dan lekker niks te doen. Nee, ik moest vol aan de bak, vijf dagen in de week. Maar met het geld dat ik verdiende, hoefden we thuis de touwtjes niet aan te trekken.’
Hoe vond je het trouwens dat ze bij SHO je vergoeding wilden halveren?
Geert: ‘Voor mij persoonlijk kwam dat niet zo goed uit, dat heb ik je zonet al uitgelegd. Maar achteraf bekeken heeft het de club wel goed gedaan. Ze zijn het vanaf toen veel meer met zelf opgeleide jongens gaan doen en kijk wat dat opgeleverd heeft! Het is een wijze beslissing van de club geweest.’
Na die twee seizoenen bij Piershil ging je terug naar SHO om daar met vrienden in het derde te gaan voetbalen.
Geert: ‘Dat was het plan, ja. En in het begin heb ik veel in het derde gevoetbald. Maar het eerste elftal, waarvan Sander Fakkel trainer was, kampte op zeker moment met heel veel blessures en Sander haalde mij over om tijdelijk weer in te springen. De eerste keer dat ik erbij was, was uit bij Deltasport. Ik had die dag in Brielle al een helft in met derde meegevoetbald en was toen als een speer naar Vlaardingen gereden. Toen ik aankwam, stonden we met 1-0 achter. In de tweede helft deed ik mee. Ik gaf de assist op 1-1, maakte zelf de 2-1. Deltasport maakte gelijk, maar we wonnen uiteindelijk met 3-2. De assist op dat derde doelpunt kwam ook van mij.’
Bleef het bij die ene wedstrijd?
Geert: ‘Nee, er volgden er nog een paar. Tegen Westlandia bijvoorbeeld. Die wedstrijd vergeet ik nooit meer. We stonden 2-0 achter bij de rust. We kwam in de tweede helft terug tot 2-2 en toen kregen we een penalty mee na een overtreding op Bob Vermunt. Ik pakte toen de bal en scoorde vanaf 11 meter de 3-2. In minuut 93 maakte Westlandia de 3-3 en in de aller-, allerlaatste seconde van de wedstrijd, heel diep in blessuretijd, maakte Bob Bison, de speler die nooit scoorde, de 4-3. Onvergetelijk die wedstrijd! Ik heb op het einde van dat seizoen ook nog wedstrijden gespeeld tegen Kloetinge en Rijsoord, maar eigenlijk was dat teveel van het goede. Als ik op zaterdag een wedstrijd had gevoetbald, zat ik de week daarna een paar keer bij de fysio, haha.’
SHO is wel de rode draad in je voetballeven geweest. Hoe kijk je op die club terug?
Geert: ‘Vooral als een hele leuke periode, hoewel het afscheid met die ruzie met Jeroen niet zo leuk was. Maar ik heb er mooie tijden meegemaakt. Eigenlijk was heel het elftal afgestemd op mij. Veel jongens cijferden zich helemaal weg, zodat ik kon uitblinken. Martin de Ruiter was zo’n speler. Mooi dat er zulke jongens ook zijn. Ik ben op de club nooit tot voetballer van het jaar gekozen. Altijd was iemand anders me net voor. Spelers kregen elke wedstrijd punten van mensen van SHO en op het einde van het seizoen leverde dat de prijs speler van het jaar op. Jammer genoeg ben ik dat nooit geworden. Eén keer stond ik wel bovenaan, maar kreeg de prijs toen toch niet. Het was het jaar dat we onder Jeroen Rijsdijk naar de eerste klasse promoveerden, een seizoen waarin ik 32 goals maakte. Maar Jeroen wilde dat heel het team toen de prijs kreeg en niet één voetballer alleen. We hadden het allemaal samen gedaan, vond hij. Daarin had hij natuurlijk gelijk, maar ik vind het nu nog altijd jammer dat ik daardoor bij SHO nooit speler van het jaar geworden ben.‘