Eind jaren tachtig werd ik op een donderdagavond door de aansteller van de scheidsrechters van de KNVB Afdeling Gouda gebeld, dat mijn wedstrijd in Polsbroek niet door kon gaan vanwege ‘de erbarmelijke toestand waarin het hoofdveld van de organiserende vereniging zich bevond’.
De snelle aantekening die ik destijds in een boek van de onlangs overleden Jan Cremer met een zwart potlood had gemaakt van deze afgelasting kwam ik tegen toen ik in mijn boekenkasten op zoek ging naar literair nalatenschap van deze zeer gewaardeerde schrijver en kunstenaar.
Ik moest ‘Ik, Jan Cremer’ lezen voor mijn boekenlijst op de Mavo. Toen mijn lerares Nederlands, een blonde dame van een jaar of 25 en zeer aantrekkelijk mij vroeg of ik wat bijzondere kenmerken van de verhalen van Cremer wilde voordragen en ze een aantal bladzijden opnoemde die ik mocht oplepelen, wist ik al genoeg. Dat ging me niet lukken zonder dat ik er een kleurtje van kreeg. Ik had indertijd redelijk lang haar, dat golfde. Volgens enkele klasgenootjes viel ik wel bij haar in de smaak. Maar zelf had ik daar niets van gemerkt. Eerlijk gezegd waren onze gesprekken tot dat moment altijd kort. Oppervlakkig en zakelijk. Had ook geen enkel idee waarom ze mij verkoos om wat uit het in de jaren zeventig als controversieel beschouwde boekje voor te dragen. Maar ik deed wat ze van me vroeg.
Cremer stond er bekend om geen blad voor z’n mond te nemen als hij ergens over wilde spreken. Terwijl anderen daar misschien wel een lang en doordacht verhaal omheen breiden was hij niet zo diplomatiek in het kiezen van zijn vocabulaire. Ook onderwerpen als politiek, cultuur en met name seks kregen volop aandacht. In ‘Ik, Jan Cremer’ beschreef hij sommige handelingen tot in details.
En daarvan mocht ik een portie voorlezen. Ik concentreerde me op het boekwerk, ging er rustig voor zitten en begon aan mijn opdracht. Ik hoorde af en toe wat gegniffel, soms wat gesnik, en af en toe kon iemand niet nalaten erom te lachen. Liet me daardoor niet van de wijs brengen en volbracht in een minuut of tien zo’n zeven bladzijden. Volgens de lerares zeer treffend qua intonatie en op de juiste momenten even onderbroken. Waardoor de woorden ook een zekere spanning met zich meekregen.
Jaren later, bij een reünie op school, in juli 2015, begon zij er zelf over toen we elkaar weerzagen. Ze was net als ik wat jaartjes ouder geworden maar zag er nog steeds prima uit. Zij had me nog een aantal jaren na mijn schooltijd op een afstandje gevolgd, vertelde ze. Wist dus dat ik de journalistiek in was gegaan en uiteindelijk de omgeving had verruild voor een woonplek in Het Groene Hart. Gaf ook aan kennis te hebben van het feit dat ik zowel bij het basketbal als in het voetbal op een alleraardigst niveau floot. En, alsof toeval bestaat, had zij ook kennis van het gegeven dat ik wel eens in de regio moest fluiten waar zij inmiddels met haar man en twee kinderen was gaan wonen.
Zij waren neergestreken in Haastrecht, een gezellig plaatsje langs de Hollandse IJssel, in een gebied waar het polderlandschap prachtige vergezichten kent en waar flora en fauna welig tieren. Daar had ze een keer langs de lijn gestaan om naar een wedstrijd van haar zoon te kijken, die in het eerste elftal voetbalde. Haar man was een commissielid daar. En de scheidsrechter van dienst herkende ze naar eigen zeggen aan zijn manier van bewegen, de wijze waarop hij met de spelers communiceerde en aan het zelfvertrouwen dat hij uitstraalde. Maar er deed zich na afloop van de wedstrijd geen gelegenheid voor om even naar hem toe te gaan om hem gedag te zeggen. Dat vond ze toen ontzettend jammer.
Ik voelde weer een blos opkomen. Die arbiter, dat was ik. En ik ervaarde de woorden die zij gebruikte om me dat duidelijk te maken en iets van mijn optreden van toen te vinden als zeer prettig. Las terug dat een rapporteur mij na afloop van die betreffende wedstrijd een 8,8 toekende. Dus ze had er wel kijk op.
Ik vroeg haar uiteraard naar haar beweegreden om mij uit het werk van Jan Cremer voor te laten lezen. Want dat wilde ik toch echt nog wel even van haar weten. Haar antwoord zal ik nooit vergeten. ,,Je bent voor mij destijds als leerling altijd een beetje zo’n type als Jan Cremer geweest. Altijd jezelf, nooit jezelf anders voordoend. Recht voor zijn raap, in woorden die je kunnen raken. Maar nooit een woord teveel.”
Mensen die mij kennen zullen bij dat laatste wel even de wenkbrauwen fronzen, maar ik vond het een prachtig compliment. Ze sloot haar uitleg af met de woorden dat ik ook de vaardigheid had om mensen met mijn verhalen te kunnen boeien. ,,Dat is een talent dat niet iedereen van nature heeft. Toen je uit het boek voorlas was je ook even Jan Cremer. Heel knap.”
Helaas is ze in 2021 overleden. Borstkanker. Kort voor haar pensioen als docente Nederlands. Toen ik het hoorde moest ik wel even slikken.
Oh, ja. Waarom die wedstrijd van toen werd afgelast? Dat kwam door vierpotige gravers, die een heel veld in een paar dagen compleet hadden gemold. Ik denk dat mijn juf boven in de hemel nu heel luid om mijn woordspeling lacht. Want humor had ze.
Columnist Egbert Egberts floot bijna 42 jaar wedstrijden in het amateurvoetbal. Schrijft over wat hem boeit, wat of wie hem raakt, wat hem verwondert, wat hem ergens toe beweegt. Omdat het mag. Reacties? Mail naar info@voetbalrotterdam.nl.