In zijn allereerste seizoen als hoofdtrainer werd hij meteen kampioen. Tijd dus om nader kennis te maken met Dirk Quik, de trainer van GOZ uit Mijnsheerenland. Hoe is hij bij die club terechtgekomen? Wat heeft hij daarvoor gedaan? Wat is hij voor trainer? Hoe wil hij dat zijn ploeg voetbalt? En natuurlijk ook hoe hij het voor elkaar heeft gekregen dat zijn ploeg op de eerste plaats eindigde in de vijfde klasse D met maar liefst 8 punten voorsprong op OFB? Allemaal vragen waar we graag antwoord op willen hebben. Bij hem thuis aan de keukentafel krijgen we die en mooi is dat daarbij wedstrijdbeelden op zijn laptop voorbijkomen en dat Dirk zijn magneetbord erbij pakt.
Vertel om te beginnen eens wat je gedaan hebt voordat je hoofdtrainer werd bij GOZ.
Dirk: ‘Bij die club ben ik jarenlang jeugdtrainer geweest, vanaf toen ik 15 jaar oud was. In het kader van de trainersopleiding TC3 ben ik een jaar assistent geweest van Barry Schipper bij Binnenmaas en daarna heb ik nog drie jaar het tweede elftal getraind bij GOZ. Daarna heb ik een jaar of zeven niks gedaan in de voetballerij en toen ….’
Sorry dat ik je onderbreek. Maar waarom die pauze van zeven jaar?
Dirk: ‘Omdat we thuis in vier jaar tijd drie kinderen kregen, drie zoontjes. Dan zijn alle handen thuis natuurlijk hard nodig om die jongens op te voeden.’
Miste je het voetbal dan niet?
Dirk: ‘Nog niet eens zo erg, want je hebt thuis natuurlijk veel om handen. Maar als ik af en toe op de club ging kijken, dat had ik toch wel iets van dit is toch wel leuk.’
Hoe heb je thuis in die tijd dan je zinnen verzet?
Dirk: ‘Ik heb in die jaren dat ik thuis zat marathons gelopen. Een aantal keer die van Rotterdam, maar ook een keertje die van Amsterdam en de Kustmarathon in Zeeland. Dat kon ik er thuis goed bij doen. Want je kunt zelf bepalen wanneer je gaat hardlopen om fit genoeg te zijn om die marathons te gaan lopen, bijvoorbeeld ’s avond als ze op bed liggen. Als je trainer bent, dan moet je elke dinsdag- en donderdagavond trainen en heb je op zaterdagmiddag een wedstrijd. Dat ligt dan allemaal vast. Maar als je gaat hardlopen, dan kun je zelf bepalen wanneer je dat gaat doen.’
En hoe raakte je na al die jaren weer in het voetbalwereldje verzeild?
Dirk: ‘Dat was in het laatste jaar dat Pascal van den Hoek trainer was bij GOZ. Vorig seizoen dus. De club zocht halverwege het seizoen een trainer voor het derde elftal. Ik heb me daarvoor aangemeld, vooral omdat ik wilde kijken of ik het weer zag zitten om daar energie in te steken. Ik heb dat een half jaar gedaan en ik vond het ontzettend leuk. Voor mezelf had ik al besloten dat ik er werk van wilde maken om ergens hoofdtrainer te worden en toen maakte de club bekend dat Pascal aan het einde van het seizoen bij GOZ zou vertrekken. Toen heb ik gesolliciteerd.’
Gesolliciteerd? Een brief geschreven of een mail verstuurd?
Dirk: ‘Nee, niet op die manier. Ik heb de mensen van de club laten weten dat ik de nieuwe trainer wilde worden. ‘Jullie kennen me al en ik zou graag een gesprek willen hebben’, gaf ik aan. Uit een dertigtal sollicitanten werd ik, samen met nog drie anderen, uitgenodigd voor een gesprek. Met al die vier mensen is afzonderlijk gesproken. Dat eerste gesprek was met Jilles Bouter, Dirk Boere en Frank Hammer, de drie mensen van de technische commissie van GOZ. Na die eerste ronde bleven twee kandidaten over. Ik was een van die twee. Er volgde toen nog een tweede gesprek waar ook de staf bij zat, want die zouden allemaal blijven, en ook de spelersraad. Kort daarna liet de club weten dat de keus op mij gevallen was.’
Hebben ze je ook verteld waarom ze voor jou gekozen hadden?
Dirk: ‘Dat was op basis van het verhaal dat ik vertelde hoe ik als trainer in elkaar zit en hoe ik met een spelersgroep aan het werk wil gaan. Van alle mensen waarmee ze gesproken hadden, neigden ze het meest naar mijn verhaal, zo zeiden ze achteraf.’
Dan begrijp je natuurlijk wel dat wij willen weten welk verhaal jij verteld hebt. Hoe zit jij als trainer in elkaar? Hoe werk jij met je spelersgroep?
Dirk: ‘Kort gezegd komt het erop neer dat ik het heel belangrijk vind dat spelers plezier hebben.’
Doe je dan op trainingen alleen dingen die spelers leuk vinden?
Dirk: ‘Nee. Wat spelers leuk vinden, daar houd ik helemaal geen rekening mee. Je kunt niet samen op het veld staan en dan zeggen dat we plezier gaan maken. Het gaat erom hoe je samen tot plezier komt. Spelers zijn op voetbal gegaan omdat ze graag willen voetballen, als trainer moet je een klimaat creëren waarin plezier het gevolg is. Plezier op zich moet dus geen uitgangspunt zijn. Het uitgangspunt is dat je traint en voetbalt op een manier dat je plezier gaat krijgen. Omdat je ziet dat het in wedstrijden beter gaat. Omdat je wedstrijden kan beslissen. Omdat je ook in de laatste minuut nog in staat bent om terug te sprinten om een doelpunt te voorkomen om zo je voorsprong over de streep te trekken. Dat zorgt voor plezier. Nou weet ik natuurlijk ook wel dat plezier afhankelijk is van de resultaten. Als ik alle 22 competitiewedstrijden verloren had, dan was er geen plezier en gaan spelers dat waarschijnlijk elders zoeken. Wat resultaten betreft ging het hier afgelopen seizoen heel goed, met een kampioenschap als ultieme bekroning, maar dat was ook het gevolg van onze werkwijze. Van de spelers en van mij als trainer. Het gaat mij als trainer niet eens om de prestaties op zich, maar wel op de manier waarop we tot die prestaties gekomen zijn.’
Geef eens een voorbeeld hoe jij als trainer wil dat er gevoetbald wordt, hoe je nastreeft om die gewenste resultaten te behalen?
Hij haalt eerst zijn laptop tevoorschijn om beelden te tonen van opgenomen wedstrijden van GOZ en even later komt ook het magneetbord op tafel. Dirk: ‘Het gaat erom dat je overal op het veld een overtalsituatie creëert. Als wij achterin opbouwen en de tegenstander zet druk met drie man, dan moeten we zorgen dat we met vier man tegen die drie komen te staan en onder die druk uit weten te komen. Aanvallend wil ik dat wij zes man voorin hebben staan. Dat de backs aan de zijkanten dus mee naar voor trekken en aanspeelbaar zijn. Dan creëer je ook daar een overtal en heb je de ruimte om toe te kunnen slaan. Bij balverlies moet er volop gejaagd worden, door iedereen. En als het in een wedstrijd zo loopt dat een tegenstander het tijdens de wedstrijd anders aanpakt, dat ze bijvoorbeeld met vijf man druk zetten, dan moeten wij daarop kunnen anticiperen. Dat betekent dus dat je op alle trainingen wedstrijdsituaties nabootst. We doen dan ook heel veel partijvormen: twee tegen twee, drie tegen drie, vijf tegen vijf enzovoorts, tot 11 tegen elf. In al die partijvormen krijgt één ploeg instructies dat ze het op een bepaalde manier moeten aanpakken. Bij voorbeeld vijf man achterin houden. De andere ploeg wordt niets verteld. Die moeten in die partijvorm zelf maar een oplossing vinden. Om spelers daarin te helpen worden beelden getoond van door ons gespeelde wedstrijden, maar ook beelden uit de Champions League. Van Modric bijvoorbeeld, die na een door hem genomen corner honderd meter terug sprint naar zijn eigen zestien om daar een aanval van Bayern München te onderbreken. Ik wil mijn spelers niet vergelijken met Modric, maar ik wil ze wel duidelijk maken dat ze dergelijke spurts zelf ook moeten maken als de situatie dat vereist. Als de grote Modric dat doet, dan moeten GOZ-spelers dat ook kunnen.’
Waar word jij als trainer blij van? Als ik je zo hoor praten is dat niet alleen van het kampioenschap.
Dirk: ‘Dat kampioen worden is heel leuk natuurlijk en daar word ik echt wel blij van, maar nog meer voldoening geeft het mij als ik in het veld dingen terugzie waar we op trainingen aan gewerkt hebben. Dat er inderdaad overtalsituaties gecreëerd worden, waarbij we de tegenstander uitspelen. Of dat we bij balverlies onmiddellijk met z’n allen druk zetten en de boel op volle snelheid afjagen. Op die manier ben ik een heel seizoen bezig met mijn spelers en ik ben nu al bezig hoe we dat komend seizoen in de vierde klasse aan gaan pakken, als we tegen betere ploegen gaan voetballen.’
Hoe ga je het dan aanpakken?
Dirk: ‘Op dat niveau gaat het nog meer om de manier waarop. We zullen ook dan intensief druk moeten zetten, overtalsituaties moeten creëren om de tegenstanders het zo moeilijk mogelijk te maken. Dan moet je het veld klein houden, overal kort bovenop zitten en met z’n allen de tegenstander afjagen als je geen balbezit hebt. Hoe ga je opbouwen als de tegenstander met twee spitsen druk zet? En hoe als ze met drie man voorin druk zetten? Ik ben nu al bezig hoe we het volgend seizoen gaan doen in de voorbereiding. Als trainer ben je nooit klaar, maar het is wel heel leuk om te doen.’