In het kader van de serie Oude Glorie hebben we afgesproken met Harold van der Ent, 54 jaar inmiddels. Dit seizoen is hij assistent-trainer bij Derde Divisionist Barendrecht, maar het is niet daarover dat we met Harold praten. We willen terugkijken op zijn vele, vele jaren als actief voetballer, iets dat hij tot aan zijn vijftigste in eerste elftallen gedaan geeft. De coronaperiode maakte een einde aan zijn lange loopbaan, maar uitgevoetbald is hij nog altijd niet. Elke zondag speelt hij in het tweede elftal van Spartaan’20 en onlangs is hij voor het eerst tegen een zware blessure opgelopen. Zonder ook maar één tegenstander in de buurt, verschoof zijn knieschijf naar een plek naast het dijbeen en zijn pezen zijn opgerekt. Maandag 15 april is hij onder het mes gegaan en sindsdien zit hij in het gips.
Om met het begin te beginnen: bij welke club ben jij met voetballen begonnen?
Harold: ‘Bij Xerxes, dat toen nog voetbalde op Laag Zestienhoven en nog niet gefuseerd was. Ik kwam daar als D-spelertje, tamelijk laat dus om met voetballen te beginnen. Omdat mijn ouders binnenvaartschippers waren en altijd op de boot onderweg waren, zat ik op een schippersinternaat. Eerst in IJsselmonde, later in Schiebroek,. Waarom het Xerxes was waar ik begon, dat weet ik niet. Mijn vader had die club voor me uitgekozen. Als kind ben ik er altijd op mijn fietsje naar toe gegaan, want mijn ouders waren altijd weg. Ik kwam bij Xerxes bij de D-tjes in een fantastisch elftal terecht. We speelden tegen onder meer Sparta, Feyenoord en Excelsior. Onze trainer was Peter Hogervorst, een hele fijne vent, die altijd voor ons klaar stond. Ik speelde centraal achterin. De jaren daarna was het minder leuk. Ik ben toen zelfs een tijdje gestopt met voetballen. Bij Xerxes wel te verstaan, want op het internaat bleef ik dat wel doen.’
Hoe was het op dat schippersinternaat?
Harold: ‘Ik heb dat altijd als een fijne periode ervaren. Mijn ouders waren altijd weg, maar ik heb dat nooit als een gemis beschouwd. Ik wist niet beter. Op het internaat had ik veel vriendjes en altijd waren wij aan het voetballen. Al voordat we naar school gingen. Tussen de middag en na schooltijd ’s middags en ’s avonds ook. Altijd waren wij aan het voetballen.’
Heb je lang zonder club gezeten?
Harold: ‘Nee. Na een paar maanden ben ik lid geworden bij Schiebroek, waar veel vriendjes van me voetbalden. Een jaar of 17 was ik toen. Al snel daarna kwam ik bij de A-tjes terecht, waar we met Hennie Bakker een geweldige trainer hadden. Nu nog altijd heb ik contact met hem. Ik kwam van het tamelijk hoge niveau van Xerxes bij Schiebroek terecht en op een gegeven moment haalde Peter van Veen, de trainer van het eerste elftal, mij erbij. Het was in het allereerste seizoen dat in het amateurvoetbal periodetitels gewonnen konden worden en in de eerste periode was Schiebroek gelijk geëindigd met RFC. Nu zou het doelsaldo de doorslag geven, maar toen moest een beslissingswedstrijd gespeeld worden met als inzet die eerste periodetitel. Ik maakte in die wedstrijd tegen RFC mijn debuut in het eerste elftal. Ik stond in de basis. Achttien was ik toen. De rest van dat seizoen heb ik nog vaker meegedaan. Dat was in het begin nog wel een dingetje, want in die tijd speelden drie broers Hubregtse bij Schiebroek in het eerste. Een van die drie moest wijken voor mij, maar al snel was het geen enkel probleem meer. Het was bij Schiebroek een goede groep en ik voelde mij daar altijd goed op mijn gemak. Ik ben bij Schiebroek gebleven totdat Sparta interesse in mij toonde. Ik ben toen naar Sparta gegaan.’
Hoe was het daar?
Harold: ‘Zat ik op mijn achttiende ineens bij een BVO. Veel trainen, maar ik heb helaas nooit in het eerste gevoetbald. Ook niet in oefenwedstrijdjes. Ik heb wel altijd bij de amateurs van Sparta gevoetbald. Omdat ik op amateurbasis bij Sparta zat, kon dat. Ik was toen 18 jaar en woonde al op mezelf op Zuid. Mijn ouders voeren nog altijd, maar als ze in Düsseldorf of in Keulen waren, pakte mijn vader de auto en reed naar Rotterdam om mij te zien voetballen. Nooit en te nimmer heb ik bij Sparta het besef gehad dat er meer inzat, maar eigenlijk kon me dat niets schelen. Ik voetbalde elke dag en daar was ik al tevreden mee. Pas later ben ik erachter gekomen dat er meer in zat en met voetballen ook nog een aardig centje te verdienen was.’
Hoe kwam je daar achter?
Harold: ‘Vader Hans en zoon Rick de koning, de fysio’s die ik via Sparta kende, deden bij een paar clubs een goed woordje voor me toen ik bij die club niet verder kon. Een van die clubs die door hen warm gemaakt werd was DCV, dat toen nog op zondag voetbalde. Toen zij met mij contact opnamen waren we er snel uit. Ik ging bij DCV voetballen. Ik kwam in een prima elftal terecht. Veel jongens in de ploeg hadden betaald voetbal gespeeld: Edward Burleson, Edwin en Peter van Buren, Raymond Frehe, Michel van Wattum en Kew Jaliens, die nog in het Nederlands elftal heeft gespeeld. Die gasten kwamen ook niet voor niets bij DCV voetballen. Jan Everse was onze trainer, een echte liefhebber. Op zaterdagochtend trainden we af en toe gewoon drie uur omdat we het leuk vonden. Ik heb één jaar bij DCV gevoetbald en toen kwam Capelle, dat toen op het allerhoogste amateurniveau voetbalde. Samen met Wout Ooms en Jacco Broere vertrok ik van DCV naar Capelle.’
Speelde je daar?
Harold: ‘Vanaf het begin stond ik in het elftal, als back. Ik heb er 6, 7 jaar gevoetbald en vanaf dag 1 was het een hecht vriendenteam. We hadden een vreselijk goed elftal met spelers als Wim Bubberman, Wout Ooms, Ton van Bremen, Alex van der Made en Arne van Gelder. We draaiden altijd bovenin mee. We waren heel moeilijk te bestrijden en veel tegenstanders vonden ons de vervelendste ploeg om tegen te voetballen.’
Waar was dat op gebaseerd?
Harold: ‘Allereerst door ons spelsysteem. We speelden met vier middenvelders, van de buitenste twee was er eentje die heel hoog stond en de ander heel laag. De nummers 6 en 10 stonden daar tussenin. Veel ploegen wisten niet goed om te gaan met deze manier van spelen. Wij hadden een stuk of zes spelers die langer waren dan 1.90 en dat alleen al was imponerend. Maar wij werden ook als een vervelende ploeg beschouwd omdat we altijd het randje opzochten en vaak daar overheen gingen. We klapten er allemaal vol op. Dat leverde wel eens kaarten op natuurlijk. Onze spits Alex van der Made was zeker goed voor een paar rode kaarten per seizoen, haha. Wij waren echt een vervelende ploeg om tegen te voetballen. Een uitwedstrijd van ons in Lisse werd gestaakt omdat we bonje hadden met mensen op de tribune. Politie erbij en al. Bij Spakenburg was het ook prijs. Ook daar waren de rapen gaar. En toen we bij Huizen aankwamen om daar te gaan voetballen, zagen we de tassen van onze tegenstander buiten staan. Die hebben we toen allemaal op het dak van de kantine gegooid, zodat hun voorbereiding danig ontregeld werd. Alles deden we, zowel op als buiten het veld, om tegenstanders uit hun spel te halen. Niets was te gek. Nu nog altijd heb ik contact met veel van die jongens waarmee ik samengespeeld had. Een paar keer per jaar gaan we een hapje eten. Tegenwoordig is het voetbal trouwens wel cleaner geworden. De fratsen die wij toen uithaalden kunnen nu echt niet meer. Er wordt strakker gefloten en de regels worden strenger gehanteerd. Bij Capelle heb ik prima trainers meegemaakt, eerst René Vermunt en later Aad Andriessen, die ik nog kende van mijn tijd bij Sparta. Na die zes, zeven jaar bij Capelle ben ik tijdelijk gestopt. Ik was toen 29 jaar.’
Gestopt? Waarom?
Harold: ‘Omdat ik toen een eigen zaak had om winkels in de retail in te richten. Razend druk had ik het ermee, want het waren grote winkelketens die ik als klant had. Trainen ’s avonds zat er niet meer in en ook in de weekends was ik vaak weg. Bovendien werd toen ook mijn dochtertje geboren, dus de spaarzame vrije tijd wilde ik thuis doorbrengen.‘
Niet meer voetballen; heeft dat lang geduurd?
Harold: ‘Een jaartje of twee. Toen begon het weer te kriebelen, zeker nadat Ronald Klinkenberg gebeld had en vroeg of ik weer bij DCV kwam voetballen. Alex van der Made, de spits waarmee ik bij Capelle had samen gevoetbald was naar DCV gegaan en had bij zijn nieuwe club mijn naam laten vallen, vandaar. Met Ronald Klinkenberg sprak ik af dat ik bij het tweede mee zou gaan spelen en dan zou kijken of ik weer wedstrijdfit kon worden. Dat heeft niet lang geduurd, want binnen een mum van tijd stond ik vast in het eerste. In een paar jaar tijd klommen we op naar de hoofdklasse. Voetbalde ik op mijn 39e weer op het hoogste niveau, haha. We hadden een supergroep bij DCV. Met Ed de Jong en Youri Bazen ga ik elk jaar op wintersport. En toen was het ineens gelopen bij DCV.’
Hoe kwam dat?
Harold: ‘Omdat de resultaten op dat hoge niveau niet altijd goed waren besloot het bestuur Ronald Klinkenberg te ontslaan. Daar waren wij als spelers het absoluut niet mee eens. Van de ene dag op de andere besloten acht spelers te stoppen. Net na de winterstop was dat. Ook de assistent-trainer en de keeperstrainer stapten op.’
En hoe ging het verder met jou?
Harold: ‘Ik ben bij Lombardijen gaat voetballen, vooral omdat Ed de Jong daar naar toe ging. Hij heeft mij overgehaald om ook naar Lombardijen te gaan. Dat was toen een vijfdeklasser. Mark van Zanten was onze trainer. Onder zijn leiding zijn we in een paar jaar tijd van de vijfde naar de tweede klasse gepromoveerd en in ons eerste seizoen in de tweede klasse haalden we de finale van de nacompetitie voor een plek in de eerste klasse. Die wedstrijd was tegen HVC’10. Ik was toen 46. Het eerste half uur van die wedstrijd was misschien wel het beste half uur dat ik als voetballer ooit had meegemaakt. We creëerden kans op kans, maar misten alles. En toen scoorde HVC ineens vanuit niets. Uiteindelijk wonnen zij met 3-0 en lag onze droom om naar de eerste klasse te promoveren aan diggelen. Maar ik heb geweldig mooie jaren beleefd bij Lombardijen.’
Welke wedstrijden zijn je altijd bijgebleven?
Harold: ‘Die finale tegen HVC’10 waar ik het zojuist over had. Uit mijn tweede periode bij DCV staat een beslissingswedstrijd tegen HBS op het veld van DHC in Delft mij nog altijd bij. In heel Nederland was dat de enige wedstrijd die dag. Afgeladen vol was het. We wonnen met 2-0 en promoveerden. Een onvergetelijke middag. En ik herinner me ook een uitwedstrijd met Leonidas tegen Zuidland, aan het einde van het seizoen 2012-2013. Zuidland kon bij winst die dag kampioen worden. ‘Als jullie voor een bak bier zorgen, is dat zo geregeld’, zeiden we. We stonden in de middenmoot en hadden niks meer te winnen of te verliezen. Maar bij Zuidland zeiden ze dat we geen bier kregen. Zonder een krat bier cadeau te doen zouden ze die middag toch wel kampioen worden, vertelden ze. Daarmee waren ze bij ons dus aan het verkeerde adres en we zeiden tegen ze dat ze eraf zouden gaan. Wij speelden die middag alsof ons leven ervan afhing. Oppermachtig waren we. Met de rust hadden we al een voorsprong en toen hebben we zelf een bak bier gehaald en die opgedronken. In de rust, ja! En in de tweede helft speelden wij Zuidland helemaal op een hoop. Het werd 3-0 voor ons. Later zijn ze alsnog kampioen geworden, maar niet die dag tegen ons, haha. Ik heb tot de fusie bij Lombardijen gevoetbald en toen ben ik naar Spartaan’20 gegaan’
Op je oude dag, haha.
Harold: ‘Mijn beste maat Arjan Vaandrager zat bij die club,. Vooral voor hem ben ik naar Spartaan’20 gegaan. Na twee jaar was het echt wel gedaan met mijn loopbaan als eerste elftalspeler. Wel ben ik nog altijd actief. Ik voetbal bij Spartaan ’20 nu in het tweede, maar onlangs heb ik een knieblessure opgelopen en nu zit ik in het gips. Tegenwoordig ben ik assistent-trainer bij Barendrecht. Ik had eerst zes jaar als jeugdtrainer bij Excelsior gezeten, iets waarmee ik begonnen was in de tijd dat ik bij Lombardijen voetbalde. Later ben ik bij Capelle nog assistent van Ton van Bremen geweest en ik ben ook assistent geweest bij Rijsoord. Bij Capelle, samen met Ton van Bremen, was een mooie periode, want van de acht wedstrijden na de winterstop verloren we er maar eentje en toen lag ineens alles stil vanwege corona. En nu zit ik dus voor het tweede seizoen bij Barendrecht. Ook heel leuk. Promoveren naar de Tweede Divisie is het ultieme doel, maar het is razend spannend met SteDoCo. Ik hoop dat het ons gaat lukken.’
Leuk interview!