In het kader van de serie Oude Glorie hebben we contact gezocht met Frans Schouten, tegenwoordig elftalleider van RVVH, dat uitkomt in de Vierde Divisie. Maar het is niet in die hoedanigheid dat we een verhaal willen maken met Frans. Wel over zijn jarenlange loopbaan als keeper. Frans is namelijk vroeger altijd doelman geweest, zowel op het veld als in de zaal. Bij talloze clubs stond hij onder de lat en daar willen we alles over weten. In zijn zomerhuisje praat hij honderduit over zijn belevenissen bij al die clubs en over de tijd waar hij veel vrienden aan heeft overgehouden. ‘En ook een paar waar het helemaal niet mee klikte en die nooit mijn vriend zullen worden, maar daarover ga ik niks vertellen’, zegt hij al bij aanvang van het gesprek. Maar er blijft genoeg over om wel over te vertellen en dat doet Frans.
Bij welke club ben je met voetbal begonnen?
Frans: ‘Bij Overmaas, een begrip in het amateurvoetbal destijds. Een jaar of zeven was ik toen. Wij woonden in IJsselmonde. Mijn twee oudere broers Wim en Maarten zaten al bij Overmaas en mijn vader was er elftalleider.’
Je bent keeper geweest. Ben je op 7-jarige leeftijd meteen begonnen met keepen, of heb je eerst nog een tijdje gevoetbald?
Frans: ‘Nee, van het begin af aan was ik keeper. Ik wist toen al dat ik niet kon voetballen, haha. Mijn broers Wim en Maarten waren van jongs af aan ook keeper en dat ben ik ook maar gaan doen toen ik bij Overmaas ging spelen. Mijn moeder heeft in die jaren het thuis enorm voor haar kiezen gekregen, want zij moest onze kleren altijd wassen na elke training. Er waren weken bij dat we van onder tot boven onder de modder zaten en na de training op de club met onze voetbalkleren aan onder de douche hadden gestaan. We zagen er na elke training uit als beesten.’
Heb je bij Overmaas ook het eerste elftal gehaald?
Frans: ‘Nee. Toen ik keeper was bij de A1 zat ik af en toe op de bank bij het eerste en het tweede, maar gekeept heb ik niet in die elftallen. Sandor Popovics was toen trainer van Overmaas.’
Bij welke club heb je dan wel je debuut in een eerste elftal gemaakt?
Frans: ‘Bij OSV in Oud-Beijerland. Toen ik nog bij Overmaas zat kwam Hans Bentzon, de trainer van OSV bij ons kijken. Speciaal voor mij. Maar ik zat op de bank en keepte die middag niet. Op de lovende verhalen van mensen die bij de wedstrijd aanwezig waren heeft Hans het besluit genomen mij toch naar OSV te halen. OSV voetbalde in de derde klasse toen ik daar naar toe ging. Divisievoetbal en hoofdklasse waren er toen nog niet, dus derde klasse was toen best wel een hoog niveau. Hans Bentzon stelde me meteen op als eerste keeper. Achttien jaar was ik toen.’
Wat voor keeper was je?
Frans: ‘Dat vind ik moeilijk om van mezelf te zeggen. Mijn broers zeiden dat ik te lief was, maar ik kon wel aardig keepen. Ik was een lijnkeeper, had goede reflexen. Ik was sterk in de 1-op-1-situaties en ik kon ook penalty’s stoppen. Bij OSV stond altijd ome Leen achter mijn doel als supporter. Hij was slager in het dorp en ik kreeg altijd een kilo biefstuk van hem als ik weer eens een penalty had gepakt. Als wij een penalty tegen kregen, riep hij altijd naar de spelers van de tegenstander dat ik die toch wel zou pakken: ‘Ik ben al onderweg om biefstuk te halen voor je’, riep hij dan. Bij OSV hadden we een goede ploeg. Adrie van Tiggelen voetbalde er, de broertjes Jaap en Kees Orgers en ook Huug Kruythoff. Prima voetballers allemaal. En in de spits hadden we Dirk van Ruiven. 17 Jaar was hij en heel Rotterdam was bang van hem, zo goed was hij. We hebben mooie resultaten gehaald. In mijn allereerste seizoen bij de club promoveerden we naar de tweede klasse na een gewonnen beslissingswedstrijd tegen Leerdam. We wonnen met 1-0, Loet Kwist scoorde. Bij mij achter het doel stond die middag een gozer met een accu en een gillende sirene. Helemaal gek werd ik ervan, maar ik hield wel de nul. We hebben later ook de finale van de districtsbeker gehaald. Dat was tegen DHC, waar toen Guus Haak trainer was. Strafschoppen moesten de beslissing brengen. Ik stopte er drie van de vijf. Maar wij misten ze allemaal. Trokken we dus toch aan het kortste einde. Na een zeven, acht jaar ben ik bij OSV weg gegaan. Ik keepte ook in de zaal toen en bij een van die zaalwedstrijden brak ik een vinger. Met die gebroken vinger heb ik op zondag op het veld nog een wedstrijd gekeept bij OSV, maar daarna moest ik in het gips. ‘Die vinger heb ik tijdens de warming up gebroken’, zei ik op de club, maar de secretaris had die vrijdagavond bij die zaalvoetbalwedstrijd op de tribune gezeten. Vonden ze bij OSV niet zo leuk dat ik op vrijdag in de zaal gekeept had. Ze hadden door deze situatie Jan Barendregt aangetrokken, de keeper van SHO. Een kanjer was dat. Iedereen op het dorp kende hem. Ik voorzag al dat ik naar het tweede plan zou verhuizen en ben toen weggegaan.’
Naar welke club?
Frans: ‘Barendrecht wilde me graag hebben. Ik zou een proeftraining moeten ondergaan, maar omdat ik nog met mijn hand in het gips zat, ging dat niet. In plaats daarvan moest ik van trainer Jan Rab rondjes gaan lopen. Raar om dat een keeper te laten doen, vond ik, maar ik heb het toch maar gedaan. Daar waren mijn broers laaiend over. ‘Je moet niet met je laten sollen. Je vragen jou toch’, zeiden ze. Met Barendrecht werd het niks en ik ben toen naar Zwart Wit’28 gegaan, destijds een topclub in het amateurvoetbal. In de voorbereiding hadden we een toernooi bij Barendrecht. Ik keepte die dag, was ook aanvoerder en wij wonnen dat toernooi. Kreeg ik uit handen van voorzitter Simon Kelder een grote cheque, een zak met ballen en een beker. Dat was wel mooi, vond ik. Bij Zwart Wit’28 heb ik 1 jaar gekeept en toen ben ik naar De Musschen gegaan.’
Hoe was het daar?
Frans: ‘Het was een fijne club. Ik heb er twee seizoenen onder de lat gestaan, maar ik zat ook regelmatig op de bank, omdat ik niet altijd goed presteerde. Ik had het er niet zo naar mijn zin, maar dat lag aan mij. Bij alle clubs waar ik gezeten had, was de sfeer altijd perfect. Spelers deden heel veel samen. Bij De Musschen was dat een stuk minder. Veel jongens gingen na trainingen of wedstrijden meteen naar huis. Jammer vond ik dat, want ik was best wel gevoelig voor sfeer. Na twee jaar ben ik naar COAL vertrokken. Daar was de sfeer wel heel gezellig. In feite was het voor mij een tussenjaar, maar ik heb het toch ontzettend naar mijn zin gehad. Arie Blok liep er toen al rond. Een heel prettig mens was dat. En nog altijd. Als ik hem tegenkom is het nog steeds koek en ei.’
En na dat tussenjaar. Welke club werd het toen?
Frans: ‘LMO. Daar ben ik drie jaar gebleven. Ik kwam terecht in een geweldig elftal, met hele goede spelers, zoals Jack van Dam , Barry Smit, Fred Dorst en Ronald Nocent. Ik heb er drie geweldige jaren gehad, maar het afscheid bij die club was niet zo geweldig.’
Hoezo niet?
Frans: ‘Ik had LMO al toegezegd dat ik zou blijven, maar net nadat ik dat gedaan had werd ik door Pim Doesburg benaderd. Die zou trainer worden van Neptunus, dat naar de eerste klasse gepromoveerd was. Pim wilde mij dolgraag hebben als keeper en daar was ik wel vereerd mee. Het was ook sportief een verbetering, want Neptunus speelde hoger dan LMO. En ik kreeg er een mooi centje. Van alle kanten een positieverbetering dus. Ik ben toen naar Neptunus gegaan en daar waren ze bij LMO niet zo blij mee.’
Hoe was de samenwerking met Pim Doesburg? In de pers werd hij altijd afgeschilderd als een gierige vent, iemand die nooit iets weg gaf.
Frans: ‘Daar heb ik nooit iets van gemerkt. Pim was niet gierig, integendeel. Pim was een geweldige vent, de enige trainer die ik meegemaakt heb die geld uit eigen zak betaalde voor het trainingskamp van de selectie. Duizend gulden gaf hij. Geweldig toch? Hij bracht altijd keepershandschoenen voor me mee, die van het Nederlands elftal afkomstig waren. Pim Doesburg was een wereldvent. Bij Neptunus heb ik 7 jaar gekeept en na Pim Doesburg ook Joop van Daele, Wim van der Gijp en Gijs Zwaan als trainer meegemaakt. Het waren mooie tijden. Samengespeeld met goede spelers als Ricardo Baars, Peter Wickel, Peter Roos, Danny van der Krogt en Gerrie van der Heide. Ik heb aan de tijd die ik bij Neptunus doorgebracht heb veel vrienden overgehouden. Bij mijn andere clubs trouwens ook. Toen ik bij Neptunus weg ging was ik 37, 38 jaar oud. Iets wat ik bij Neptunus nooit meer vergeet is dat ik in het ziekenhuis lag ter observatie, maar na lang zeuren van mij in het weekend naar huis kon. In dat weekend heb ik op zaterdag getraind en op zondag gekeept. Het was bij Alphense Boys uit. Joop van Daele was onze trainer en die zei dat elke speler na afloop meteen naar de bus moest gaan. Of we wonnen of verloren, dat maakte geen verschil. We moesten meteen weg om mij weer op tijd bij het ziekenhuis af te zetten.’
Lekker verantwoord, haha.
Frans: ‘Ach, ik lag in het ziekenhuis ter observatie toch maar te wachten totdat ze iets gingen doen. Kon ik net zo goed een wedstrijdje gaan keepen, toch? Ik heb bij Neptunus een geweldige tijd gehad. Onvergetelijke trainingskampen meegemaakt. Die waren toen wel anders dan tegenwoordig. Nu gaat het vooral om het stappen en is trainen bijzaak. Wij waren vroeger ook hele nachten op stap, maar we trainden wel elke dag. Kwamen we bijvoorbeeld om zeven uur ’s morgens bij het hotel na een nacht stappen, stond er om half 9 een duurloop op het programma. Dat stappen deden we trouwens met de hele groep, niet met kleine groepjes zoals nu. Iedereen was er bij, de saamhorigheid was enorm. Dat was ook tijdens het seizoen. Altijd deden we alles samen. We kwamen bij elkaar over de vloer en als er gevoetbald moest worden, waren de vrouwen er ook altijd. Zulke dingen zie je tegenwoordig niet meer. De saamhorigheid is een stuk minder en dat vind ik heel jammer.’
Wat kwam er na Neptunus?
Frans: ‘Ik ben naar DHZ gegaan, vooral omdat Sjaak Kruythoff, een hele goede vriend van me, bleef zeuren dat ik naar zijn cluppie moest komen. Er waren van Overmaas veel jonge, talentvolle spelers overgekomen, maar ze hadden nog geen keeper. Eigenlijk zou ik aan mijn voet geopereerd moeten worden, maar dat heb ik uitgesteld. Ik zou één jaar blijven, maar het zijn er uiteindelijk drie geworden. Ik heb bij DHZ een geweldige tijd gehad. We zijn twee keer gepromoveerd, haalden de finale van de RD-Cup en versloegen SC Feyenoord, dat bijna drie jaar lang ongeslagen was geweest nadat ze van de zondag naar de zaterdag overgestapt waren. Wij wonnen van SC Feyenoord met 1-0 door een doelpunt van Rob Prins. Ik ben er drie seizoenen geweest en al die tijd heb ik last van mijn voet gehad. Ik trainde heel vaak op één schoen. Aan mijn andere voet droeg ik dan alleen maar een sok. Toen na er drie jaar een einde kwam aan mijn loopbaan, ik was 41 toen, werd ik eindelijk aan mijn voet geopereerd.’
En daarna werd je keeperstrainer.
Frans: ‘Dat klopt. Bij Poortugaal, waar mijn broer Wim trainer was en later mijn vriend Henk Dirven. Ik ben begonnen als invaller voor de vaste keeperstrainer, want die had een ongeluk gehad. ‘Als hij terugkomt, doe ik weer een stapje opzij’, zei ik. Maar hij kwam niet meer terug, fysiek kon hij het niet meer aan. Veertien jaar ben ik bij Poortugaal keeperstrainer geweest, de laatste jaren was ik er ook elftalleider. Op trainingen deed Henk Dirven heel vaak partijtjes op een half veld. Stond ik op mijn oude dag in ‘één van die twee doelen. ‘Jongens, doe een beetje voorzichtig met hem’, zei Henk dan tegen de spelers,. Maar bij elk tegendoelpunt kreeg ik wel van hem op m’n kop omdat ik die bal had doorgelaten, haha. Toen ik 54 jaar oud was, heb ik nog een wedstrijdje gekeept bij Poortugaal, omdat de vaste keepers geblesseerd waren. Het was een wedstrijd in de voorbereiding. Er komt een speler op me af, ik loop uit en ga naar de grond om de bal te onderscheppen. Juist op dat moment maakt die jongen een sliding en raakt met zijn schoen vol mijn gezicht. Ik zag eruit alsof ik met een tractor in botsing was gekomen. Ik ben ook nog met Henk Dirven naar Spartaan’20 gegaan en nu ben ik bij RVVH aan mijn achtste seizoen bezig. Ik ben er elftalleider en keeperstrainer, maar sinds Danny Spelde keeperstrainer is, ben ik bij RVVH alleen nog maar elftalleider. Ik ben bij die club terechtgekomen omdat Mario Papavoine bij zijn club toen zonder keeperstrainer zat en verschillende gevraagd heeft dat ik eens een keertje koffie moest komen drinken. Dat ik ben ik na een tijdje gaan. Na tien minuten waren we het eens: ik zou naar RVVH komen. Daar heb ik geen spijt van, want ook RVVH is een mooie club.’
En dan hebben we het ook nog niet gehad over je tijd als keeper in de zaal. Vertel daar eens wat over. Hoe is dat begonnen?
Frans: ‘Dat was al in de tijd dat ik bij OSV keepte. Je gaat wel eens een keertje kijken als er ergens in de zaal gevoetbald wordt, je keept eens een wedstrijdje en voordat je het weet, ben je erin gerold. Ik ben begonnen bij De Maas, een zaalvoetbalclub in Maasdam. Ik heb er jarenlang gekeept, tot volle tevredenheid van alles en iedereen. Ik zat op een gegeven moment zelfs tegen een nominatie aan van het Nederlands zaalvoetbalteam, maar juist op dat moment scheurde ik mijn enkelbanden. Toen ik daarvan hersteld was ben ik gaan keepen bij Ceverbo in Dordrecht, Centrale Verwarmingsbouw heette dat voluit. Ceverbo was destijds het Ajax van het zaalvoetbal. Een geweldige ploeg hadden we. Ik speelde onder meer samen met Simon Tahamata, Gerd van der Wal, nu TC van Barendrecht, met Bennie Schenderling en met Edwin Grünholz, een geweldenaar in de zaal. Ik heb gespeeld tegen onder andere John de Bever. Die was goed, maar die mocht bij wijze van spreken de veters nog niet vast maken van Grünholz. Die was echt fenomenaal in de zaal. Ik heb bij Ceverbo een wereldtijd gehad. Veel lol beleefd ook. We speelden in de eredivisie, wonnen bekers, werden Beneluxkampioen en reisden heel Europa door voor Europa Cupwedstrijden. We zijn zelfs een week in Joegoslavië geweest, een paar maanden voordat de oorlog daar losbarstte. We hadden heel de week gewapende soldaten als begeleiding bij ons in de buurt.’
Als je samenvattend terugkijkt op al die jaren dat je nu al in de voetballerij zit, wat is je dan het meest bijgebleven?
Frans: ‘Toch wel de homogeniteit bij heel veel clubs waar ik gekeept heb. Dan denk ik aan de dingen die we samen deden, de saamhorigheid met zijn allen. En ook dat de vrouwen er altijd bij waren. Bij al mijn clubs heb ik veel vrienden overgehouden, jongens die ik nu nog altijd regelmatig zien. Zo gaat het vandaag de dag jammer genoeg niet meer. Iedereen is veel meer dan vroeger met zichzelf bezig. Hooguit zijn er nu kleine groepjes bij een club die samen uit gaan of leuke dingen doen. Wij deden het vroeger met z’n allen, niemand uitgezonderd. En bij voetbalverenigingen liepen heel vaak hele families rond. Vaders, moeders, kinderen, opa en oma, ze waren er allemaal. Dat is nu helaas een stuk minder. Begrijp me goed: ik zeg niet dat vroeger alles beter was. Dat is zeker niet zo, maar die saamhorigheid van vroeger, dat is toch wel iets dat ik nu mis.’
Leuk stukje Frans!! En aardig wat clubs!
Leuk man, en mooie carrière gehad, zowel als keeper als in de staf van clubs, topgozer !
Mooi verhaal Frans, en een mooie carrière als keeper en onderdeel van de staf, topgozer !
Mooi verhaal Frans
Ik mis het verhaal van die 5 goals die je van
Harry Melis om je oren kreeg bij Overmaas
Gr Jerry
Mooi verhaal Frans