Op mijn 26ste verjaardag, ruim 34 jaar geleden inmiddels, mocht ik namens de KNVB een wedstrijd fluiten in het stadion van Excelsior, tussen de belofteteams van deze betaald voetbalclub en de bijna buren van SVV/Dordrecht’90. Ik vond dat een reuze-eer. En het motiveerde mij enorm om te laten zien wat ik in mijn mars had.
Ik reisde samen met mijn gelegenheidsassistenten Marcel en Erik naar Woudestein, dat voor mij altijd iets magisch heeft gehad. In het algemeen maakten stadions als De Kuip en Spangen meer indruk, omdat deze bij het grotere publiek bekend stonden als walhalla’s van het voetbal. Maar Woudestein had wat mij betreft toch wat bijzonders, Misschien ook omdat het gelegen was in een uithoek van Rotterdam, in Kralingen, een beetje weggestopt, nabij de Van Brienenoordbrug, aan de Honingerdijk, in een omgeving waar destijds nog geen sprake was van een wijk die naast de Erasmus Universiteit was volgebouwd met allerhande hightec-kantoren en moderne ‘bigbusiness’-gebouwen. Weggestopt, alsof daar niet veel bijzonders te beleven was. Een soort van gedwongen opnameplek voor de ‘eeuwige underdog’. Wat het uiteraard nooit is geweest, want Excelsior is net zo’n prachtige volksclub als de andere BVO’s in 010. Waar veel voetbaltalenten hebben gespeeld, die het gemaakt hebben in de voetbalsport. Waar voor mij Robin van Persie uitspringt.
Genoeg lofuitingen. De wedstrijd was gepland op een avond, met de aanvangstijd 19.30 uur. De lichten van de masten schenen volop over het veld. Overigens een prachtig gezicht als je van verre aan komt rijden of wandelen. Maar nog indrukwekkender als je binnen de vier tribunes op het (toen nog echte) gras mocht sporten. Het was gebruikelijk dat je als arbitrale trio zelf zorgde voor de benodigde hulpmiddelen. Uiteraard een tenue, opschrijfboekjes en pennen, fluiten en tossmunten. En niet te vergeten vlaggen. Onmisbare hulpstukken voor grensrechters. Het gezwaai met onderbroeken om buitenspel, uitballen of overtredingen aan te geven is immers geen gezicht.
Ik had geen vlaggen meegenomen. Maar Marcel en Erik ook niet. En daar kwamen we eigenlijk pas achter toen we aan de warming up wilden gaan beginnen. Een blunder van jewelste. Gelukkig wist Erik dat een bevriende collega, die dezelfde avond bij ons kwam kijken, nog een set in de kofferbak van zijn auto had. Een probleem werd in een handomdraai opgelost, gelukkig.
Met humor kijken naar je eigen falen is verfrissend. En het zorgt er ook voor dat een soort van gezonde spanning ontstaat. Waardoor het fluiten je uiteindelijk gemakkelijker af lijkt te gaan. De samenwerking tijdens de match was dan ook prima. Niemand anders had er iets van meegekregen. De eindstand werd 3-3, met twee goals uit strafschoppen, beide vanwege hands in het strafschopgebied, met twee doelpunten uit directe vrije trappen op afstand én twee scores gemaakt met het hoofd. Beide teams waren na afloop tevreden met een punt. En met de leiding, waar ik toch wel een beetje trots op was.
Jaren later overkwam me hetzelfde, in hetzelfde stadion (!). Toen met assistenten Jan en Stijn, en gelegenheids-vierde official Manuel. Bij de goede doelenwedstrijd tussen de Maluku All Stars en de Suriprofs. Geregeld door André Wasiman. Toen moesten de vlaggen, die uit de jaren dertig van de vorige eeuw afkomstig waren, met wat meer moeite ergens vandaan gehaald worden door de materiaalman van Excelsior. Hij trof deze aan in een historische clubattributenkast. Ik moest terugdenken aan mijn eerste optreden in het stadion van de roodzwarten. Iets met een ezel en een steen. Het is me daarna nooit meer overkomen.
Columnist Egbert Egberts floot bijna 42 jaar wedstrijden in het amateurvoetbal. Schrijft over wat hem boeit, wat of wie hem raakt, wat hem verwondert, wat hem ergens toe beweegt. Omdat het mag. Reacties? Mail naar info@voetbalrotterdam.nl.