In Ouddorp en verre omgeving is hij vandaag de dag bekend bij mensen die vlees nodig hebben op feesten, partijen of evenementen organiseren. Hij verzorgt de catering bij zulke gelegenheden en heeft het razend druk. Hoewel het een mooie reclame is voor zijn goedlopende nering willen we het daarover niet hebben, want wij kennen Auke Wagenaar als voetballer bij onder meer WFB en Nieuwenhoorn en vooral als trainer van een drietal clubs op Goeree-Overflakkee, waarmee hij allemaal promoveerde. In het kader van de rubriek Oude Glorie kijken we terug op die tijd en leren dan meteen dat Auke nooit in het bezit is geweest van een trainerslicentie. Ook daarover praten we. Dat doen we in hotel café restaurant Akershoek, in Ouddorp net zo’n begrip als Auke zelf.
Laten we bij het begin beginnen. Bij welke club ben je begonnen als voetballer?
Auke: ‘Hier op het dorp, bij WFB.’
Hoe oud was je toen je in het eerste elftal debuteerde?
Auke: ‘Zeventien. Ik voetbalde bij de A-tjes. Rinus Kievit was mijn trainer en toen hij trainer werd van het eerste nam hij me mee, samen met nog een paar anderen. Soeteman en Spee onder meer. Ik heb vier seizoenen bij WFB in het eerste gevoetbald, als linksbuiten. Na die vier jaar ben ik naar Nieuwenhoorn gegaan. Maar dat was eigenlijk uit nood geboren.’
Hoezo?
Auke: ‘Ik was klaar met de opleiding tot slager en werd, tijdelijk chef-slager in een supermarkt in Dinteloord. Dat betekende op zaterdag werken en dus ook dat ik op die dag niet meer kon voetballen. Vooral daarom ben ik bij WFB weg gegaan en naar Nieuwenhoorn vertrokken, dat toen nog op zondag voetbalde. Daarnaast moest ik mijn diensttijd nog doorbrengen. Dat deed ik in Roosendaal, bij het korps commando’s, een opleiding voor de groene baretten. Daarvoor heb ik trouwens moeten lullen als Brugman, want toen ik negentien jaar was had ik een meniscusoperatie ondergaan en bij de commando’s zaten ze niet te wachten op jongens met zwakke knieën. Omdat ik volledig hersteld was en topfit werd ik toch toegelaten. Die opleiding was bijzonder intensief en lichamelijk heel erg zwaar. In het weekend, als je verlof had, mocht je niet zelf met de auto naar huis. Je moest opgehaald worden, want ze waren bang dat je door alle vermoeienissen eerder die week niet in staat zou zijn zelf auto te rijden. Ik heb die opleiding helaas niet af kunnen maken, want na een paar maanden ben ik gevallen in de stormbaan en blesseerde mijn knie weer. En toen werd mijn opleiding meteen stopgezet, want afvallen betekende meteen klaar. Ik kreeg een kantoorbaantje in Roosendaal, zodat ik door de week wel kon trainen en in het weekend voetballen en heb op die manier mijn diensttijd volgemaakt. In mijn eerste seizoen bij Nieuwenhoorn kwam ik door al die perikelen pas later aan, toen de voorbereiding al voorbij was en er al een paar wedstrijden gevoetbald waren. Jan van der Velden was toen trainer bij Nieuwenhoorn. Het eerste seizoen voetbalde ik vooral in het tweede, maar daarna werd ik vaste waarde. Speelde ik jaren met topspits Eef van Splunder in hetzelfde elftal. Heerlijk. Na vier seizoenen ben ik terug naar WFB gegaan, omdat ik het bij Nieuwenhoorn niet meer zo goed naar mijn zin had.’
Terug naar WFB. Dat was wel even wennen aan het niveau zeker?
Auke: ‘Ze waren het jaar daarvoor gedegradeerd naar de vierde klasse, dat was dus wel een stuk lager dan wat ik bij Nieuwenhoorn gewend was. Maar ik zat daar niet mee. Ik had het meteen weer reuze naar mijn zin bij WFB en dat vond ik het allerbelangrijkst. Dan neem je maar op de koop toe dat je op een lager niveau voetbalt. Dat jaar toen ik terugkwam keerde Rinus Kievit trouwens als trainer ook weer bij WFB terug. Die loopt eigenlijk als een rode draad door mijn voetballeven, want ik zou hem later nog wel eens tegenkomen. Mijn tweede periode bij WFB duurde drie jaar en toen ben ik weer naar Nieuwenhoorn gegaan. Makkie Nijssen was toen trainer daar en die zette me linksback. Ik heb twee jaar in het eerste gevoetbald en ben toen gestopt als selectiespeler. Ik had het razend druk met mijn werk. Ik zat in de kruiden- en specerijenhandel en had als vertegenwoordiger eerst de rayons Zeeland en Zuid-Holland onder mijn beheer, maar werd later chef van alle rayons en moest heel het land door. Ik wist ’s ochtends niet hoe laat ik ’s avonds thuis zou zijn. Dat betekende dat ik veel trainingen moest missen, soms zelfs ook wedstrijden en dan is voetballen op dat niveau niet meer mogelijk. Ik heb mijn werk trouwens altijd heel erg leuk gevonden en wat ik nu doe nog altijd. Ik zit nog steeds in de kruiden- en specerijenbranche en doe die zaak in Ouddorp er nog bij. Heel leuk allemaal, vooral omdat je heel veel contacten hebt en het mensen vaak naar hun zin kan maken met de spullen die ik lever voor hun feesten en partijen. Eigenlijk heb ik van mijn werk mijn hobby gemaakt.’
Had je dan nog wel tijd om trainer te worden?
Auke: ‘Dat is toch wel op een bijzondere manier gegaan. Ik voetbalde bij Nieuwenhoorn op het einde in het derde elftal. Een jaar of 34, 35 was ik toen. Peter Hoek was mijn trainer. De club wilde het derde elftal dichter bij de selectie halen en toen Peter bij Nieuwenhoorn weg was gegaan ben ik speler-trainer geworden. Bij WFB had ik eerder al de D-tjes en de A-tjes getraind, dus zo vreemd was het allemaal niet. Het eerste seizoen bij Nieuwenhoorn 3 maakte ik, uit nood geboren, veel gebruik van A-junioren. Ik had onder andere Jaap Otte als speler in mijn elftal en nog meer jongens die later het eerste hebben gehaald. Drie jaar heb ik het derde elftal getraind en in mijn tweede jaar promoveerden we naar de reserve tweede klasse.’
Wat was je volgende stap?
Auke: ‘Zierikzee, daar werd ik trainer van het tweede elftal. Hoe ze bij mij terechtgekomen zijn weet ik nu nog niet, maar ik ben daar één jaar trainer geweest. Zierikzee was een hele mooie, warme club met een boel vrijwilligers, die veel werk verzetten. Die club heb ik nog altijd in mijn hart zitten. Ook nu nog, na al die jaren. Elke keer als ik er ben, is het weer reuze leuk.’
Als het zo leuk was bij Zierikzee, waarom ben je dan bij die club na één jaar alweer vertrokken?
Auke: ‘Omdat ik trainer kon worden bij De Jonge Spartaan. Voorzitter John Troost en Wim van Putten, de technische man van de club, wilden me heel graag als trainer hebben. Dat ik geen papieren had, speelde geen enkele rol. Op de club was er iemand die de papieren wel had.’
Dan word je dus hoofdtrainer zonder trainerslicentie?
Auke: ‘Sterker nog, al die jaren dat ik hoofdtrainer ben geweest heb ik de papieren nooit gehad. Bij elke club was er een stroman.’
Is er dan nooit controle geweest?
Auke: ‘Nooit. Nu zou je daarmee niet meer wegkomen, maar in die tijd kon dat dus nog. Ik heb twee keer een poging ondernomen om mijn trainerspapieren te halen, de eerste keer was de cursus bij Smitshoek, de tweede keer in Zevenbergen. Maar vanwege mijn werk moest ik al in het begin van de opleiding een paar avonden missen en toen kon ik het dus niet meer afmaken. Ach, ik kan er niet mee zitten. Zonder die papieren heb ik het overal naar mijn zin gehad en bij alle clubs als trainer redelijk goed gepresteerd. Bij alle clubs waar ik gewerkt heb zijn we gepromoveerd, vaak na een kampioenschap. En gedegradeerd ben ik nooit. Dat betekent dat we ons na elke promotie hebben weten te handhaven.’
Moet in jouw ogen een trainer dan geen papieren hebben?
Auke: ‘Ik heb niet zoveel recht van spreken, want ik heb altijd een stroman gehad. Maar ik vind wel dat de KNVB trainersopleidingen een beetje aan het uitbuiten is. Als je zonder papieren goede resultaten boekt als trainer, waarom heb je dan een licentie nodig? Dat is op het niveau waarop ik gewerkt heb helemaal niet nodig, vind ik. Dan gaat het er vooral om dat je een spelersgroep kan managen, dat je een stel jongens als een team kan laten functioneren en dat je gebruik maakt van de capaciteiten in je spelersgroep en dan gaat het veel minder om tactische ingrepen en dat soort dingen. Zo heb ik altijd gewerkt. Een op-en-top-tacticus ben ik nooit geweest. Wel heb ik altijd goed gekeken naar wat voor spelers ik in huis had. Aan de hand daarvan laat je dan je spelopvattingen erop los. Ik heb het geluk gehad dat ik als speler altijd goede trainers heb meegemaakt. Hoe zij trainden, hoe ze met de spelers omgingen, zo heb ik het eigenlijk ook gedaan. En ik heb bij elke club hele goede assistenten gehad, mannen waarmee het prima werken was. Bij De Jonge Spartaan was dat Peter Prins, bij DBGC was dat Helco Sala, bij WFB Patrick van Dam en in mijn tweede periode bij de Jonge Spartaan was Peter van Dulst mijn assistent.’
We lopen al een beetje op de zaken vooruit, haha. Hoe ging het bij De Jonge Spartaan, je eerste club als hoofdtrainer?
Auke: ‘Die club was een jaar eerder opgericht en was in het eerste seizoen van haar bestaan gedegradeerd naar de vijfde klasse. Rinus Kievit, daar heb je hem weer, was toen trainer. Het eerste jaar dat ik trainer was promoveerden we naar de vierde klasse en het jaar daarna promoveerden we weer, na een gewonnen beslissingswedstrijd tegen Den Bommel op het terrein van DBGC. De twee jaar daarna handhaafden we ons in de derde klasse. We hadden niet zo’n exceptioneel goede spelersgroep, maar als team waren we heel erg moeilijk te verslaan. We waren als groep heel erg hecht en een speler als Pim Driessen was daar heel erg belangrijk in. Hij is er bij De Jonge Spartaan trouwens een jaartje tussenuit geweest door een seizoen bij Stellendam te gaan voetballen, maar hij was snel weer terug. Vier jaar ben ik trainer van De Jonge Spartaan geweest en toen stopte ik. Bewust. Het was mooi geweest die vier jaar. Genoeg zo ook. Vooral het begin op het oude complex bij Hernesseroord was kostelijk. Tussen de bomen een voetbalveldje waarop altijd kippen rondscharrelden. Een heel klein barakje dat dienst deed als kantine. Heel knus allemaal. Later is de club verhuisd. Nu hebben ze een prachtig complex, maar toen, in die beginjaren, had het ook wel wat.’
Na De jonge Spartaan kwam DBGC. Hoe kijk je op die tijd terug?
Auke: ‘Ook met een heel goed gevoel. In mijn eerste seizoen gelijk kampioen en de jaren erna presteerden we ook goed. Bij DBGC heb ik gewerkt met spelers als Jan Willem Pulleman en later nog met zijn broer Wilko. Heel leuk allemaal. Drie seizoenen ben ik er trainer geweest, zonder papieren. En toen ben ik naar WFB gegaan, de club waar ik als kind begonnen was en voor het eerst in een eerste elftal had gevoetbald. Ook bij die club promoveerden we in het eerste seizoen. Daarna zijn we niet gedegradeerd. Na 2 jaar WFB ben ik terug gegaan naar De Jonge Spartaan, waarmee ik in het eerste seizoen weer promoveerde.’
Als je als trainer zoveel successen hebt, dan moet je toch ook wel eens gebeld zijn door andere clubs?
Auke: ‘Ja, een paar clubs hebben in die tijd aan de telefoon gehangen. Zo heeft de voorzitter van Zierikzee een aantal pogingen ondernomen om mij als trainer van zijn club binnen te halen. Dat is er jammer genoeg nooit van gekomen. De eerste keer dat hij belde had ik mijn ja-woord al aan De Jonge Spartaan gegeven en de tweede keer was ik net kampioen geworden met DBGC en dan ga je ook niet weg.’
En toen ineens, was het over en sluiten met jou als trainer.
Auke: ‘Dat klopt. Ik had het inmiddels zo druk met mijn eigen zaak in Ouddorp, vooral als het weer beter weer werd, dat ik geen tijd meer had om trainer te zijn. In het begin miste ik het natuurlijk wel, vooral de sfeer in de kleedkamer, het samen toeleven naar wedstrijden en de derde helft na afloop. Maar het kon gewoon niet meer. Ik zou teveel trainingsavonden moeten laten schieten vanwege mijn werk en dan moet je beslissen dat het klaar is. Gelukkig kan ik met mijn werk nog vol in het leven blijven staan. Ik heb nog heel veel contacten overal. Ik ben 61 jaar nu en heb het nog altijd razend druk, dus trainer word ik niet meer. Maar ik kijk wel met een heel goed gevoel terug op alle jaren dat ik trainer geweest ben. En trouwens ook op mijn periode als scheidsrechter, want dat ben ik ook geweest.’
Scheidsrechter? Vertel daar eens meer over.
Auke: ‘Dat is begonnen in de tijd dat ik bij Nieuwenhoorn speler-trainer was van het derde elftal. Wij voetbalden op zondag en op zaterdag, toen ik het nog niet zo druk had op mijn werk, ben ik wedstrijdjes gaan fluiten. Dat werd steeds leuker. Elf jaar ben ik bondsscheidsrechter geweest en wedstrijden gefloten tot in de eerste klasse. Of als grensrechter mee naar wedstrijden in de hoofdklasse. Ook leuk. Ik herinner me nog dat ik grensrechter was bij SVVSMC-Elinkwijk toen de scheidsrechter na 20 minuten niet meer verder kon vanwege een blessure. Ik heb als scheidsrechter die wedstrijd verder gefloten en weet alles nog van die dag. John de Wolf was trainer van SVVSMC en die kon zijn mondje aardig roeren. Als grensrechter heb je het dan flink te verduren, want je loopt altijd voor zijn dug-out langs. Toen ik later die middag scheidsrechter was geworden kon ik wat verder weg blijven bij hem, haha. Veel aanleiding om iets te roepen had hij trouwens niet, want zijn ploeg won die middag met 4-1. Maar af en toe hoorde ik hem nog wel, haha.’
Als je op dat niveau gefloten hebt, dan moet je altijd goede beoordelingen hebben gehad.
Auke: ‘Meestal wel ja, maar dat systeem van die beoordelingen heb ik nooit zien zitten. Dat slaat helemaal nergens op. Ik heb het meegemaakt dat ik in Den Haag een wedstrijd floot van twee clubs die niet bepaald de makkelijkste waren. Het ging er heftig aan toe, maar ik had de boel goed onder controle. Had maar twee gele kaarten hoeven te trekken en het was nooit uit de klauwen gelopen. Na afloop komt de oud-betaaldvoetbalscheidsrechter Lau van Ravens naar me toe en geeft me complimenten omdat ik zo goed gefloten had. In de beoordeling van de rapporteur die ik later onder ogen kreeg zaten geen complimenten. Ik kreeg een slechte beoordeling, want ik had veel te weinig kaarten getrokken. Zo gaat het dus heel vaak. Dan leid je een wedstrijd in goede bannen, fluit je in de geest van de wedstrijd, zijn spelers en trainers van beide ploegen tevreden over je optreden en dan nog heeft een rapporteur iets op te merken. Dat je looplijnen niet goed waren of zo. Ik heb zelf gevoetbald, ben jarenlang trainer geweest, dus ik wist echt wel wanneer ik als scheidsrechter wel of niet handelend moest optreden.’
Waarom ben je na die 11 jaar gestopt als scheidsrechter? Vanwege je beoordelingen?
Auke: ‘Nee, dat niet. Het was mijn knie die weer ging opspelen, diezelfde knie waardoor ik jaren geleden mijn opleiding bij de groene baretten moest staken. Nu nog heb ik soms last van die knie. Misschien moet ik gaan wennen aan het idee van een kunstknie, maar ik moet er eerst van overtuigd zijn dat ik na zo’n ingreep nooit meer last heb. En die garantie krijg ik van niemand, haha. Er valt wel mee te leven als ik niet te veel sjouw en sjor. Fluiten gaat dus niet meer vanwege mijn knie, ik ben geen trainer meer omdat ik het te druk heb met mijn werk, maar ik doe nog vaak genoeg leuke dingen, hoor. En mijn werk is ook leuk. Ik klaag dus nergens over.’