In de lente van 1999 floot ik een eerste klasse-wedstrijd in de regio Haaglanden tussen twee verenigingen uit vooroorlogse volksbuurten. De tegenstander kwam uit Rotterdam West en de gastheren hadden hun thuishaven in Den Haag Zuidwest. Beide clubs zijn nadien gefuseerd met andere verenigingen.
Inzet was een plek in de nacompetitie voor promotie naar de Hoofdklasse. Met één kaper op de kust. Toen was de Hoofdklasse het hoogste podium in het amateurvoetbal en stelde de Eerste Klasse nog wat voor. Ik had twee officiële grensrechters toegewezen gekregen. Jan kwam uit Gouda en Teus uit Nieuwerkerk aan den IJssel. Ik woonde toen nog in Woerden. We hadden alle drie geen rijbewijs en spraken om 11.00 uur af op station Gouda, om gezamenlijk met de Intercity richting de Hofstad te reizen.
Omstreeks 12.00 uur gebruikten we een eenvoudige lunch nabij het Centraal Station, vlakbij het huis waar mijn vader is opgegroeid, en mijn opa en oma hebben gewoond, de Amstelstraat. Nu staat er één of ander hoog kantoorgebouw, één van de vele in het Haagse centrum. Om half één pakten we tram 12 richting de sportaccommodatie, waar we om 13.00 uur exact ons meldden in de bestuurskamer.
Daar was de spanning van de geplande ontmoeting al merkbaar. De delegatie van het bestuur en de technische staf van de Rotterdammers kwamen een kwartier daarna binnen en stelden zich netjes aan alle aanwezigen voor. Meteen werd gesproken over de eerder dat seizoen gespeelde wedstrijd in 010. Mijn collega van dienst van toen had het klaarblijkelijk aardig te verduren gehad, want men had het over negen gele kaarten en twee rode. Over diverse blessuregevallen en wat opstootjes in het veld en achter de afrasteringen. En terwijl men deze herinneringen met elkaar ophaalde, onder het genot van wat bakjes koffie met de bekende Haagse Hopjes geserveerd op spierwitte schoteltjes, keek men met een schuin oog naar mij. Ik liet echter niets blijken.
Want voor mij is elke wedstrijd uniek. En omkijken heeft ook geen enkel nut.
Drie kwartier voor aanvang kleedden Jan, Teus en ik ons om en maakten we ons op voor de warming up. Een half uurtje tussen de beide elftallen op het hoofdveld, dat was genoeg om alvast wat van de sfeer te proeven. Zo’n 10 minuten voor aanvang waren de tribunes en plekken achter de afrasteringen aardig gevuld. Zo’n 1650 betalende toeschouwers namen de moeite om te komen kijken.
Van meet af aan kozen beide teams de aanval. Daardoor golfde het spel op en neer. Bij rust stond het 2-2, wat de eindstand was van de heenwedstrijd. Maar het aantal kaarten dat door mij uitgedeeld had kunnen worden stond nog op nul. Het was ook een zeer sportieve wedstrijd, want bij twee botsingen tussen spelers werd de bal netjes uit het veld gespeeld. En gaf de tegenstander het leer ook weer vriendelijk terug om ermee verder te kunnen spelen.
In de pauze bleek helaas wel dat Jan zich tijdens een sprintje had verstapt. Doorgaan was niet verantwoord dus ging ik op zoek naar een vervanger. Voor de wedstrijd van de beide hoofdmachten had een toen pas 17-jarige arbiter de wedstrijd van de reserves gefloten. Hij zat in de bestuurskamer aan een flesje cassis en een broodje frikadel. Maar toen hij hoorde dat ik een invaller zocht stak hij meteen zijn hand op en meldde zich aan. En in de tweede helft vlagde de uit Delft afkomstige Jeffrey vervolgens een puike wedstrijd. Een paar jaren later kwam ik hem nog tegen bij een jeugdtoernooi bij Sparta Rotterdam. Hij was inmiddels gepromoveerd naar groep 2 bij de zondag-senioren. En floot bij de jeugd tweede en derde divisie. Inmiddels is hij geen arbiter meer, maar voetbaltrainer in Leiden. Een blessure noopte hem te stoppen.
De wedstrijd zelf eindigde in 4-4, zonder benodigde kaarten. Daaraan bleken beide teams helaas allebei een punt te weinig te hebben om periodekampioen te worden. Een slechts op één punt achter hen staande vereniging uit het Westland, die een veel beter doelsaldo had dan de ploegen uit Rotterdam en Den Haag, ging er met de buit vandoor omdat men wél wist te winnen.
Achteraf had niemand het over het feit dat ik op het wedstrijdformulier alleen maar de eindstand en de wissels hoefde te noteren. Maar dat is het lot van een scheidsrechter. Doe je het fout, dan word je door iedereen de grond in geboord; doe je het goed dan is het net alsof niemand ooit van jou heeft gehoord.
Columnist Egbert Egberts floot bijna 42 jaar wedstrijden in het amateurvoetbal. Schrijft over wat hem boeit, wat hem raakt, wat hem verwondert, wat hem ergens toe beweegt. Omdat het mag. Reacties? Mail naar info@voetbalrotterdam.nl.