Een afspraak met hem maken is moeilijk, omdat hij van te voren nooit weet of hij wel tijd genoeg heeft om met ons te praten. Telefonisch wil hij het wel doen en daarmee hebben we ingestemd, want René Blaauwkamp heeft eerst als voetballer en later als trainer een goede staat van dienst opgebouwd en daar is een mooi Oude Glorieverhaal over te maken, zo dachten we. Dus we hebben hem gebeld. We werden niet teleurgesteld, want René heeft ruim de tijd genomen om te vertellen wat hij als speler en trainer op de regionale voetbalvelden heeft meegemaakt. Bijna een uur hebben we aan de telefoon gezeten.
Vertel om te beginnen eens waarom je trainer geworden bent.
René: ‘Daar zit best wel een lang verhaal aan vast. Als voetballer heb ik heel de jeugdopleiding bij Sparta doorlopen. Op mijn zeventiende, achttiende ging het tussen een andere speler en mij wie bij Sparta mocht blijven. De keuze viel niet op mij. Ik woonde destijds in Strijen en ben toen bij de plaatselijke club gaan voetballen, vv Strijen dus, dat nog in de DVB speelde, de Dordrechtse Voetbal Bond. Geert Meijer was daar trainer, hij voetbalde destijds zelf nog bij DS’79. Het eerste seizoen ging geweldig. Ik werd topscorer van de Hoeksche Waard met 52 goals. Ook het tweede seizoen ging voortvarend. ‘Dit gaat me wel heel makkelijk af’, dacht ik toen en daarom ben ik op zoek gegaan naar een hogere uitdaging. Dat werd NSVV, destijds een tweedeklasser. Een flink stapje hoger dus. Ik kwam in een elftal terecht waar onder meer Peter Knoop, Hans Reedijk en Nico Hooghwerf voetbalden, hele goede voetballers. Peter Knoop was een begrip in de Hoeksche Waard. Dat jaar werden we kampioen en promoveerden daardoor naar de eerste klasse, toen het hoogste amateurniveau. We speelden tegen clubs als Quick Boys, Spakenburg en Rijnsburgse Boys. Derde werden we. Toch had ik het na die twee mooie seizoenen niet helemaal meer naar mijn zin. Ik wil het wat losser hebben, wat gemoedelijker en deed daarom bewust een stapje terug. Ik ging terug naar Strijen dat inmiddels naar de vierde klasse gepromoveerd was. Zij deden mij een leuke aanbieding, vandaar. Geert Meijer was nog altijd trainer. Die had contacten bij Sparta en regelde later nog dat ik daar een proefwedstrijd mocht komen spelen. Dat ging vrij aardig. Het ging uiteindelijk tussen mij en Ad van de Wiel wie er een contract zou krijgen. Sparta koos voor Ad van de Wiel, die later naar RKC Waalwijk ging en daar furore maakte.’
Wat vond je ervan dat de keuze niet op jou viel?
René: ‘Dat was zwaar klote natuurlijk. Ik was diep teleurgesteld, want die kans had ik graag willen pakken, want ik wilde er helemaal voor gaan om betaald voetballer te worden. Maar dat ging dus niet, want ze kozen voor Van de Wiel. Achteraf bezien kan ik dat wel relativeren. Het was wel logisch dat ze voor hem kozen, maar zo dacht ik er toen niet over.’
En toen? Wat ging jij doen?
René : ‘Ik ging bij Strijen voetballen. Bij die club gaf ik aan trainerscursussen te willen volgen, want ik dacht dat trainer zijn wel leuk zou wezen. Ik ging bij Strijen de D’tjes en de C’tjes trainen en dat was inderdaad hartstikke leuk. In die tijd had ik ook veel contact met Maarten de Keijzer, een trainer die aanvallend voetbal hoog in het vaandel had staan. Ik had dezelfde visie als hij en was daarin misschien nog wel extremer. Vanaf het begin als trainer wilde ik dat mijn ploeg altijd vol ten aanval trok, hoog druk zette, verzorgd voetbal speelde en achterin 1 op 1 stond. Super aanvallend dus. Dat deed ik als trainer bij mijn jeugdelftalletjes en later ook toen ik hoofdtrainer was geworden.’
Wat was je eerste club waar je hoofdtrainer was?
René: ‘Dat was Spirit in Ouderkerk aan den IJssel. Maar eerst was ik nog een paar jaar jeugdtrainer bij Barendrecht, terwijl ik daar zelf ook voetbalde. Ik had toen als voetballer de keus tussen Heerjansdam en Barendrecht. Bij Heerjansdam was Maarten de Keijzer trainer, iemand waar ik een hele goede band mee had, maar het werd toch Barendrecht. Dat was een grotere club, meer aansprekend. Ik ben er twee jaar voetballer geweest, speelde vaak, maar niet altijd in het eerste elftal en daarnaast trainde ik ook de jeugd. Na die twee seizoenen ben ik gestopt als voetballer en vol voor het trainerschap gegaan; 28 jaar was ik toen.
Waarom dat rigoureuze besluit?
René: ‘Ik had als voetballer alles wel een beetje gezien toen. Ik had inmiddels Oefenmeester 3 en 2 op zak en wilde trainer worden, vooral omdat ik dan mijn elftal kon laten voetballen op de manier waarop ik dat zelf wilde. Super aanvallend dus. ‘Suïcide voetbal’, werd er dan gezegd, maar ik heb bij veel clubs getraind waar het bestuur achter me stond. Ik ben eerst jeugdtrainer geworden bij RVVH, deed daar de regionale jeugd. Maarten de Keijzer was de trainer van het eerste elftal en ik moest spelers opleiden voor dat elftal. Ik had een goede lichting jeugdspelers onder mijn hoede: Peter Stassen, Harry Nugteren en de gebroeders Van Beek. We werden kampioen dat seizoen. Heel leuk natuurlijk, maar voor mij als trainer toch bijzaak. Het opleiden van spelers, ze klaar stomen voor een eerste elftal vond ik veel belangrijker. Die spelers die ik zonet noemde zijn later allemaal vaste waardes in het eerste geworden, dus mijn werk was wel geslaagd, vond ik. Toen belde SSS uit Klaaswaal. Zij wilden iemand aanstellen die heel de jeugd ging trainen. Daar ben ik op ingegaan. De A tot en met de D; ik trainde ze allemaal. Vier avonden in de week stond ik op het veld. Ontzettend leuk om te doen, iets waarin ik heel veel plezier had. Twee jaar heb ik het gedaan. En toen belde Spirit.’
Dat werd dus de club waar je voor het eerst hoofdtrainer werd.
René: ‘Klopt. Dertig jaar was ik toen. Sommige spelers waren jaren ouder dan ik, Jan de Vrij bijvoorbeeld, de vader van Stefan. Of Arie Lingen. Spirit speelde altijd reactievoetbal en dat wilde ik als trainer niet. Ik wilde aanvallen, opbouwen van achteruit en ik wilde dat iedereen overal op het veld druk zette als we de bal niet hadden. Als je zo speelt, zijn je verdedigers heel belangrijk, want zij spelen altijd met veel ruimte in de rug en staan vaak 1 op 1. Dan moet iedereen in het elftal druk zetten en jagen en niemand mag daarin verzaken. De groep was erg enthousiast en die manier van spelen kregen ze steeds beter onder de knie. Maar langs de kant verklaarden ze me voor gek, zeker als we een keertje niet wonnen. ‘Zo voetballen is zelfmoord’, werd er dan gemopperd. Maar ik bleef vasthouden aan mijn aanvallende speelstijl. Spirit had tot dan toe altijd moeten knokken om niet te degraderen, dat jaar eindigden we in de middenmoot. In het tweede seizoen zaten we in de subtop, haalden zelfs de nacompetitie, maar we zijn uiteindelijk niet gepromoveerd. Iedereen was laaiend enthousiast toen en ze zagen mij als trainer erg zitten, maar het bestuur en ik vonden dat de spelersgroep wel aan het plafond zat. Meer viel er niet uit te halen, dachten we. Een ander gezicht voor de groep zou misschien wel goed zijn. Ik nam daarom afscheid van de club, maar kon dus wel door de voordeur vertrekken.’
En toen?
René: ‘Smitshoek belde. Daar ben ik twee jaar trainer geweest, misschien wel drie. Dat weet ik niet meer precies. Ik had het heel druk, want naast het feit dat ik daar hoofdtrainer was, deed ik ook de opleiding Oefenmeester 1. Daarvoor moest je op maandag en dinsdag overdag naar Zeist en ook nog eens stagelopen. Dat deed ik trouwens bij Jos Houweling bij Heerjansdam, want die kende ik nog van Strijen. Daar hadden we samen gevoetbald. Omdat ik al die dingen ook deed, zou er wel eens een training bij in kunnen schieten, gaf ik het bestuur van Smitshoek vooraf te kennen, maar dat was geen enkel probleem. Ze wilden me dolgraag hebben als trainer. Nog altijd stond ik heel aanvallend voetbal voor. ‘Dat kan helemaal niet. Deze ploeg kan dat niet’, werd er door anderen op de club gezegd. Maar zulke taal is doping voor mij. Dan ga ik er echt helemaal voor. We hadden een goede ploeg toen, met bijvoorbeeld een speler als Rick van Gemerden. Dat was een kanjer. Later kwam daar Ronald Pfeiffer nog bij, voetballend niet de allerbeste, maar hij scoorde wel aan de lopende band. Het eerste jaar werden we kampioen en toen waren de sceptische geluiden langs de kant dus wel verstomd.’
Na Smitshoek kwam TOGR.
René: ‘Joop Knipscheer, de man die bij TOGR alles regelde en er ook sponsor was, wilde me graag hebben als trainer. TOGR was destijds een vierdeklasser. ‘Ik steek hier al jaren veel geld in de club, maar wil eindelijk wel eens op een hoger niveau gaan voetballen’, zei hij. Garanderen kon ik natuurlijk niks, maar ik vertelde wel hoe ik dat zou willen gaan proberen. Met heel aanvallend voetbal dus, want wat dat betreft wilde ik absoluut geen water bij de wijn doen. Binnen een half uur werden we het eens. Ik zou de nieuwe trainer van TOGR worden. Ik kreeg een heel goed elftal onder mijn hoede, met spelers als Daniel Los, Kenneth Wolf, Ruud Boessen en André Pijl. Alle jongens waren enthousiast over de speelstijl die ik voorstond. Het eerste jaar werden we kampioen, het jaar daarop weer en het derde jaar dat ik er zat promoveerden we via de nacompetitie. In drie jaar tijd van de vierde naar de eerste klasse dus. Met super aanvallend voetbal.’
Hoe bracht jij als trainer die speelstijl trouwens bij aan je spelers?
René: ‘Door daar altijd heel gericht op te trainen. Dan zie je de ploeg groeien. Partijtjes deden we vaak met twee doeltjes aan elke kant van het veld, want dan moesten spelers keuzes maken en de ruimtes heel goed in de gaten houden. En vooral elkaar coachen. Dat coachen is heel erg belangrijk als je zo speelt, want je mag als verdediger een tegenstander nooit voor je laten komen en hij mag ook niet uit je rug wegdraaien. Dat moet je als verdediger wel weten. Je moet elkaar daarin dus aansturen, want iedereen is niet alleen verantwoordelijk voor zijn eigen tegenstander, maar ook voor het eigen team. Alle details zijn dan belangrijk. Bij een voorzet tegen een aanvaller aanspringen als je zelf niet bij de bal kan bijvoorbeeld, want dan is hij uit balans.’
Je kostje was na die drie succesvolle jaren natuurlijk wel gekocht bij TOGR.
René: ‘Dat is wel zo, maar ik wilde toch weg. Ik wilde me namelijk niet in slaap laten wiegen. Drie jaar was het matje, ik wilde een andere uitdaging. Je moet als trainer ook weten wanneer het genoeg is bij een club. Zo heb ik er altijd overal ingestaan. Twee, maximaal drie seizoenen en dan weg. Dat vonden ze bij TOGR niet zo leuk, voorzitter Ad van de Poort en Joop Knipscheer voorop, maar ik ging toch weg.’
Wat werd je volgende club?
René: ‘Puttershoek. Dat speelde op zondag en op die speeldag had ik als trainer nog nooit een club gehad. Dat bood mij natuurlijk wel de mogelijkheid om vooraf heel veel wedstrijden van ze te gaan bekijken. Puttershoek speelde in de tweede klasse en het was altijd hangen en wurgen om niet te degraderen. Het voetbal was lange ballen naar voor en dan maar zien wat er ging gebeuren. Dat wilde ik als trainer natuurlijk veranderen. Het bestuur wilde me graag hebben, ze wisten wat voor trainer ze in huis haalden, maar ze waarschuwden me wel voor de derde colonne. Die zou flink weerstand bieden als er vaak verloren werd. Met Nico de Graaf had ik een heel goede speler in huis en daar kwam Jaco Westbroek nog bij. Die speelde bij DCV, maar kwam in Puttershoek wonen. Peter Heiszwolf kwam ook van DCV over. Het eerste seizoen was met vallen en opstaan. Als we niet wonnen, was het gemopper langs het veld niet van de lucht. We eindigden in de middenmoot. Het tweede seizoen, toen we jonge spelers hadden ingepast, die prima de weg gewezen werden door de ouderen, ging het nog beter. We draaiden een prima jaar, vooral de tweede seizoenshelft was fantastisch. Sparta werd kampioen. Voor de winterstop hadden we daar op kunstgras met 4-1 verloren, maar na de winterstop, bij ons thuis, speelden we ze helemaal van de mat. We wonnen met 6-1. Supporters van ons stonden die middag huilend van blijdschap op de banken. Gemopperd werd er toen niet meer, haha. We speelden dat seizoen nacompetitie, maar verloren na strafschoppen. Van VELO. Dat was nog wel een dingetje, die strafschoppen. Twee penalty’s die we scoorden moesten om een of andere reden overgenomen worden en de strafschop die onze keeper Erwin Fortuin stopte, moest ook overgenomen worden. Louis Wagner was toen scheidsrechter. We konden die penaltyserie nooit winnen. Na afloop was er nog veel commotie op het veld.’
Ging jij na die twee jaar weer op zoek naar een andere club?
René: ‘Ja. Dat werd NSVV, waar ik als voetballer nog gespeeld had. Mensen van NSVV waren op zondag vaak wezen kijken bij Puttershoek. Ik heb bij NSVV als trainer een paar mooie jaren beleefd en daarna ben ik naar HVO in Vlaardingen gegaan.’
Hoe was het daar?
René: ‘Niet zo best. Een paar weken nadat ik bijgetekend had voor nog een seizoen, werd ik ontslagen. Er was weerstand uit de groep, 60 procent van de spelers wilde niet met mij verder als trainer en ik vermoed dat de trainer van het tweede daar een flinke hand in heeft gehad. In ieder geval, ze zaten financieel nog wel aan me vast, maar ik had zo wel de vrije hand om overal wedstrijdjes te gaan bekijken.’
Wat werd je volgende club?
René: ‘TOGR. Ze vroegen of ik weer trainer wilde worden. Met Joop Knipscheer ging het niet meer zo goed, die was zwaar ziek. Dat was emotioneel wel moeilijk voor me, wat ik kon altijd prima met hem opschieten. Het jaar waarin ik weer trainer werd van TOGR en dat samen met Bryan Cairo ging doen, waren ze net uit de hoofdklasse gedegradeerd. In de eerste klasse speelden we tegen clubs als RVVH, Voorschoten’97, Xerxes en Vitesse Delft. Er stond een ongelooflijk goed elftal met spelers als Antonio Garcia Mendes, Mickey Lopes da Silva en Oswaldo de Pina. Op het veld van RVVH werden we kampioen, maar ik vond het steeds minder leuk worden.’
Op welk gebied?
René: ‘Dat kunstgras een steeds grotere rol in het amateurvoetbal ging spelen stond me erg tegen. Ik vond het een ramp om op kunstgras te voetballen. Dat was helemaal niks. Ik zei het ook altijd als we weer eens bij een club aankwamen die op kunstgras speelde. ‘Mooi plastic hebben jullie hier liggen’, zei ik dan cynisch. Bij TOGR was het tweede veld ook met kunstgras bedekt en daar moesten we op trainen. Daar heb ik veel woorden met het bestuur over gehad. Omdat er steeds meer kunstgrasvelden bij kwamen, ben ik gestopt als trainer. Ik wilde op gras voetballen en anders maar niet. Ik ben toen lekker gaan vissen en andere dingen gaan doen in mijn vrije tijd. Totdat Dario Lara Olaya me belde. Die had ik als voetballer bij TOGR gehad en speelde toen bij CVV/Mercurius. Ze wilden daar een andere trainer. Ik had daar niet zo veel trek in, maar ben er toch ingestapt toen ik was wezen kijken.’
De gebroeders Michel en Richard Feenstra speelden daar toen ook.
René: ‘Ik had Michel gezien als linksbuiten, maar dat was niet zijn meest ideale positie, vond ik. Dat heb ik hem ook gezegd. ‘Ben je blind’, antwoordde hij toen. Maar ik bedoelde dat hij in de spits moest voetballen om zo zijn snelheid optimaal te benutten. Michel kon namelijk heel hard rennen. Hij heeft bij mij vaak als spits gespeeld, maar ik zette hem ook wel eens op het middenveld. Anderhalf seizoen ben ik trainer geweest van CVV/Mercurius. Een leuke tijd gehad daar, maar het was toch wel een ander niveau dan wat ik in voorgaande jaren had meegemaakt. Soms had ik maar vijf, zes gasten op de training! Bij alle clubs waar ik gezeten heb, was altijd bijna iedereen op elke training. Ik heb vaak gemopperd op die Feenstra’s . Vond dat zij er maar voor moesten zorgen dat de trainingsopkomst hoger werd.’
Hielp dat?
René: ‘Niet altijd, haha. Omdat de opkomst aan de lage kant bleef en ook omdat we steeds vaker op kunstgras moesten voetballen, ben ik uiteindelijk gestopt als trainer. Ik had het wel gehad met dat kunstgras.’
Mis je het trainer zijn?
René: ‘Het is goed zo. Ik heb leuke tijden beleefd, maar dat kunstgras kon me gestolen worden. Dat moesten ze verbieden.’
Mooi stuk René, heel herkenbaar. Hoe gaat het nu met je ..??
Groet, Jan de Vrij
Wat een wereld trainer is dit en een goeie vent , tikkeltje eigenaardig maar altijd vast houden aan zijn visie
In deze tijd een trainer om graag te hebben geen consessies volle bak en anders niks .TOPPER
De beste trainer die ik ooit heb gehad bij vv puttershoek ook als mens geweldige gozer kom een keer langs bij fc binnenmaas kuikenhaar haha gr michel de bruin
Mooi stuk rene super tijd gehad met rene bij de vv puttershoek zowel als mens als trainer de beste trainer die ik ooit heb gehad jammer dat we elkaar uit het oog zijn verloren kuikenhaar haha kom een keer langs bij fc binnenmaas man gezellig