Een jaar of vier geleden stopte hij vanwege een enorme groeispurt met voetbal, maar niet veel later pakte hij de draad toch weer op. Eerst voetbalde hij samen met zijn vrienden in het zesde elftal van Brielle, hij stroomde door naar het derde, maar daar bleef het bij. Selectiespeler bij Brielle werd hij niet en daar had hij wel vrede mee. Voetballen in het derde elftal was ook leuk. Maar sinds het begin van dit seizoen is de 22-jarige en 1.99 meter lange Stef Mansveld toch een selectiespeler. Sterker nog: hij staat als spits wekelijks in de basis. Niet bij Brielle, maar bij derdeklasser Vierpolders. Drie jaar geleden in een zesde elftal voetballen en nu basisspeler zijn bij een derdeklasser; het is een opmerkelijke opmars. Daarom alleen al willen we graag een verhaal maken met Stef. Hoe ervaart hij dit allemaal? Loopt hij op de toppen van zijn tenen? Of heeft hij inmiddels zijn draai wel gevonden? In zijn knusse studentenflatje, midden in Rotterdam, geeft hij antwoord op al onze vragen.
Hoe kwam je bij Vierpolders terecht?
Stef: ‘Dat was na een wedstrijdje dat ik met het derde van Brielle op het eind van vorig seizoen speelde tegen het tweede van Vierpolders. Nico Heijmans, die bij die club de technische zaken doet, vroeg na afloop aan mij of ik open stond voor een overstap naar Vierpolders. Hij zag in mij een potentiële eerste elftalspeler, zei hij erbij. Zelf had ik nooit over zo’n stap nagedacht. In het derde elftal van Brielle had ik het reuze naar mijn zin. Maar Nico zette mij wel aan het denken. In een eerste elftal voetballen, wilde ik dat wel? En kan ik dat niveau wel aan? Na een paar dagen nadenken besloot ik er voor te gaan. Als ik bij Vierpolders niet in het eerste zou komen zou dat jammer zijn, maar ik had het dan wel geprobeerd. Als ik het niet zou doen, had ik me altijd de vraag gesteld of het wel gelukt zou zijn.’
Het is gelukt. En hoe! Je bent een onbetwiste basisspeler. Hoe heb je dat afgedwongen?
Stef: ‘In de zomervakantie heb ik voor mezelf getraind. Ik ben twee of drie keer in de week een stuk gaan hardlopen, want ik wilde wel fit en in conditie aan de eerste training beginnen. Nee, ik liet niks aan toeval over. Als ik ervoor wil gaan, dan moet ik het goed doen, vond ik. In de eerste oefenwedstrijd, uit bij De Jonge Spartaan, begon ik in de basis. Dat had ik niet verwacht. Ik had gedacht dat ik op de bank zou beginnen en een kwartiertje voor tijd mocht invallen. Maar trainer Jan Lecker vertelde vlak voor het omkleden dat ik vanaf de aftrap zou spelen, als spits. Ik scoorde het eerste doelpunt in die wedstrijd. Dat was wel lekker. In andere wedstrijden tijdens de voorbereiding speelde ik ook vaak mee en in de bekerwedstrijden tegen Hekelingen, MVV en de Haagse vereniging Duindorp maakte ik ook veel minuten.’
En dan komt de eerste competitiewedstrijd, thuis tegen SC Botlek en dan begin je ook in de basis. Wanneer hoorde je dat?
Stef: ‘Onze trainer maakt de opstelling altijd vrij laat bekend. De donderdagavondtraining staat altijd in het teken van de komende wedstrijd en dan zie je al hoe het elftal er ongeveer uit zal zien, maar hoe de opstelling daadwerkelijk is, horen we pas op zaterdag. De ene keer tijdens de lunch om een uur of 1, de andere keer tijdens de wedstrijdbespreking en soms nog later. Nee, dat vind ik niet gek. Zo houdt hij ons scherp, want we willen natuurlijk allemaal in de basis beginnen.’
Jij bent spits. Wat verlangt de trainer van jou?
Stef: ‘Dat ik doelpunten maak. In de jeugd en ook in de lagere elftallen bij Brielle was ik spits, maar ik heb ook vaak op het middenveld gespeeld. In het begin bij Vierpolders kwam ik daarom vaak in de bal, maar van Jan Lecker moet ik op het middenveld wegblijven. Hij wil me voorin zien, liefst scorend.’
Hoe vaak heb je tot nu toe gescoord in de competitie?
Stef: ‘Zes keer. Eenmaal met de kop, een keer een intikker met links en de rest met rechts.’
Had je zoiets verwachte een paar maanden geleden?
Stef: ‘Nee, maar ik ben er wel vol voor gegaan. Ik zie wel waar het schip strandt, zo dacht ik aan het begin. Als het niet gelukt was, omdat ik het niveau niet aan kon of zo, dan zou het jammer zijn geweest, maar dan had ik het in ieder geval wel geprobeerd. Niet geschoten is altijd mis, toch? Daarom is het nu zo mooi dat het gelukt is.’
Hoe houd je het vol? Als je zo’n grote stap maakt zoals jij, moet dat in het begin flink wennen zijn.
Stef: ‘Dat was het inderdaad. In het begin van de voorbereiding trainden we vaak drie keer in de week en dat was wel heftig. Maar omdat ik in de zomervakantie mijn conditie op peil had gehouden, was de stap minder groot dan ik gedacht had. En toen de andere spelers zagen dat ik in mijn allereerste wedstrijd in het eerste ook nog scoorde, was dat ijs ook gebroken. Ik ben trouwens wel in een erg leuke spelersgroep terecht gekomen. Er lopen hier nogal wat jongens rond met een Brielleverleden, maar de meesten zijn een paar jaar ouder dan ik. Ik kende hen nog niet zo goed. Dat is nu wel anders. We zijn een hechte groep, die samen flink uit het dak kan gaan als we gewonnen hebben. Zo’n overwinning tegen SC Botlek, met een vrije trap van Floris van den Heuvel, die er vlak voor tijd ingaat, zette al de toon. In de kleedkamer ging het dak eraf! Naderhand hebben we ook nog wat wedstrijden gewonnen, vaak met maar één doelpuntje verschil. Dan smaakt het bier na afloop dubbel lekker, haha. Onze trainer had voor aanvang van de competitie gezegd voor een plek bij de bovenste vijf te gaan, misschien wel bij de eerste drie, maar wij spelers keken wat dat betreft de kat toch wel uit de boom. Het gaat eigenlijk best wel lekker. We staan vierde nu. Wij spelers moeten onze doelstellingen misschien maar bijstellen, haha.’
En hoe gaat het onderling als jullie verloren hebben?
Stef: ‘Dan is de sfeer in de kleedkamer natuurlijk niet zo uitgelaten, maar we verwijten elkaar nooit iets. Je wint met zijn allen en je verliest met zijn allen. Gelukkig winnen we meer dan dat we verliezen en dat willen we graag zo houden.’
Jouw vader Ronald speelde jarenlang bij WRW in het eerste elftal. Hoe kijkt hij nu tegen jou aan?
Stef: ‘Mijn vader was linksbuiten en heeft tot zijn 37e in het eerste van WitRoodWit gevoetbald. Meestal is hij er bij thuiswedstrijden bij als toeschouwer en nadien, als ik thuis langs kom, praat hij altijd de wedstrijden met me door. Dan zegt hij dat ik rustiger aan de bal moet zijn en vraagt hij zich soms af waarom ik dat en dat gedaan heb of iets anders juist niet. Het is nooit vervelend, maar hij is altijd best wel kritisch. Ach, de beste stuurlui staan aan wal en daar is hij er een van, haha.’
En ben jij ook familie van Aad Mansveld, in de jaren ’60 en ’70 een hele goede speler bij ADO, die ook nog een paar jaar bij Feyenoord en FC Utrecht heeft gevoetbald?
Stef: ‘Jazeker. Aad Mansveld is een halfbroer van mijn opa. Pas geleden had mijn opa het nog over hem. Ik heb Aad natuurlijk zelf nooit zien voetballen, maar de verhalen van mijn opa over hem vergoeden veel. Het moet een hele goede voetballer geweest zijn.’