De afspraak om met hem terug te kijken op zijn eerste seizoen als trainer van SC Feyenoord bestond al een tijdje, maar we moesten het wel uitstellen. Het voetbaljaar voor zijn club duurde met de finale om de Fidus Cup tegen Heerjansdam en de dubbele nacompetitiewedstrijden tegen eerst SC Genemuiden en later tegen VVOG namelijk nog een paar weken langer. Maar nu er niet meer gevoetbald wordt, kunnen we met Ronald Ermes dan toch terugblikken. Hoe is hij te werk gegaan? Hoe was de samenwerking met andere mensen binnen de club? Is hij tevreden? En nog meer vragen zouden we graag beantwoord zien. Ronald gaat daar graag op in. ‘Nu er geen trainingen en wedstrijden meer zijn, heb ik toch zeeën van tijd’, zegt hij lachend als we aanschuiven aan tafel bij hem thuis.
Om maar met de deur in huis te vallen: in het AD liet je optekenen dat je tevreden bent over het afgelopen seizoen en ook trots op je ploeg. Waarom ben je tevreden? Je hebt toch niets gewonnen met je club?
Ronald: ‘We hebben dit seizoen in totaal 50 wedstrijden gevoetbald. Dat zijn er heel veel. Voor de winterstop haalden we niet veel punten, maar na de winterstop hebben we het heel goed gedaan. We zijn in de competitie uiteindelijk als tweede geëindigd, we hebben de finale van de Fidus Cup gehaald, waarin we jammer genoeg niet met de sterkste formatie konden spelen omdat we een dag later in de eerste ronde van de nacompetitie tegen SC Genemuiden moesten voetballen en we hebben de finale van de nacompetitie gehaald. Zo slecht is dat allemaal niet. Of we prijzen gepakt hebben of niet, daar kijk ik eigenlijk niet naar als ik een waardering moet geven over het afgelopen seizoen. Het gaat in mijn ogen veel eerder over het proces dat in gang gezet is en hoe we er nu samen voor staan. Daar ben ik tevreden over. En ook trots op de spelersgroep en staf over hoe ze het gedaan hebben.’
Toen je aantrad als trainer bij SC Feyenoord, werd er dan niet van je verwacht dat je promoveerde of liever nog kampioen werd?
Ronald: ‘Dat is zo niet expliciet tegen me gezegd. Natuurlijk is het de wens van de club om in de derde divisie te spelen, maar het gaat ook om beleid en visie. Als club kun je bij je concurrenten de beste spelers wegkopen, zodat je zelf op papier sterker wordt en de ploegen waartegen je speelt zwakker, maar zo willen we het hier niet doen. We kijken bij het binnenhalen van nieuwe spelers nu naar talenten uit de regio en het inpassen van eigen jeugd is ook heel belangrijk. Er zijn trainers die jeugd niet snel een kans geven. ‘Ze zijn er nog niet aan toe’, zeggen ze dan. Zo zit ik niet in elkaar. Als een jonge speler zich goed ontwikkelt moet hij de kans krijgen een volgende stap te maken, want zo bied je hem perspectief en kan hij zich verder ontwikkelen. Haal je hem er niet bij, laat je hem niet meetrainen of spelen, dan blijft hij stilstaan in zijn ontwikkeling. Jonge jongens een kans geven, dat hoort bij mij. Zo ging ik al te werk bij mijn vorige club TOGB en zo doe ik het ook bij SC Feyenoord. Ik denk dat ik ook mede daarom gehaald ben als nieuwe trainer van de club.’
Hoe is dat inpassen van jeugd dit seizoen ingevuld?
Ronald: ‘Aan het einde van het seizoen zaten er in de laatste wedstrijdselectie, die tegen VVOG, zes jongens bij die daar aan het begin van het seizoen nog niet bijzaten. Die zijn in de loop van het seizoen allemaal aangesloten bij de selectie. Als je ziet dat jonge jongens het goed doen, dan moet je ze erbij halen. Dan kunnen ze meetrainen, bekerwedstrijden spelen en in competitiewedstrijden minuten maken. Op die manier maken ze meters en kunnen ze verder werken aan hun ontwikkeling. Bovendien hijgen ze dan in de nek van de jongens die al selectiespeler zijn, zodat die ook blijven presteren, want anders zijn zij hun plekkie kwijt. Dat is een normaal proces, vind ik. Als trainer moet je constant kijken wie er mee gaat in die ontwikkeling, wie je op gang moet helpen en een helpend handje moet toesteken of wie afvalt. Kan je daar als speler niet mee omgaan, dan haak je uiteindelijk af. Ja, dat is gebeurd dit seizoen, er zijn een paar jongens afgehaakt. Maar dat gebeurt altijd, bij elke club.’
Dat er ook gekeken wordt naar de eigen jeugd, bepaal jij dat alleen als trainer?
Ronald: ‘Nee, dat is een gezamenlijk beleid. De trainersstaf, de medische staf en de scouting; alles is voor de start van afgelopen seizoen vernieuwd. Allemaal met het oog om het zo goed mogelijk in te vullen. Heel het jaar door is alles continu besproken met mensen binnen de club. Met de bestuursleden voetbaltechnische zaken Danny Kalden en Matthijs de Kort en technisch coördinator Hans Maus vooral. Met die drie heb ik zeer veelvuldig contact. Elke training, de wedstrijdselecties van 1 en 2, keuzes voor jongens die spelen of juist niet spelen, bijna alles wordt toegelicht en besproken. Daarin ben ik heel transparant. Dat doe ik ook met alle mensen van de staf en met de mensen die betrokken zijn bij het tweede elftal en de Onder 19. En in al die contacten die je binnen de club hebt, moet je open staan voor de mening van anderen. Het is immers een plan dat je met elkaar maakt, waar je samen achter staat. Sta je niet open voor andere meningen, dan bestaat het gevaar dat je op den duur alleen komt te staan. Ik werk als trainer heel graag in een omgeving waar goed wordt samengewerkt. Je doet het namelijk niet alleen. Visie en beleid van een club moet zo breed mogelijk gedragen worden, want je streeft gezamenlijk hetzelfde doel na.’
Als je constant met elkaar in gesprek bent, dan moet het er voor de winterstop, toen de prestaties nog niet zo goed waren, af en toe wel behoorlijk heftig aan toe gegaan zijn.
Ronald: ‘Nee hoor, helemaal niet. Ik heb nooit het gevoel gehad dat er onrust was of dat er getwijfeld werd aan de werkwijze. Over de manier waarop gewerkt werd, over de ontwikkeling die in gang gezet werd, daar waren we het allemaal altijd over eens. Gezien de resultaten voor de winterstop was het natuurlijk niet altijd even makkelijk, maar we zijn altijd tevreden geweest over de veranderingen die doorgevoerd zijn. Ik heb het al eens gezegd in een eerder interview met jou: verbetering is geen gebeurtenis, het is een proces. Resultaten zijn niet 100 procent maakbaar. Je moet je focussen op het proces en niet op de prijzen. Als het proces goed is, komen die prijzen vanzelf. Na de winterstop hebben we beter gepresteerd, jammer genoeg net niet goed genoeg om aan het einde van de rit prijzen te pakken.‘
Dan moet dat volgend seizoen maar gebeuren.
Ronald: ‘Zo werkt het niet. Het is geen automatisme dat de lijn die prestatief nu ingezet is, volgend jaar automatisch voortgezet wordt. We moeten daar met elkaar weer keihard voor werken, elke training en elke wedstrijd. Voetbal is geen roeien. Een roeier die het hardst roeit, komt als eerste over de streep, maar zo werkt het bij voetbal niet. Je kunt alles op een rijtje hebben, je kunt je zaken goed voor elkaar hebben en dan nog ben je afhankelijk van best veel factoren waar jij als trainer geen invloed op hebt. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de vorm van de dag van de tegenstander, aan blessures of beslissingen van scheidsrechter.’
Om even terug te komen wat je daarnet zei over de ontwikkeling die je met je spelersgroep ingezet hebt, waarom kwam dat er eerder niet uit, al voor de winterstop bijvoorbeeld?
Ronald: ‘Omdat ik als nieuwe trainer moest wennen aan de groep en de groep aan mij. Laat ik een voorbeeld geven op voetbalgebied. Op trainingen hebben we een aanvalsvorm geoefend dat de linksbuiten of de rechtsbuiten naar binnen komt, zodat er op de buitenkanten ruimte komt te liggen waar we vervolgens gebruik van kunnen maken. In het begin speelden de jongens wedstrijden vooral op die manier, omdat ze dachten dat dit de speelwijze moest zijn. Maar zo waren die oefeningen niet bedoeld. Deze aanvalsvorm is een van de vele opties die je als ploeg moet kunnen toepassen, als de situatie daarom vraagt. Om dat van elkaar te begrijpen heeft tijd gekost, begrijpelijk omdat je aan elkaar moet wennen. Als je elkaar beter leert kennen, ga je elkaar ook beter snappen. Daarom is het na de winterstop ook beter gegaan.’
Waar kijk jij als trainer naar?
Ronald: ‘Als trainer moet je kijken naar het natuurlijk gedrag van je spelers. Wat kunnen ze goed? Waar liggen hun kwaliteiten? Kwaliteiten moeten benut en gestimuleerd worden. Als een rechtsbuiten graag tussen de linies wil spelen en dat ook heel goed kan, dan moet je niet van zo’n speler verlangen dat hij constant diep gaat zonder bal. Als je dat wel wil, dan moet je een ander soort rechtsbuiten opstellen. Creativiteit van je spelers moet je als trainer nooit bemoeilijken of indammen. Ik ga bijvoorbeeld toch niet van mijn creatieve voetballers eisen dat ze niet in hun kracht spelen? Hun kracht is juist het spelen op intuïtie en dat moeten ze vooral blijven doen. Waar het wel om gaat is dat ze de juiste momenten kiezen. Als ze 1 op 1 staan moeten ze op gevoel spelen. Gaat het dan mis, dan moeten ze het de volgende keer nogmaals proberen. Maar als ze tegen twee verdedigers staan, dan moeten ze wat anders doen, de bal uithalen zodat we het spel snel kunnen verleggen. Het gaat altijd om de keuze in combinatie met de uitvoering en die twee dingen bespreek je voortdurend met je spelers. Tijdens wedstrijden, als het spel even stil ligt, in de rust of bij de nabespreking. Als trainer ben je nooit klaar, altijd is er wel werk aan de winkel. En als je dat samen kan doen met andere mensen die allemaal hetzelfde nastreven, is dat goed. Dat is dit seizoen gebeurd en daarom kijk ik met een goed gevoel terug op het afgelopen voetbaljaar.’