Bij wijze van vriendendienst floot ik aan het eind van het seizoen 2001-2002 een wedstrijd tussen het negende van een club uit de omgeving van het Rotterdamse Zuidplein tegen het elfde van een vereniging uit Maassluis. In het elftal van de thuisclub speelde een collega-scheidsrechter, die mij had uitgedaagd een keer een voor de rangschikking belangrijke wedstrijd te fluiten. De gasten stonden bovenaan, de gastheren tweede met een punt achterstand.
Degene die de te spelen wedstrijd won was kampioen. De gasten waren echter niet blij met het feit dat een KNVB arbiter, die gewend was om standaardelftallen te fluiten op +Eerste Klasse niveau, hun ‘match of the year’ zou gaan leiden. Voor de twee te spelen helften, in de wandelgangen, spraken zowel de aanvoerder als de keeper en de leider mij dan ook daarop aan.
Ze waren gewend om gewoon tegen elkaar ‘aan te klossen’ zoals de leider het namens het drietal uitdrukte. De clubscheidsrechter die de eerste wedstrijd floot was een man met een enigszins mank been, die vanuit de middencirkel blies. Dat leverde in die eerste negentig minuten de nodige opstootjes en beschuldigingen aan het adres van die leidsman op. Ze ‘verdachten’ mij er op voorhand van dat ik dat bij de die dag te spelen match niet van plan was en de onderlinge strijd op veel kortere afstand zou gaan volgen.
De aanvoerder beweerde zelfs dat dat eigenlijk oneerlijk was, en dat een ‘echte scheidsrechter bij dit titelduel competitievervalsing was’. Ik moest er wel om lachen, ware het niet dat het wel degelijk serieus bedoelde opmerkingen waren.
Ik antwoordde dat ik zou gaan fluiten zoals ik altijd wedstrijden fluit. Hoogstwaarschijnlijk net zoals die arbiter tijdens de voetbalstrijd in Maassluis daar heeft gefloten zoals hij dat altijd naar wat voor hem mogelijk was wel zou hebben gedaan. Daar hadden de captain, doelman en coach niet van terug.
Tijdens de eerste 45 minuten ging het er redelijk fanatiek aan toe, maar ik volgde – zoals ik dat bij alle wedstrijden die ik fluit doe – met wat neuslengten afstand het spel. Het zorgde ervoor dat spelers besluiten in vrijwel alle gevallen zonder wanklank accepteerden en er zowaar ook best aardig gevoetbald werd. Het zorgde ook voor een prettige sfeer in het veld.
Het eerste doelpunt viel pas diep in de tweede helft. In de tachtigste minuut veroorzaakte de voorstopper van de gasten een directe vrije trap in de zestien. Hij sloeg de bal die hard werd ingekopt én werd gemist door de keeper met de rechterhand uit het doel.
Nadat de strafschop was verzilverd schoot de linksbuiten van de thuisploeg drie minuten later de 2-0 van dertig meter in de kruising. Een lucky goal, maar wel een onvergetelijke. De gasten konden daar niets meer tegenover stellen en zagen dat na drie extra minuten blessuretijd de voetballers van de club uit 010Zuid het kampioenschap pakten.
Dat werd met veel bier, nep-champagne en bloemen bij de dug outs gevierd. Ook de gasten deelden mee in het feest. Beide teams gaven aan dat ik ‘werelds’ had gefloten, zonder kaarten te hoeven uitdelen en vooral iedereen lekker een balletje had laten trappen. En ik kreeg (als beloning?) ook een paar pilsjes in de handen gedrukt.
Een week later leidde ik een wedstrijd in de nacompetitie tussen twee teams voor promotie naar de eerste klasse. Daar ging het er heel anders aan toe. Schreef vier gele kaarten en twee rode kaarten in mijn KNVB-dagboek bij. En tekende zelfs een heuse matpartij tussen toeschouwers buiten de afrastering van het speelveld op, die ook door de aanwezige KNVB-waarnemer werd gerapporteerd. Soms is het in de Kelderklasse beter vertoeven. Maar soms ook niet. Dat heb je als scheidsrechter namelijk niet altijd voor het zeggen.
Egbert Egberts floot bijna 42 jaar wedstrijden in het amateurvoetbal. Schrijft over wat hem boeit, wat hem raakt, wat hem verwondert, wat hem ergens toe beweegt. Omdat het mag. Reacties? Mail naar info@voetbalrotterdam.nl