Heeft u wel eens een filmpje gezien van een gebouw dat opgeblazen wordt? Experts hebben ladingen dynamiet aangebracht en van op afstand wordt dat spul vervolgens tot ontploffing gebracht, waardoor het gebouw als het ware in slow motion tegen de vlakte gaat. Ik moet daar de laatste jaren steeds vaker aan denken wanneer ik mijn grote vriend Jan van Asperen zie keepen. Jan is al vele seizoenen de keeper van SNS uit Stad aan ’t Haringvliet en een vent die ik erg bewonder. Nog niet eens vanwege zijn kwaliteiten, want feitelijk is Jan een doorsneekeeper en dat weet hij zelf ook wel, maar wel vanwege zijn uitstraling onder de lat en zijn tomeloos fanatisme. Ik denk niet dat er op Flakkee een fanatiekere gozer rondloopt dan Jan. Afgelopen zaterdag is hij 35 jaar oud geworden en ook voor een keeper gaan de jaren dan tellen, zeker als je een flink uit de kluten gewassen lichaam hebt. Dan ga je niet meer heel snel naar de grond als een bal in de hoek geschoten wordt.
Op zijn verjaardag zag ik hem weer eens onder de lat staan in de uitwedstrijd tegen Abbenbroek. Een paar jaar geleden wilde Jan eigenlijk al stoppen, maar corona bracht hem op andere gedachten. Hij plakte er nog een paar seizoenen aan vast, maar straks, als deze competitie afgelopen is, gaat Jan echt stoppen met keepen. Dan is het mooi geweest. Hij is al keeperstrainer bij DBGC, heeft onlangs zijn diploma gehaald in deze discipline, dus verloren voor het voetbal gaat hij gelukkig niet. Maar ik ga hem wel missen.
Tegen Abbenbroek kreeg hij niet veel te doen. Veel kansen creëerde de thuisploeg niet en de paar keer dat er wel een bal in zijn richting kwam, trad Jan adequaat op. Twee keer ging hij als een gebouw naar de hoek, net op tijd om de bal tegen te houden. Zijn ploeg leek met een 1-0 overwinning van het veld te stappen, want Wouter Bakelaar, de rechtsbuiten die in de wedstrijd totaal onzichtbaar was geweest, had diep in de tweede helft een bal bekeken in de verre hoek getrapt, waardoor Abbenbroekdoelman Dennis Vermeer op slag kansloos was.
Omdat Abbenbroek niet zijn beste dag had, leken de drie punten vanaf dat moment in de knip te zitten. Maar het liep anders. Diep in blessuretijd zette Abbenbroek nog eenmaal vertwijfeld aan. Bob van Lieshout, notabene de reservedoelman van de thuisploeg die kort daarvoor als invaller als breekijzer in de spits gezet was, veranderde met een heuse omhaal de bal van richting, die prompt tegen de bovenarm aankwam van Max Bout, die er een half metertje vandaan stond. Penalty vond de arbiter, die er bovenop stond.
Het was Niels Molendijk die de bal opeiste en de penalty dus voor zijn rekening ging nemen. Evenals Jan van Asperen is Niels een voetballer naar mijn hart. Spectaculair en creatief is hij niet, maar hij wil altijd ongelooflijk graag winnen en doet daar alles voor. In elke wedstrijd die ik van hem gezien heb, liep hij al na een kwartier met een vuurrode kop van inspanning over het veld. Als spits legt hij vele, vele meters af, altijd in de hoogste versnelling, hoewel de snelheid in de loop der jaren wel afgenomen is. Niels is een speler die niet kijkt op een inspanning meer of minder en voor trainers is hij een bruikbare voetballer, want als hij opgesteld wordt, loopt hij het snot voor zijn ogen. En soms doet hij dat twee keer op een dag. Bij Zuidland, waar hij jaren geleden in het tweede speelde, nam hij na een volledige wedstrijd van dat elftal ooit plaats op de bank bij het eerste, om na een tiental minuten als vervanger het veld ingestuurd te worden en zo nog eens bijna een volledige wedstrijd op het veld stond. En al die minuten liep Niels achter elke bal aan en vlak voor tijd scoorde hij ook nog eens de winnende goal. Een ideale speler om in je ploeg te hebben dus. Toen Abbenbroek jongens zocht om de boel te komen versterken, kwamen ze bij Niels uit, die inmiddels al een paar jaartjes bij Rhoon zat, maar daar ook geen basisspeler was.
Dat is hij bij vierdeklasser Abbenbroek wel. Diep in blessuretijd mocht hij dus een penalty gaan nemen en die knalde hij snoeihard, bijna recht door het midden achter keeper Jan van Asperen, die weer als een omgevallen gebouw naar de hoek gegaan was. Die goal betekende de 1-1 en was meteen de eindstand, want luttele seconden later was de wedstrijd afgelopen. Met een gezicht op onweer stormde Jan van Asperen naar de kleedkamer en met een stralende, brede lach stapte Niels Molendijk van het veld. ‘Nog een puntje in de wacht gesleept, terwijl het daar niet naar uitzag; het maakte een slechte wedstrijd toch nog goed’, moet hij gedacht hebben. Het kan raar lopen in de voetbalsport en daarom vind ik het ook zo leuk. Want voorspelbaar is het zelden.