Met het aantrekken van spelers als Wesley Pollemans, Olaf van der Sande, Jeffrey Rijsdijk, Sander Fischer en doelman Marc van Splunter timmert hoofdklasser Capelle behoorlijk aan de weg. Met zulke jongens in je team is er maar één doel mogelijk, zo denken wij dan: promotie naar de derde divisie. Of dat zo is, of de ambities van Capelle inderdaad verder reiken dan het huidige verblijf in de hoofdklasse, dat vragen we aan Senol Uyrum, sinds twee seizoenen lid van de technische commissie. En we bestoken hem met nog een paar andere vragen. Hoe het gekomen is dat hij die functie bij Capelle is gaan bekleden, bijvoorbeeld. Wat zijn rol is binnen de vereniging. En hoe zit het in deze coronatijd met de financiën, want wij nemen niet aan dat de aangetrokken spelers voor een appel en een ei komen voetballen op sportpark ‘t Slot. Op al deze vragen gaat Senol bereidwillig in en dat stellen we erg op prijs.
Laten we beginnen met jou persoonlijk. Hoe ben je bij vv Capelle terecht gekomen en hoe is het gekomen dat je lid bent geworden van de technische commissie?
Senol: ‘Acht, negen jaar geleden ging mijn zoontje bij Capelle voetballen. Ik woon daar vlakbij en Capelle was gewoon het makkelijkste voor ons. Mijn zoontje voetbalt inmiddels niet meer bij Capelle, hij zit in de jeugdopleiding van Excelsior, maar ik ben hier blijven hangen, onder meer als actief lid van de businessclub. Regelmatig was ik bij wedstrijden van het eerste elftal aanwezig en het ging me aan het hart dat het niet best ging met de club. We spreken over het seizoen 2017-2018, toen we uit de derde divisie degradeerden en over het seizoen daarna, toen we geen potten konden breken in de hoofdklasse. Sterker nog we moesten alle zeilen bijzetten om niet nog eens te degraderen. In die seizoenen was het best wel onrustig in de vereniging, vooral omdat de resultaten uitbleven en er dan naar elkaar gewezen wordt in plaats van er met z’n allen de schouders onder te zetten. De toenmalige technische commissie trad af en ik, die langs de kant wel eens wat had geroepen met mijn grote mond dat het anders moest, ging samen met Alex van der Made, René Kamp en Bram Brinkman de nieuwe technische commissie vormen. Wij namen het stokje over en later zijn daar Gert Jan Rothmans en Wilbert Knol nog bijgekomen, waarvan de laatste zich alleen met het tweede elftal en de doorstroming van de jeugd bezig zal gaan houden.’
Je zei dat je eerder op de club al geroepen had dat het anders moest. Wat moest anders?
Senol: ‘De selectie van Capelle bestond grotendeels uit spelers die weinig tot geen binding met de club hadden. Het waren grotendeels broodvoetballers. Ze kwamen hier voetballen voor de centen en verder niets. Zij zagen Capelle als een club en niet als een vereniging. Opvallend was ook dat heel veel spelers met spierblessures te kampen hadden. Kunnen we dat binnen de club voorkomen? Zijn de spelers wel fit? En doen ze er alles aan om fit te blijven? Dat waren vragen die wij als nieuwe TC onszelf stelden. We hebben meteen vier spelers weg gestuurd, want met hen was er geen chemie. We wilden schoon schip maken. Aan Ron Timmers, de toenmalige trainer, vroegen we of hij het nog wel zag zitten, want we zagen het team verder afglijden en nog een degradatie, naar de eerste klasse ditmaal, dat konden we er niet bij hebben. Ik heb Ron als trainer hoog zitten, maar we kwamen er helaas niet uit en in december hebben we afscheid van elkaar genomen.’
Vier spelers weg, een nieuwe trainer zoeken en een zorgwekkende stand op de ranglijst; ik kan me voorstellen dat het hectisch was toen.
Senol: ‘Dat was het ook. We waren feitelijk op een punt aanbeland dat het niet slechter kon, alleen maar beter. Het allerbelangrijkste was dat we in de hoofdklasse zouden blijven. Ton van Bremen, die al scoutingswerk deed voor Capelle en eerder al trainer bij de club was geweest, heeft het seizoen afgemaakt en samen met de spelers is hij er in geslaagd dat we niet nog eens degradeerden. Vanaf dat moment konden wij als Technische Commissie volgens onze eigen visie gaan werken.’
Wat was die visie?
Senol: ‘We wilden meer jongens in de selectie die een Capelleverleden hadden en ook jongens uit de buurt, uit een straal van pakweg 30 kilometer. Jongens die bekend waren met onze vereniging dus. Het tweede elftal moest vooral bestaan uit jonge, talentvolle spelers afkomstig uit de eigen jeugd, of uit de directe omgeving, die op termijn zouden moeten doorstromen naar het eerste elftal. Met Klaus Lingen en Nicky de Zeeuw hebben we daar goede trainers op zitten. We hebben samen met de nieuwe trainer Ralph Kalkman de lijst spelers tegen het licht gehouden en op een leuke manier afscheid genomen van de jongens die weinig binding hadden. Ralph wilden we trouwens als trainer omdat hij jong van geest is en van aanvallend voetbal houdt, anders dus dan de behoudende speelwijze die Capelle de laatste seizoenen had gehanteerd. Met Dennis Verkaik heeft hij een prima assistent. We hebben het vergoedingensysteem aangepast. Jongens krijgen nog steeds vaste vergoedingen per maand maar deze zijn verhoudingsgewijs lager dan de voorgaande jaren. De vergoedingen zijn nu meer gebaseerd op het spelen van wedstrijden en of je als reservespeler op de bank zit. En alles is op basis van contracten, zoals dat hoort. Verder wilden we dat de banden tussen het eerste elftal en de rest van de vereniging weer aangehaald werden, want die waren flink verwaterd. Aan selectiespelers maakten we duidelijk dat van hen verwacht werd dat ze jeugdelftallen gingen trainen, voetbaltoernooien voor de jeugd gingen organiseren en aan andere verenigingsactiviteiten zouden meewerken. Als we nu om medewerking vragen als er iets gedaan moet worden, zegt er niemand nee. Dat is in het verleden wel anders geweest. Jaap Mastenbroek, onze voorzitter, zegt altijd dat Capelle een vereniging is en geen club en dat is natuurlijk zo. Daarom moet de selectie onderdeel van de vereniging zijn. Dat is nu weer het geval. Als je ziet wat er op de donderdagavond in de kantine gebeurt, als veel elftallen getraind hebben, zie je dat de onderlinge sfeer geweldig is, dat de selectie niet meer een apart onderdeel van de vereniging is.’
Met al die nieuwe spelers in de selectie zijn jullie, in ieder geval op papier, er behoorlijk op vooruitgegaan. Capelle moet naar de derde divisie, denken we dan.
Senol: ‘Dat willen we inderdaad. Capelle heeft altijd op het hoogste amateurniveau gevoetbald, maar de laatste seizoenen is dat niet meer het geval. Als hoofdklasser heb je de derde en de tweede divisie nog boven je. Qua geschiedenis heeft Capelle altijd bij de top 50 van Nederland gehoord. Spelen tegen clubs als IJsselmeervogels, Spakenburg, Quick Boys en Kozakken Boys, naar dat niveau willen we terug. We trekken er de tijd voor uit om dat te bereiken. Bij ons aantreden als TC hebben we ons als doel gesteld om binnen vier, vijf jaar derdedivisionist te worden. We zijn nu op de helft en met het aantrekken van deze spelers proberen we bij ons doel te bereiken. Alles en iedereen zal er van doordrongen moeten zijn dat we dit nastreven, daar moeten we alles aan doen. En als het dan niet lukt, dan moeten we het seizoen daarna met z’n allen nog harder werken, want de derde divisie is en blijft het doel. Maar ik zeg niet dat we moeten. We willen heel graag en daar gaat we alles aan doen.’
Die nieuwe spelers komen niet gratis bij jullie voetbalen. Dat moet betekenen dat het financieel op orde is bij Capelle.’
Senol: ‘Zoals ik al vertelde hebben we het vergoedingensysteem aangepast. Corona heeft veel roet in het eten gegooid, maar sponsors zijn ons gelukkig trouw gebleven. Toch hebben we de sponsorinkomsten meer weten te spreiden. We zijn nu niet meer afhankelijk van twee grote hoofdsponsors, maar hebben nu vijf, zes kleinere waar we beroep op kunnen doen. We zijn van 24, 25 selectiespelers terug gegaan naar 18 spelers en 2 keepers voor het eerste elftal, maar qua budget kunnen we ons nog hetzelfde veroorloven als vroeger. Daarom hebben we spelers als Sander Fischer, Wesley Pollemans, Jeffrey Rijsdijk, Olaf van der Sande en Marc van Splunter binnen weten te halen. Ook met hem is besproken dat ze hier niet alleen komen om te voetballen, maar dat ze in de vereniging ook ingeschakeld gaan worden bij andere activiteiten, de jeugd bijvoorbeeld. En dat gaan ze ook doen.’
Je vertelde daarstraks dat jullie als TC de vraag ook gesteld hebben hoe blessures te vermijden zijn. Hoe ga je dat proberen te realiseren?
Senol: ‘Door met je medische staf, de clubarts, de fysiotherapeuten en de verzorgers precies vast stellen wat elke speler lichamelijk aan kan. De faciliteiten moeten zo zijn dat spelers optimaal kunnen presteren en zo lang mogelijk fit blijven. Negen spierblessures, dan kan echt niet meer. De medische en lichamelijke begeleiding moet nu al ingesteld zijn op derdedivisieniveau. Bij Capelle is er dan ook elke training en bij elke wedstrijd een fysiotherapeut aanwezig, die meteen kan handelen wanneer dat nodig is. En als een speler geblesseerd is moet hij met een individueel en op maat gesneden hersteltraject aan de slag. Vlakbij ons sportcomplex is sportschool David Lloyd en daar kunnen selectiespelers onbeperkt sporten. Zo proberen we er alles aan te doen spelers fit te houden. Al deze faciliteiten zijn nu prima op orde, dan is het dus voor de rest aan de trainer en aan de spelers om punten te gaan halen.’