Heel de Hoeksche Waard wist van de strapatsen van voetballer Otman Fertoute en mensen uit de verre omtrek misschien ook wel. Otman haalde jaren geleden namelijk regelmatig het nieuws omdat hij op het veld in zijn drift weer eens domme dingen gedaan had. Daar kijkt hij nu met spijt op terug. Tegenwoordig weet hij wel beter. Van uitspattingen als voetballer is al geruime tijd geen sprake meer en dat wil hij graag zo houden. Otman voetbalt nog steeds, bij Zinkwegse Boys in de vierde klasse. En hij traint bij SHO de Onder 9, samen met Mark de Wit. Daarover en over zijn belevenissen in het verleden praten we met hem, nadat hij even daarvoor een maandagtraining met zijn pupillen heeft afgerond.
Laten we bij het begin beginnen: waar ben jij met voetballen begonnen?
Otman: ‘Bij SHO. Daar speelden mijn drie broers al, dus toen ik oud genoeg was, ben ik daar ook gaan voetballen. Ik heb er heel de jeugd doorlopen, tot en met de A1 en maakte toen de overstap naar de senioren. Het eerste elftal van SHO speelde toen in de top van het amateurvoetbal, dus bij de selectie kwam ik niet. Van mijn lichting maakte alleen Geert Bakker die stap. Ik kwam zo’n beetje tussen het derde en het tweede elftal terecht. Dan speelde ik een tijdje in het tweede, dan weer in het derde. Het tweede speelde toen trouwens ook op een aardig niveau.’
Wat voor voetballer was je in die dagen?
Otman: ‘Ik was linksbuiten en behoorlijk snel toen.’
Je zou niet lang bij SHO blijven.
Otman: ‘Door een vriend die bij Strijen in het tweede elftal speelde vroeg ik overschrijving aan. Ik zou bij Strijen ook in het tweede gaan voetballen, zo was mijn plan. In de voorbereiding maakte ik kennelijk een goede indruk, want Wim Eilander, die daar toen trainer was, haalde me bij het eerste elftal. Ik heb er drie seizoenen gevoetbald, het laatste seizoen in de eerste klasse, onder trainer Ko Stoutjesdijk. Toen moesten we onder meer voetballen tegen Barendrecht, Xerxes en TOGR, dat toen nog bestond. Leuke wedstrijden waren dat.’
Waarom ging je weg bij Strijen?
Otman: ‘Dat laatste seizoen speelde ik weinig. Ik zat vaak op de bank en gaf daar de trainer de schuld van. Zelfkritiek had ik toen niet en ik was best wel een moeilijke jongen in die dagen. Eigenwijs ook, want ik luisterde naar niemand en deed mijn eigen ding. Ik kon snel boos worden. Ik was heel jong toen en wist nog niet beter. Omdat ik wilde spelen, ben ik naar SSS gegaan.’
Dat was een derdeklasser, een paar trapjes lager dan wat je gewend was.
Otman: ‘Dat was wel wennen, ja. Het vergde een flinke aanpassing, maar ik kreeg het plezier in het spelletje wel terug. Want ik speelde alles en dan is het natuurlijk al snel gezellig. Zeker voor mij gold dat in die tijd. Bij SSS heb ik het dan ook goed naar mijn zin gehad, hoewel ik in het laatste jaar na een schorsing door het bestuur naar het derde elftal werd overgeheveld. Dat was minder leuk, maar dat had ik natuurlijk wel aan mezelf te wijten.’
Wat was je volgende club?
Otman: ‘Na die jaren bij SSS ben ik naar OSV gegaan, hier in Oud-Beijerland. Het was het laatste seizoen dat ze op zondag voetbalden. Na de overgang naar de zaterdag werden we kampioen. Het laatste jaar dat ik bij OSV voetbalde ben ik uit de selectie gezet. Na een opstootje op het veld waarbij ik eigenlijk niet zo veel deed, kreeg ik rood van de scheidsrechter. Ik gaf hem een duw toen hij die kaart trok en toen kreeg ik nog een rode kaart. Ik ben toen voor acht wedstrijden geschorst en door de club uit de selectie gezet. Een jaar of 27 was ik toen en slim dus nog altijd niet, als ik daar op terugkijk.’
En toen?
Otman: ‘Na dat seizoen ben ik terug naar SHO gegaan om daar in een lager elftal te gaan voetballen. Jeroen Rijsdijk, die ik nog van mijn eerste periode bij SHO kende, was toen selectietrainer en tegen hem zei ik dat ik over een paar jaar bij hem in het eerste elftal zou voetballen. Daar moest hij wel om lachen, met een gezicht van; dat lukt je toch niet. Tot aan de winterstop heb ik met vrienden in het vierde elftal gespeeld en toen vroeg trainer Jeroen Goedendorp of ik bij hem in het tweede wilde komen voetballen. Dat seizoen heb ik afgemaakt in het tweede en het jaar daarop heb ik daar ook gespeeld. We werden toen kampioen in de reserve eerste klasse. Het jaar daarop zat ik af en toe als reserve bij het eerste elftal op de bank, als er vanwege schorsingen en blessures een aantal jongens niet bij was. Gespeeld heb ik niet. SHO haalde de nacompetitie en in de laatste wedstrijd, uit bij Deltasport, waren er veel spelers afwezig door blessures en schorsingen. Nu speelde ik wel. Ik begon in de basis. We wonnen met 4-1, Geert Bakker maakte er drie en ik scoorde ook een doelpunt. Maakte ik onder Jeroen Rijsdijk toch mijn debuut bij SHO in het eerste elftal. Op 30-jarige leeftijd en zo kwam mijn voorspelling uit, haha. Het jaar daarna was ik geen basisspeler, maar deed toch af en toe wel mee. Tegen Katwijk stond ik in de basis en tegen Smitshoek scoorde ik.’
Was je nog altijd een snelle linksbuiten?
Otman: ‘Nee, ik was al een tijdje middenvelder en vanaf mijn tijd bij Strijen had ik geleerd dat hard werken ook onderdeel is van het spelen in een eerste elftal. Bij SHO hadden we met onder andere Geert Bakker, Henk Roeland, Cees Nobel en Rogier Molhoek een paar hele goede voetballers in de ploeg, jongens die de wedstrijd konden beslissen. Zo goed als hen was ik bij lange na niet. Ik moest zorgen dat zij in stelling kwamen, ik had een dienende rol en met mijn loopvermogen kon ik dat op het veld invullen.’
En dan voetbal je ineens bij Zinkwegse Boys.
Otman: ‘Veel vrienden van mij voetbalden daar en Mark Smeding, die ik ook heel goed kende, was er trainer. Eigenlijk zou ik daar een seizoen eerder al gaan voetballen, maar dat jaartje met SHO in de hoofdklasse wilde ik nog wel graag meemaken. Daarna ben ik bij Zinkwegse Boys gaan voetballen, maar dat had ik al snel gezien daar. Het was vierde klasse en ik wilde toch graag nog een paar jaartjes op een hoger niveau voetbalen. Het werd Heinenoord. Ik heb daar twee jaar gevoetbald. Ik werd gehaald om het tweede naar de eerste klasse te loodsen en dat lukte. Het merendeel van de wedstrijden speelde ik in dat team. Af en toe zat ik bij het eerste op de bank en tegen Zuidland startte ik in de basis.’
Daarna ging je weer bij Zinkwegse Boys voetballen.
Otman: ‘Ja, die bleven maar aan me trekken. Peter van Dam, een goede vriend van me, waarmee ik eerder al bij Zinkwegse Boys had samen gevoetbald, zou assistent worden bij Nasser Abdalla. Zij wilden graag dat ik terugkwam naar Zinkwegse Boys. Ik heb er twee jaar gevoetbald en toen ben ik weer naar SHO gegaan. Een jaartje in het zevende gevoetbald, maar dat is het echt niet. Hoewel ik al een jaartje ouder word, wil ik toch wel graag in een eerste elftal voetballen, Dus dit seizoen ben ik weerspeler bij Zinkwegse Boys en volgend seizen ook. Dan ben ik 38 jaar, maar zolang het lichaam het volhoudt, blijf ik voetballen. De oudste ben ik trouwens niet bij Zinkwegse Boys, dat is keeper Martijn Krediet. Met Peter van Dam, die nu trainer is, heb ik de afspraak dat ik wel eens een training mag overslaan en dat hij me alleen opstelt als ik goed genoeg ben. Zo is het nog wel even vol te houden.’
Daarnaast ben je nu ook jeugdtrainer bij SHO. Waarom ben je dat gaan doen?
Otman: ’Ik ben gevraagd door de club om dat te gaan doen. Vorig seizoen gaf ik techniektraining aan de Onder 11, dit seizoen ben ik assistent van Mark de Wit bij de Onder 9 en volgend seizoen, als het merendeel van deze groep is doorgeschoven naar de Onder 11 word ik hun trainer.’
Vind je het leuk?
Otman: ‘Heel erg leuk. Ik vind het vooral leuk om de moeilijkste jongetjes in het gareel te houden. Ik kan me heel goed verplaatsen in hen, ik kan hen begrijpen in wat ze doen, want vroeger was ik ook niet de makkelijkste. Ik weet wat er in hun kopjes omgaat. Ik probeer hen op weg te helpen en ik doe er alles aan om van hen een teamspeler te maken. Hen dat bijbrengen en ook het training geven aan zo’n groep kinderen, dat vind ik heel leuk om te doen. Ik wil daar diploma’s voor halen en daarover ben ik met de club al in gesprek. Misschien ga ik me dan later wel specialiseren in de omgang met die moeilijke gastjes, jongetjes die als eerste weggestuurd gaan worden. Want ik kan me natuurlijk heel goed in hen verplaatsen omdat ik vroeger ook het nodige heb uitgevreten op het veld. Nu niet meer hoor, nu ben ik rustig geworden. Als ik terug kijk op vroeger heb ik toch wel domme dingen gedaan. Als ik dat eerder gesnapt had, had ik misschien wel vele jaren op het hoogste niveau gevoetbald, wie zal het zeggen.’