Corona legt al vele maanden de wereld plat, dus ook de voetbalwereld. Geen trainingen, trainen in viertallen, trainen in tweetallen en nu wel trainen in een grote groep, we hebben alle varianten al meegemaakt, en wedstrijden zijn er al de voorbije maanden niet gespeeld. De hoop is gevestigd op een snelle start van de Regio Cup, maar die start zal niet snel plaatsvinden als het aantal besmettingen niet drastisch afneemt. Voorlopig dus nog trainen zonder perspectief op wedstrijden en zo zal het nog wel even doorgaan, vrezen we. Hoe houdt een trainer zijn spelersgroep gemotiveerd is deze periode? Hoe kleedt hij zijn trainingen in zodat zijn spelers blijven komen?
We vragen het aan Dennis van Gils, voor het tweede achtereenvolgende seizoen trainer van derdeklasser Den Bommel. Dennis schuift aan nadat hij een training heeft afgerond waaraan 23 selectiespelers deelnamen, dus over de opkomst hoeft hij zich nog weinig zorgen te maken.
Je bent voor het tweede seizoen als trainer aan het werk bij Den Bommel en beide seizoenen zijn door de corona totaal ontregelt.
Dennis: ‘Ja, dat hakt er wel in. Vorig seizoen waren we erg goed bezig. We draaiden bovenin mee, stonden op de ranglijst achter koploper Halsteren op de tweede plaats en die zouden we thuis nog krijgen. We wonnen begin maart de tweede periodetitel door een overwinning op Prinsenland, wonnen een week daarna nog van Krabbendijke, maar toen legde corona alles plat. Gevoetbald werd er dat seizoen niet meer. Daar heb ik het wel even moeilijk mee gehad, vooral omdat we op dat moment nog streden op twee fronten: rechtstreekse promotie of promoveren via de nacompetitie. Maar we hebben het nooit af kunnen maken en dit seizoen was het na vier wedstrijden al over en sluiten.’
Hoe is het werken bij Den Bommel? Wij denken namelijk dat de spelersgroep tamelijk bewerkelijk is.
Dennis: ‘Haha. Het zijn misschien niet allemaal de meest makkelijke gasten. Het is een hele hechte groep spelers. Ze gaan voor elkaar door het vuur en zullen elkaar nooit laten vallen. Het is een groep spelers die al vele jaren met elkaar samen voetbalt, waar jij dan als trainer van buiten mee te maken krijgt. Maar ik heb nog nooit problemen met ze gehad. Als spelers moeilijk doen, ligt dat aan de trainer, vind ik. Je moet als trainer open, direct en eerlijk zijn en altijd heel duidelijk zijn in wat je wil, want dat verwachten spelers van je. Als het goed is moet je dat zeggen en als er slecht gevoetbald is, mag je dat ook doen. Maar het gaat er natuurlijk wel om hoe je dat zegt. Belangrijk is ook dat je luistert naar wat er bij de spelers en in de groep leeft, want dat heeft natuurlijk ook invloed op de dingen die je doet. Maar het moet ook duidelijk zijn dat jij als trainer beslist, dat jij bepaalt hoe het allemaal aangepakt wordt.’
Vertel eens in welke frequentie je de afgelopen maanden getraind hebt.
Dennis: ‘Toen de overheid vrij vroeg in dit seizoen bekend maakte dat er alleen nog in viertallen getraind mocht worden, hebben we dat gedaan. Twee keer in de week, op dinsdag- en donderdagavond. Ook toen het alleen nog maar in tweetallen mocht, hebben we dat ook nog een paar weken gedaan, maar daar zijn we na een paar weken toch mee gestopt. En nu trainen we sinds een week of vier weer in grote groepen, op woensdagavond en op zaterdagmiddag.’
Hoe heb je de trainingen ingekleed toen dat alleen maar in viertallen mocht?
Dennis: ‘Door allerlei oefenvormen te verzinnen waarmee elk viertal en ook elke individuele speler punten kon verdienen. Een crossbal van grote afstand tegen dummy’s aanschieten leverde bijvoorbeeld 10 punten op. Een doelpunt tijdens afwerkoefeningen, een pass die aankwam, de snelheid waarin gesprint werd, techniekoefeningen; met alles konden punten verdiend worden. Mart Kievit, Bert Bakker, mijn twee assistenten en ik stonden de hele training punten te noteren en daar hielden we ranglijsten van bij. Na elke vier trainingen werd een eindstand opgemaakt en dan begonnen we weer opnieuw. En natuurlijk kregen de spelers die bovenaan stonden een prijsje. Een bierpakket of een flesje drank, want daar zijn ze altijd wel voor te porren. Met dat wedstrijdelement hielden we het trainen uitdagend, maar ook door de oefeningen die ik elke keer weer verzon. Want ik wil elke training iets anders doen, spelers moeten van te voren niet weten wat ze gaan doen. Stefan Klink, een van de spelers, heeft wel eens tegen mij gezegd dat ik een irritante trainer ben, omdat hij nooit wist wat er ging gebeuren op de trainingen. Zo moet het ook zijn, vind ik. Ik heb vroeger zelf gevoetbald en als we dan het trainingsveld opkwamen en we zagen hoe de paaltjes stonden, dan wisten we al wat we gingen doen. En dat ontnam best wel vaak de lust, want je wist dat je weer hetzelfde ging doen. Ik probeer altijd andere oefeningen te verzinnen en door de corona ben ik daar best wel creatief in geworden. Het is een uitdaging voor mij om elke keer weer met weer niet iets anders aan te komen. Zo houd ik het voor de spelers uitdagend. Je moet ze blijven triggeren, zowel conditioneel, als technisch en tactisch. Op elk onderdeel opnieuw.’
Hoe heb je dat gedaan toen er alleen in tweetallen getraind ging worden.
Dennis: ‘Toen nam het enthousiasme van de groep wel af, ook al omdat er totaal geen perspectief op iets anders was. Maar ook omdat de coronabeperkingen ook effect hadden op hun thuissituatie en op de omstandigheden op hun werk. Doordat ze meer diensten moesten draaien omdat collega’s ziek waren bijvoorbeeld, of omdat alles anders georganiseerd werd. De opkomst op de trainingen werd minder, de animo nam af en daarom besloten we na een tijdje om niet meer te trainen. Sommige jongens hielden vervolgens hun conditie op peil door zelf dingen te doen. Naar de sportschool konden ze niet, want die mogelijkheid was er niet. Dus waren de spelers aangewezen op hun eigen initiatief. Ik heb in die periode regelmatig telefonisch contact gehad met mijn spelers, gevraagd hoe het met ze ging en wat ze deden, maar een fiks aantal jongens heeft die tijd weinig tot niets gedaan. Bij een aantal spelers zijn er de nodige pondjes bij gekomen.’
Nu mag er weer wel getraind worden, in groepen zelfs. Wat betekent dat voor jou?
Dennis: ‘Natuurlijk is er nog altijd geen zicht op wedstrijden, maar ik houd mijn spelers wel voor dat het moment dat we wel wedstrijden mogen gaan spelen onherroepelijk zal komen. Nu is het allemaal nog te overzien. Jongens zijn enthousiast omdat ze weer kunnen trainen en ik zal er alles aan doen om de trainingen uitdagend te blijven houden, maar ik snap best dat als de tijd uitblijf dat we weer wedstrijden kunnen spelen, het enthousiasme dan weer weg ebt. De jongens zijn echt niet gek, als het perspectief uitblijft, zakt de animo weer. Je kan wel onderling partijtjes spelen, het eerste tegen het tweede laten voetballen of een mixtoernooitje organiseren, maar dat blijft toch behelpen. Het is wachten op echte tegenstanders. Zover is het helaas nog niet, dus we zullen het op deze manier moeten doen. Dat is vervelend, maar wel de realiteit. Daarom is het van groot belang dat je de trainingen uitdagend maakt. Gelukkig zijn de spelers nog enthousiast. Zo lang zijn we nu ook weer niet bezig natuurlijk, dus het leuke is er nog lang niet af. En als het aan mij ligt, blijft dat zo en gaan we op deze manier verder. Misschien wel heel de zomer door, zodat we fit zijn als er weer wel gevoetbald mag worden. Wedstrijdfit zullen de spelers dan natuurlijk nog niet zijn, maar de basisconditie is dan in ieder geval in orde. Het is nog afwachten hoe het in de zomer met de velden gaat, hier bij Den Bommel. Wij hebben de beschikking over twee grasvelden en normaal gesproken liggen die er in de zomermaanden een tijdje uit. Hopelijk hoeft dat nu niet, want zo erg zijn ze dit seizoen niet belast. Als we in ieder geval een van de twee velden heel de zomer mogen gebruiken, trainen we door. De spelers zullen dan iedere keer weer getriggerd worden, elke training opnieuw. Als trainer wil ik op die manier blijven werken. Je gaat thuis iedere keer weer zitten om trainingen samen te stellen die spannend zijn en zo leuk mogelijk om te doen. De corona heeft er voor gezorgd dat ik daarin scherper ben geworden.’