In 1983, even snel uitgerekend 38 jaar geleden, floot ik als invaller een wedstrijd van een Gorkumse club tegen DMC. De week ervoor was ik, ook op zondag, door de weekenddienst vanwege het uitvallen van een collega uit Rijsoord, naar Rotterdam Noord gestuurd. Had een conditie als een waterdrager in de Sahara. En floot zoals eerder al eens geschreven in mijn columns op de zaterdagen zowel voetbal als basketbal. Dus geen wedstrijd leek teveel. Leek.
De vereniging was voor mij om de hoek. Drie kwartier fietsen. Vijf minuten verder dan mijn school. Vlakbij GSV Unitas, waar ik af en toe de interregionale jeugd floot. De club stond destijds bekend als een club waar je op je tellen moest passen. Dat zou dan moeten liggen aan het feit dat de vereniging veel buitenlandse arbeiders huisvestte. En andere bewoners van de mindere buurten. Ik moet zeggen, dat ik me daar nog nooit wat van heb aangetrokken.
A. Je hebt er niks aan.
B. Je kunt er niks mee.
C. Je kunt alleen maar je best doen en alert zijn.
D. Je kunt alleen maar hopen dat anderen dat ook doen.
E. En als het onverhoopt anders loopt, rennen voor je leven.
Toen ik op het complex mijn fiets op aanwijzing van de terreinknecht in een afgesloten ruimte op slot had gezet en me een uur van tevoren bij de aanmeldruimte vervoegde was daar klaarblijkelijk net al een afvaardiging van DMC binnen geweest. Een enigszins opgewonden meneer liet mij luid en duidelijk weten dat ik de ruimte moest verlaten, want hij ‘tolereerde geen Dordtenaren meer in zijn bestuurskamer’. ,,Jullie schoften hebben ons genaaid in de uitwedstrijd. Dan hoeven jullie ook niet bij mij een bakje koffie te komen halen en net doen alsof jullie neus nog steeds bloedt. Enkele spelers hebben weken in de ziektewet gezeten en er zijn ook spullen van ons gejat in de rust. Krijg de kolere maar.”
Ik wilde daar wat op zeggen, maar meneer was boos, bleef boos en wees boos naar de deur. Ik ging.
De terreinknecht was een aardige kerel. Turk van afkomst, werkte in de glasfabriek in mijn toenmalige woonplaats Leerdam. Toen ik hem verteld had wat er binnen gebeurd was nam hij me mee naar de kleedkamer en bracht me een bakje koffie uit de koffiezetter in zijn hok. ,,U, meneer, mijn gast. U kleden om. Ik zorgen zal u papieren krijgen voor wedstrijd. Viezevoorzitter soms gekke man. Bedoelt goed, maar teveel geloeld. Komt goed.”
Ik trok mijn scheidsrechterskloffie aan, nipte wat hete bocht uit de beker en ging op het trainingsveld een beetje warmlopen. Liet daarna aan de leiding van de twee teams, die inmiddels ook al aan het inlopen waren, weten dat ik er was. Altijd handig. Voorkomt gezoek en zo. En ging terug de kleedkamer in. Al die tijd niemand van het bestuur gezien. En meende ook dat men mij vlak voor aanvang van de match nog niet in het vizier had. Ali, de Turk, had het wedstrijdformulier al klaargelegd en voor mij de spelerskaarten erbij gelegd. Ik bedacht me dat het wellicht goed was om de pascontrole voorafgaand in de kleedruimten (wat toen gebruikelijk was) even achterwege te laten en liep pas op het laatst het veld op, waar de spelers en de clubgrensrechters al klaarstonden.
Legde de aanvoerders en mijn assistenten even kort uit hoe ik ontvangen was en dat ik zo snel mogelijk wilde beginnen. Langs de lijn hadden zich inmiddels al wat toeschouwers van beide teams en vertegenwoordigers van de thuisclub laten zien. Ook kwam de betreffende vicevoorzitter uit het clubgebouw en liep naar de afrastering. Toen de beide teams zich gereedmaakten om samen met mij aan de wedstrijd te beginnen zag ik dat de man naar mij keek en even zijn passen inhield. Hij keek verbaasd. Was ook wat van slag, zo leek het. Ik moest er eigenlijk wel om lachen.
De wedstrijd verliep volgens plan. Van beide elftallen ging één speler in mijn boekje. Een officiële waarschuwing voor het ‘meer dan drie tellen’ vasthouden van een tegenstander (bij wijze van spreken dan) die daardoor ten val kwam en een OW voor de keeper van de gasten, die de bal na een doelpunt van de thuisploeg uit ergernis daarover over de spoorlijn van Gorinchem naar Dordt wist te schoppen. En dat was ver, hoor. Richting het Kanaal van Steenenhoek.
Eindstand 2-2, verder geen bijzonderheden.
Na de wedstrijd kreeg ik van Ali ‘U lekker Turkse thee, fluitje ging goed!’ in de kleedkamer, en verwerkte ik voor het douchen en omkleden de gegevens op het officiële wedstrijdformulier met beide aanvoerders. Schudde de beide mannen de hand na het zetten van de gebruikelijke handtekeningen en deed mijn ding.
Voordat ik mijn fiets uit het materiaalhok haalde en Ali de hand schudde als teken van dank en afscheid, nam ik de administratie mee richting de bestuurskamer en leverde ik het formulier en de spelerskaarten daar in. De inmiddels daar weer neergezeten ‘boze man’ stamelde wat woorden en ik begreep dat ik iets kon eten en drinken. Ook klonk iets uit z’n mond als ‘goed gefloten scheidsie’. Ik weigerde beleefd, bedankte voor de uitstekende ontvangst en complimenteerde de daar zittende bestuursleden met de bijzonder gastvrije en vriendelijke Ali. En zei gedag. ,,U was ontzettend druk met andere bezigheden en uzelf, meneer de vice-voorzitter. Dat was niet erg. Ik heb ontzettend veel lol gehad vanmiddag en een alleraardigste vrijwilliger van uw club ontmoet. U kunt gerust een voorbeeld aan hem nemen. Wellicht tot ziens.”
Had op weg naar huis de wind mee. En blies vrolijk wat Top 40 deuntjes.
Egbert Egberts fluit ruim 41 jaar wekelijks wedstrijden in het amateurvoetbal. Schrijft over wat hem boeit, wat hem raakt, wat hem verwondert, wat hem ergens toe beweegt. Omdat het mag. Reacties? Mail naar info@voetbalrotterdam.nl.