Bij SCO’63 trainen ze niet meer sinds premier Mark Rutte en minister Hugo de Jonge afkondigden dat dit alleen nog maar met viertallen mag. Sinds half oktober 2020 zijn voor de selectie van de vierdeklasser uit Spijkenisse de hekken van het complex op slot. Al 16 weken worden er op sportpark Oostbroek door de spelers van trainer Özkan Dabak geen pass- en trapoefeningen gedaan, geen sprintjes getrokken, niet afgewerkt op doel en er worden geen partijtjes gespeeld. Hoe blijven spelers al die weken fit? Of liggen ze thuis op bank, met een zak chips in de hand? En bestaat hun enige beweging tegenwoordig uit het op en neer lopen naar de koelkast en het bedienen van de spelcomputer? We willen het weten van aanvoerder Earl Starke. Allereerst waarom er bij zijn club niet meer getraind wordt. En natuurlijk ook hoe hij zich nu fit houdt. Of doet hij al een aantal weken helemaal niks meer? Earl wil dat graag allemaal uitleggen.
Om maar met het begin te beginnen: waarom wordt er bij SCO’63 sinds oktober vorig jaar niet meer getraind ?
Earl: ‘Toen de overheid bekendmaakte dat er alleen nog maar in viertallen getraind mocht worden hebben wij de meningen gepeild bij alle spelers. Het overgrote deel zag het niet zitten om in zulke kleine aantallen te trainen, vooral niet omdat er totaal geen uitzicht was hoe lang dat zou gaan duren. Als toen gezegd was dat het slechts een paar weken zou zijn, dan was het allemaal te overzien geweest en hadden we die periode echt wel doorgetraind in viertallen. Maar dat perspectief was er niet. En nog altijd niet. De trainer en ook het bestuur waren ook van mening dat op zo’n manier trainen geen zin had, vooral omdat het doel ontbrak. Besloten is toen dat er niet meer getraind wordt op de club.’
Perspectief is er nog altijd niet en al een tijdje mag je zelfs niet meer in viertallen trainen, alleen nog maar in tweetallen.
Earl: ‘Dus trainen wij bij SCO’63 nog altijd niet.’
Dat duurt nu al zestien weken. Hoe houd jij je fit? Of doe je helemaal niks meer?
Earl: ‘Natuurlijk houd ik me fit. Zolang ik seniorvoetballer ben doe ik dat al en de corona zal daar echt geen einde aan maken. Het is ontzettend jammer dat ik niet meer op de club kan trainen en ik mis het enorm, maar in deze voetballoze periode train ik voor mezelf. Dat heb ik altijd al gedaan. Ik ga een paar keer in de week hardlopen, doe dan een rondje van ongeveer anderhalf uur. Daarnaast ben ik vaak bezig op een kunstgrasveldje hier in de buurt. Met de bal aan de voet sprintjes maken, afwerken op doel; van die dingen. Heel vaak in mijn eentje, soms met een maatje van me. En thuis ben ik ook druk in de weer, vooral met opdrukken. Ik wil fit blijven en als er straks weer gevoetbald mag worden, heb ik in ieder geval een voorsprong op spelers die deze tijd weinig tot niks gedaan hebben. Want die zijn er ook genoeg.’
Je zegt dat je al heel je voetballeven voor jezelf traint. Hoe is dat zo gekomen?
Earl: ‘Als B-speler mocht ik bij SCO’63 aansluiten bij het eerste elftal. Martin Klomp was toen trainer. Ik had in de zomervakantie weinig tot niks gedaan en toen de voorbereiding begon legde Martin er flink de zweep over. Martin Klomp is een geweldig goede trainer, de beste die ik meegemaakt heb. Hij haalt bij elke speler het beste naar boven. Ook bij mij heeft hij dat gedaan. In de jeugd speelde ik altijd centraal achterin, maar hij zette me linksback. ‘Dat kan jij goed’, zei hij tegen me. Sinds die tijd ben ik altijd verdediger gebleven. Maar in die voorbereiding liep ik als jong ventje vanaf het begin op mijn tandvlees. Het was fysiek ontzettend zwaar en dat kwam natuurlijk omdat ik niet helemaal fris en fit op de eerste training verschenen was. Dat nooit meer, nam ik me toen voor en dat heb ik vanaf die tijd altijd volgehouden. Buiten de trainingen van de club om doe ik heel veel voor me zelf, ook in de periodes dat er niet gevoetbald wordt. In vakanties en zo. Als je voetbalt moet je fit zijn en je moet er alles aan doen om fit te blijven, vind ik. Want als je wedstrijden speelt, moet je het natuurlijk wel 90 minuten vol kunnen houden. Voetbal is een teamsport, maar het begint wel bij jezelf. Je moet er zelf altijd staan. Ik wil altijd winnen, maar als je verliest omdat er iemand niet fit is, of als iemand conditioneel niet mee kan, dan kan ik daar helemaal niet tegen. Dan word ik gek. Daarom ben ik altijd fit en doe er alles aan om fit te blijven. De corona maakt hier geen verschil in. Ik ga gewoon op dezelfde manier verder als ik al deed, alleen kan ik dus jammer genoeg niet meer op de club trainen.’
Waarom vind je dat jammer?
Earl: ‘Omdat je nu niks meer samen kunt doen. Het plezier dat je samen hebt, de dingen waarmee je elkaar op de training uit kunt dagen, hoe je elkaar scherp houdt en het plezier in de kleedkamer en op het veld, als je een partijtje winnend afsluit bijvoorbeeld; dat is er nu allemaal niet. Dat mis ik enorm en ik hoop dat we snel weer mogen trainen. Maar ik vrees dat het nog een tijd gaat duren eer het zover is.’
Je hebt in de jeugd bij SCO’63 gevoetbald en daarna ook een paar seizoenen in het eerste elftal. Waarom ben je weggegaan?
Earl: ‘Het tweede jaar bij het eerste elftal raakte ik geblesseerd en lag er een hele tijd uit. Dat had ik nog nooit meegemaakt. Ik had nog nooit iets gehad, voetbalde altijd alles. Maar met die blessure kon ik helemaal niks meer en toen ik na een half jaar eindelijk weer fit was, moest ik in het tweede beginnen. Dat werkte bepaald niet mee in mijn motivatie. Sterker nog: ik verloor het plezier en had er helemaal geen zin meer in. Daarom ben ik aan het einde van dat seizoen naar Hekelingen gegaan, waar veel jongens voetbalden die ik goed kende.’
Als je daar nu op terugkijkt, had je dan niet bij SCO’63 moeten blijven om te knokken voor je plekkie in het eerste elftal?
Earl: ‘Natuurlijk had ik moeten blijven, ook al omdat Martin Klomp nog steeds trainer was en ik van hem nog heel veel kon leren. Maar toen dacht ik er anders over.’
Na Hekelingen, SC Botlek en Meeuwenplaat ben je nu alweer een paar jaartjes terug bij SCO’63. Hoe bevalt dat?
Earl: ‘Terug op het oude nest, ja. En plannen om weg te gaan heb ik niet meer. Ik voetbal hier samen met mijn jonger broertje Kenrich en met een paar goede vrienden en ook voor hen ben ik terug naar SCO’63 gegaan. Dat blijft toch mijn club. Ik heb het er heel goed naar mijn zin en straks, als de corona achter de rug is, wil ik misschien wel een jeugdelftalletje gaan trainen. Om op die manier iets terug te doen voor de club, want SCO’63 moet natuurlijk wel blijven bestaan. Ze hebben het al moeilijk genoeg, dus ik vind dat wij dan op moeten staan om iets voor de club te gaan doen.’