Zeven jaar geleden stapte hij over van Simonshaven naar Abbenbroek en al die jaren nadien heeft hij daar in nagenoeg hetzelfde elftal gevoetbald. Er kwam in een overschrijvingsperiode wel eens een speler bij, er vertrok wel eens iemand, maar bij Abbenbroek waren er nooit veel wisselingen in de selectie. Maar dit seizoen is alles anders.
Jean-Paul van Diggelen, de 33-jarige verdedigende middenvelder van Abbenbroek, werd plots geconfronteerd met 10 nieuwe voetballers en heeft in deze door corona onderbroken competitie gespeeld met een half vernieuwd elftal. Hoe hij daarover denkt, welke gevolgen dat heeft voor zijn eigen spel en wat hij van plan is in de jaren die hem als actieve voetballer nog resten, daarover willen wij graag alles van hem weten. Op die vragen gaat Jean-Paul bereidwillig in.
In de laatste overschrijvingsperiode kwamen er bij Abbenbroek heel veel nieuwe voetballers bij. Wist jij als speler dat dit ging gebeuren?
Jean-Paul: ‘Ja. Het nieuwe bestuur heeft bij monde van voorzitter Michel Blok aan ons spelers kenbaar gemaakt te willen streven naar promotie. Op termijn zou Abbenbroek een stabiele derdeklasser moeten worden, vindt hij. Gezien het feit dat veel spelers bij ons al aardig op leeftijd zijn, wilde hij vers bloed in de selectie hebben. Jongens waar Abbenbroek nog jaren mee vooruit kan. Ik zag dat wel zitten, want we waren al een tijdje aan het aanmodderen. Niet dat het niet leuk was, maar kwalitatief waren we toch maar een matige ploeg. We moesten het niet van onze voetbalkwaliteiten hebben, maar van inzet, mentaliteit en het voor elkaar strijden. En zoveel spelers hadden we ook niet in onze selectie , aanwas was er ook niet. Als dat zo doorgegaan was, dan word je op den duur een ploeg met 2 punten uit 10 wedstrijden. Met die nieuwe jongens erbij is die neergaande ontwikkeling in ieder geval stopgezet. Daar was ik het mee eens. Op het einde van mijn carrière Abbenbroek nog een keertje op de kaart zetten met leuker voetbal en om de prijzen meedoen, dat lijkt me leuk.’
Je voetbalt al zeven jaar in het eerste elftal van Abbenbroek, na dat eerst zeven jaar bij Simonshaven gedaan te hebben. Omschrijf jezelf eens als voetballer.
Jean-Paul: ‘Ik ben een verdedigende middenvelder. Ik moet de aanvallen van de tegenstander ontregelen, mijn energie aanwenden om constant de strijd aan te gaan. Ik ben degene die het fort moet bewaken. Ik heb wel een pass in de voeten en kan ook wel een steekbal geven, maar ik moet het toch vooral van het betere sloopwerk hebben. Ik moet ballen afpakken en die dan inleveren bij spelers die beter kunnen voetballen dan ik. Zulke spelers hebben we nu en dat is wel eens anders geweest.’

Jouw rol als voetballer is met al die nieuwe jongens in het elftal dus veranderd?
Jean-Paul: ‘Met die nieuwe spelers is er in ieder geval meer voetbal in de ploeg gekomen. Het zijn allemaal gerichte versterkingen en zij zorgen voor extra kwaliteit. Vroeger speelden we bij Abbenbroek eigenlijk een soort God-zegene-de-greep-voetbal: een lange trap naar voren en de spitsen moeten het daar dan maar uitzoeken. Vaak kwam die bal net zo snel weer terug, ook al omdat we voorin niet veel voetballers hadden die een balletje vast konden houden, zodat de rest aan kon sluiten. Doelpunten maken was ook een probleem bij ons. We waren vaak niet minder dan een tegenstander, maar scoorden weinig. Als je dan een doelpunt tegen krijgt, moet je er ineens twee maken en dat was dus een probleem voor ons. Nu, met nieuwe, creatieve rasvoetballers als Oussama Nahru en Hamdi Akcay in de ploeg, zijn er wel afspeelmogelijkheden en hoeven we de lange bal niet meer te hanteren. In balbezit zijn we sterker geworden. Vroeger speelden we een soort reactievoetbal, lieten het initiatief altijd aan de tegenstander. Als die beter waren dan wij, dan waren wij op ons best. Maar tegen ploegen die ons de bal gunden hadden we het altijd heel moeilijk, omdat wij het spel niet konden maken. Dat is nu anders. Dat houdt tevens in dat mijn rol in het team ook veranderd is en dat ik vrijer kan voetballen. Ik moet van onze nieuwe trainer Wouter Goossens nog altijd als een soort stofzuiger fungeren. Hij zei tegen mij dat hij een soort Maarten de Roon in me ziet, iemand die zichzelf wegcijfert en anderen beter laat voetballen. Zo’n speler ben ik eigenlijk altijd al geweest, maar nu, met die nieuwe jongens in de ploeg, loop ik me veel minder dan vroeger te ergeren. Dat deed ik vaak uit frustratie omdat het niet liep zoals ik graag zou willen. Buiten het veld ben ik kalm en bedaard, maar als het fluitje gaat en de wedstrijd begint, dan gaat bij mij de knop om. Ik wil er alles aan doen om anderhalf uur later winnend van het veld af te stappen en als het dan niet loopt, dan loop ik mezelf op te vreten. In de loop der jaren is dat wel veranderd, maar in het begin liep ik daardoor nog wel eens tegen een kaart aan. Dat is nu ook anders. Omdat er nu meer voetbal in de ploeg zit, hoef ik me niet zo vaak meer te ergeren. Er zit nu echt muziek in. We hebben nu frivole voetballers waar je een balletje aan kwijt kunt en dat maakt het voetbal nog leuker dan dat het al is.’
We zien je dus nog wel een paar jaartjes op het veld.
Jean-Paul: ‘Voetbal is een verdomd leuk spelletje en zolang het lichaam zich nog goed houdt en ik na trainingen en wedstrijden de volgende dag niet uit bed getakeld hoef te worden, wil ik daar nog wel een paar jaartjes mee doorgaan, ook al om de sociale contacten die je normaal gesproken hebt. Vanwege de corona is dat nu allemaal stukken minder, maar dat zal snel weer goed komen, hoop ik. In een dronken bui heb ik eens tegen mijn vriendin gezegd te zullen stoppen als ik 35 jaar ben, dus dan moet ik tot die tijd nog maar alles geven om promotie te bewerkstelligen. Daarna ga ik in ieder geval niet in een lager elftal voetballen. Dat is helemaal niets voor mij. Ik denk dat ik me dan maar ga richten op hardlopen, tennissen of fietsen. Nu tennis ik al regelmatig, ik loop een paar keer per week een kilometer of 5 en maak met vrienden op de fiets toertochten van een kilometer of 100. Misschien ga ik later de marathon van Rotterdam lopen of me toeleggen op run-bike-runs. Ik zie wel. Maar zover is het nog niet. Eerst nog even iets moois neerzetten met Abbenbroek. Omdat corona het seizoen nu onderbroken heeft, moeten we als ploeg eigenlijk nog meer naar elkaar toegroeien omdat de fundamentele zaken nog niet ingeslepen zijn. Maar dat gaat wel goed komen als er weer voluit getraind en gevoetbald mag worden.’