Bij vierdeklasser FC Maense hebben ze dit jaar in de selectie twee doelmannen. De ene, Danilson, is verleden jaar komen aanwaaien, keepte dit seizoen in de competitiewedstrijden tegen Hermes DVS en Maasdijk. De andere is afgelopen september 45 jaar oud geworden en weet nog altijd niet van ophouden. Het is Mauro Santos Lopes da Silva, die tegen Rotterdam United onder de lat stond. Mauro voelt zich zeker niet minder dan zijn aanzienlijk jongere concurrent en zal er alles aan doen om zijn trainer Francisco Roque da Silva te overtuigen dat hij moet keepen. Van hem willen we weten hoe hij het al zolang volhoudt en ook wat hij op zijn lange weg in het voetbal allemaal meegemaakt heeft. Mauro trekt er bereidwillig een dik uur voor uur; tijd genoeg, want gevoetbald wordt er voorlopig toch niet.
Op jouw leeftijd speel je normaal gesproken bij de veteranen en jij bent nog altijd volwaardig selectielid van Maense. Hoe houd je dat vol?
Mauro: ‘Op de eerste plaats omdat ik bij de jongens wil zijn waarmee ik al een paar jaartjes samen speel. Maense is een ontzettend gezellige, hele mooie vereniging en om deel uit te maken van een groep spelers zoals de huidige selectie is iets wat ik absoluut nog niet kan missen. Ik word inderdaad al een dagje ouder, maar zolang ik er geen 10 seconden over doe om omhoog te springen, ga ik door. Eigenlijk was ik van plan na vorig seizoen te stoppen en keeperstrainer te worden, maar daar ben ik maar op teruggekomen. Ik kan het voetbal echt nog niet missen.’
Keepen is dus een soort verslaving voor je. Hoe is dat zo gekomen?
Mauro: ‘Gek genoeg ben ik begonnen als voetballertje. Bij Neptunus was dat. Op de trainingen stond ik wel eens onder de lat, maar mijn wedstrijdjes speelde ik als voetballer. In de D-tjes kreeg de keeper die we hadden geen dispensatie. Hij was te oud voor ons elftal. Hennie Donks, onze toenmalige leider zette mij in de goal. Ballen tegenhouden, geweldig vond ik dat. Ik ben het doel nooit meer uitgegaan. Het jaar daarop ging ik naar de C. De keeper die eerder geen dispensatie had gekregen moest naar de C2, ik werd keeper in de C1’
Dat ging snel. Wanneer werd je selectiespeler?
Mauro: ‘Als eerstejaars B-speler mocht ik van Joop van Daele, de toenmalige trainer, met de selectie meetrainen en zat ik regelmatig als reservekeeper op de bank bij het eerste. Maar ik keepte nooit, want Frans Schouten was de doelman en die deed het erg goed. Maar met mij ging het inderdaad snel. Ik werd uitgenodigd om naar de trainingen in Zeist te gaan, naar de Onder 16. Dat heb ik gedaan, maar ik vond trainen helemaal niet leuk. Wedstrijden keepen, daar kon je me wakker voor maken, maar aan trainen had ik een broertje dood. Ik heb twee selectietrainingen meegemaakt in Zeist, maar omdat ik me niet honderd procent inzette op die trainingen vonden ze me maar een moeilijke jongen. Dat ik uit Spangen kwam, een achterstandswijk, was ook niet in mijn voordeel. Natuurlijk had ik fanatieker moeten zijn, maar ik hield absoluut niet van trainen. In die tijd meldde ook PSV zich via de club. Ik zou in Eindhoven in het internaat kunnen komen, maar dat wilde ik niet. Ik woonde bij mijn moeder en die wilde ik niet in de steek laten. Als ik naar het internaat zou zijn gegaan was ik de hele week weg en mocht pas op zaterdagmiddag na de wedstrijd naar huis en moest dan daar zondagavond weer zijn. Dat wilde ik mijn moeder niet aandoen. Ook de interesse van Excelsior heb ik afgewimpeld. Dan zou ik veel en hard moeten trainen en daar had ik geen zin in.
Je hebt aardig wat kansen opzij geschoven. Hoe denk je daar nu over?
Mauro: ‘Je weet nooit hoe het had gelopen, maar dit speelde allemaal in de tijd dat er als profvoetballer nog niet veel verdiend werd. Moet ik dan zoveel doen voor een paar centen? Ik had toen het besef niet om er vol voor te gaan. En ik had ook niemand die me vertelde dat ik het anders moest doen. Wie weet, als ik het wel gedaan had zou ik misschien nu wel financieel onafhankelijk zijn, want kort daarop kwam het grote geld er wel in het voetbal. Maar ik heb het nu ook goed hoor. Ik ben gezond, mijn vrouw en de kinderen zijn gezond, ik heb een fantastische baan bij de Vopac en ik keep nog steeds. Wat wil ik dan nog meer?’
Geen profspeler dus, maar een lange carrière in het amateurvoetbal. Hoe ging het verder nadat je bij Neptunus met de selectie mocht meetrainen?
Mauro: Als tweedejaars A-speler ging ik naar Xerxes, want daar speelden de A’s landelijk. Ik werd er eerste keeper en een fantastisch jaar beleefd. Na dat seizoen ging ik bij Xerxes naar de zondagselectie, dat in de tweede klasse speelde. Op een paar wedstrijden na, keepte ik alles. Ik had namelijk een rode kaart gekregen omdat ik een doorgebroken speler neergehaald had. Ik ben nooit een lijnkeeper geweest. Ik was een van de eerste meevoetballende keepers, maar die keer ging het net niet helemaal goed. Dat kostte me een paar wedstrijden. Na dat jaar ging ik naar Excelsior. Die wilden me er graag bij hebben. Toch nog naar het profvoetbal! Zou het dan toch nog lukken? Mario Been was toen trainer. Die kwam met een eigen keeper aanzetten en ik kon naar de amateurs. ‘Bekijk het maar’, was mijn reactie en ik heb mijn spullen ingeleverd.’
Spullen ingeleverd???
Mauro: ‘Ja, daar kwam die ‘moeilijke jongen’ weer om de hoek kijken. Het besef dat ik toen iets verkeerds deed, was er toen nog niet. Het werd een verloren jaar, want ik stapte op en kon niet meer naar een andere club. Dat jaar ben ik maar achter de vrouwen aangegaan en ben met vrienden gaan stappen. Het jaar daarna ging ik terug naar Neptunus, terug naar het oude nest. Wim Schouten was er toen trainer en daar kreeg ik het plezier in het voetbal weer terug. Marco Krevel was de eerste keeper en die was echt goed, dus eerste doelman worden bij Neptunus zat er toen niet in. Ik ben toen naar CVV Zwervers gegaan, waar Gijs Zwaan trainer was. Die kende mij nog van zijn tijd bij Neptunus. Bij Zwervers werd ik wel de eerste keeper en op een haar na misten we de promotie naar de tweede klasse. Gijs Zwaan vertrok naar SVV/SMC en ik ging naar Sparta, naar de amateurs. Omdat de selectie weinig keepers had, mocht ik met de profs meetrainen. Jan Everse was er trainer, het was in de tijd van Ali El Khattabi en van de Braziliaan Marilia. Zou het dan toch nog mogelijk zijn om profvoetballer te worden? Toen was ik er wel achter gekomen dat je zo’n kans moet grijpen. Ik ging er vol voor, ook op de trainingen. Dat ging lekker. Nooit kreeg ik te horen dat ik iets verkeerds deed. Maar ik was amateur en zou een jaar moeten wachten totdat ik profspeler kon worden. Zoveel geduld hebben clubs niet en bovendien werd Jan Everse ontslagen. En Sparta haalde een andere keeper: Frank Kooiman, die kwam terug van FC Utrecht.’
En jij? Wat deed jij toen?
Mauro: ‘Vanaf toen heb ik alles gericht op mijn werk. Ik had twee handen waarmee ik ballen kan tegenhouden, dan zou ik met diezelfde handen ook kunnen werken, vond ik. Ik ging werken in een sportzaak, daarna heb ik verschillende anders banen gehad en sinds en aantal jaar werk ik nu bij Vopac, waar ik het fantastisch naar mijn zin heb. Ik heb toen een jaar bij Leonidas gevoetbald en daarna ben ik naar SVV/SMC gegaan waar Gijs Zwaan nog altijd trainer was. Ruben Muskiet was de eerste keeper, een hele toffe gozer, waarmee ik nu nog altijd goed kan opschieten. Vanaf de reservebank zag ik bij hem de ballen van de borst springen en zo, maar Gijs Zwaan bleef hem als eerste keeper opstellen. ’Jij moet geduld hebben, Mauro’, zei Gijs wanneer ik hem vroeg wanneer mijn kans zou komen. Ik heb één wedstrijd gekeept, voor de beker tegen NAC Breda. Maar in de competitie keepte Ruben altijd en mijn geduld raakte op. Ik had toen een baantje in een sportzaak en heb mijn spullen bij de club ingeleverd. Gijs Zwaan is nog komen praten bij mij in de winkel, maar ik wilde niet terugkomen. Ik wil gewoon lekker keepen en als ik dat niet kan, dan hoeft het voor mij niet meer. Niet veel later ben ik bij Maense gaan keepen. Onder trainer Roël Liefden en later Emanuel Monteiro hele leuke jaren meegemaakt, maar toen zou Slobodan Dutina trainer worden. Die was met veel clubs gedegradeerd, zo had ik uitgezocht en daarom ben ik maar weggegaan. Naar Alexandria’66, waar Ben Spork trainer was en Arlindo Morais keeperstrainer. Ze hadden daar met Sander Hoffmann een goede keeper en daar zou ik de strijd mee aangaan. Maar op het einde van de voorbereiding blesseerde ik mijn knie en lag er maanden uit. Het seizoen daarna vertrok Sander naar Nieuwerkerk en werd ik de eerste keeper. Dik in de dertig was ik toen. We promoveerden dat jaar naar de hoofdklasse en omdat ze toen met een nieuwe, jonge keeper aan kwamen zetten ben ik teruggegaan naar Maense. En daar zit ik nu nog.’
En nog altijd bloedfanatiek?
Mauro: ‘Inderdaad. Ik wil elke wedstrijd keepen en als ik reserve ben, dan voelt dat nog altijd niet lekker. Na die wedstrijd tegen Rotterdam United zette onze trainer Francisco Roque da Silva mij de volgende zaterdag weer op de bank, want Danilson was woensdag weer op de training geweest, zo motiveerde hij zijn keus. ‘Is één keer in de week komen trainen dan genoeg’, antwoordde ik en liep lachend door. Ik train altijd twee keer. Elke week. Vroeger zou ik mijn spullen ingeleverd hebben, maar Maense is een veel te leuke club om dat te doen. Dan ga ik dus maar de bank zitten. Maar pijn doet dat wel.’
Als je nu terugkijkt op je loopbaan, wat zou je nu anders doen?
Mauro: ‘Met het besef dat ik nu heb, zou ik de mogelijkheden die er toen echt wel waren anders aangepakt hebben. Dat vertel ik nu tegen jonge voetballers waarmee ik samen speel. Dat ze de kans moeten pakken als die er is. Dat ze er vol voor moeten gaan. Hard trainen. Alles uit de kast halen. Ik ben 45 jaar nu en nu train ik wel fanatiek. Vroeger deed ik dat niet. Hopelijk pakken de jonge jongens hun kans wel omdat ik dat tegen hen gezegd heb.’