Of ik nou voetbalde of keeper was, het deed me niks. Ik vond het alle twee leuk.
In 1975 werd voetbalvereniging Spijkenisse eerst kampioen van het zaterdagvoetbal en een paar weken later algeheel landskampioen van de amateurs. Zowel uit als thuis werd zondagkampioen Emmen verslagen waardoor de Spijkenissers zich konden kronen tot beste ploeg in het amateurvoetbal. Ad Lankhaar was dat seizoen keeper bij Spijkenisse en maakte alles van nabij mee. Opmerkelijk genoeg was Ad nog niet zo lang doelman. Jarenlang was hij namelijk als voetballer actief geweest, zelfs nog in het tweede elftal van Spijkenisse. Hoe het komt dat hij uiteindelijk toch onder de lat terecht kwam, dat willen we graag van hem weten. In het kader van de rubriek Oude Glorie diept Ad de herinneringen daaraan graag op. En natuurlijk blikt hij ook terug op het gewonnen tweeluik tegen Emmen.
Je werd landskampioen met Spijkenisse als keeper. Maar keeper ben je niet altijd geweest.
Ad: ‘Nee, dat klopt. Toen ik 8 jaar was, werd ik lid van Spijkenisse. Eigenlijk wilde ik toen al keeper worden. Ik wilde graag tussen de palen staan, het leek me wel wat om ballen tegen te houden en zo. Maar in mijn elftal bij de aspiranten was er een meer getalenteerde keepertje. Hiddo Reijs was dat, die later keeper van het eerste elftal werd en ook nog betaald voetbal heeft gespeeld bij Fortuna Vlaardingen, NEC, Veendam en Heerenveen. Samen met Hiddo heb ik bij Spijkenisse heel de jeugd doorlopen. Al die jaren stond hij in de goal en was ik laatste man. We hebben samen ook jarenlang gevolleybald bij Spivo in Spijkenisse. Toen we bij de voetbalclub van de junioren naar de senioren overgingen, werd hij keeper van het eerste en ging ik in het tweede elftal voetballen. Arie Oldenburger was toen trainer bij Spijkenisse.’
Over welke tijd hebben we het?
Ad; ‘Beginjaren 70. Af en toe mocht ik ook in het eerste meedoen als keeper. Vooral in oefenwedstrijden in de voorbereiding, zoals in een wedstrijd tegen de betaalde jeugd van Feyenoord. Maar keeper van het eerste werd ik niet. Dat was Hiddo. Ik speelde toen mijn wedstrijden in het tweede elftal, als voetballer. John Jongeneel was keeper in dat elftal, maar die liep een wedstrijd of drie, vier voor het einde van het seizoen een hersenschudding op. Toen heb ik het seizoen als keeper afgemaakt, maar het jaar daarop was ik gewoon weer speler.’
Wat vond je daarvan, dat je afwisselend voetballer en keeper was?
Ad: ‘Ik stond daar eigenlijk niet zo bij stil. Of ik nou voetbalde of keeper was, het deed me niks. Ik vond het alle twee leuk. Wat ik wel wilde, was in het eerste van Spijkenisse terechtkomen en de kans daarop was als keeper aanzienlijk groter dan als voetballer. Dat wist ik wel. Maar voorlopig speelde ik mijn wedstrijden nog altijd in het tweede elftal, als laatste man.’
Maar je werd toch nog een paar keer als keeper ingezet.
Ad: ‘Ja, als de nood aan de man was gebeurde dat. Spijkenisse zat in die tijd niet zo breed in de keepers. Hiddo Reijs was naar Fortuna Vlaardingen vertrokken, John van Oosten was ook weg en John Jongeneel verdween ook uit beeld. Toen het nieuwe seizoen begon werd Arno Mastenbroek onder de lat gezet. Dat zou de beoogde eerste doelman van Spijkenisse worden. Hij was keeper van het tweede en vaak ook van het derde. In de allereerste oefenwedstrijd van het seizoen van het eerste was ik als toeschouwer aanwezig. Ik had eerder die dag in het tweede gevoetbald en stond met een flesje bier in mijn handen, samen met een paar ploegmaten, toe te kijken. In die wedstrijd liep Arno Mastenbroek tegen een blessure aan en moest vervangen worden. Trainer Arie Oldenburger kwam op mij af en vroeg of ik in wilde vallen. Dat heb ik toen maar gedaan. Maar het was weer eenmalig, want ook dat seizoen zou ik in het tweede spelen, nog altijd als voetballer. In het eerste keepte later nog Theo Neteler, die nog een verleden had als keeper bij Feyenoord en die ze bij Spijkenisse uit het vijfde hadden weggeplukt. In zijn eerste wedstrijd van het seizoen brak hij zijn sleutelbeen en toen kwamen ze weer bij mij uit. Vanaf die tijd ben ik altijd keeper van het eerste elftal gebleven. Mijn eerste wedstrijd was uit bij ’s-Gravenzande. Spijkenisse was toen een tweedeklasser en in die tijd was de eerste klasse het hoogste in het amateurvoetbal.’
Spijkenisse zou niet lang daarna ook eersteklasser worden..
Ad: ‘Dat klopt. Met Hiddo Reijs onder de lat was Spijkenisse al kampioen geworden van de derde klasse en naar de tweede klasse gepromoveerd. De stap naar de eerste klasse werd een paar seizoenen later gezet. Eerst was er nog een seizoen dat afgesloten werd met een beslissingswedstrijd op het veld van RVVH tegen ’s-Gravenzande. Ik was toen al keeper van het eerste, maar die dag was de doelman van ’s-Gravenzande onpasseerbaar. Hij stopte alles en wij schoten ook nog een paar keer op de lat en de paal. Maar zij wonnen met 1-0 en wij bleven dus tweedeklasser. Het jaar daarna werden we weer tweede en het jaar daarop eindigden we nogmaals op die plek. In het seizoen 1973-1974 werden we kampioen en promoveerden we. Meteen het eerste jaar in de eerste klasse werden we weer kampioen. Ad van Dongen was toen trainer.’
Spijkenisse had toen dus een goede ploeg?
Ad: ‘Het grote voordeel was dat we jarenlang in grotendeels dezelfde samenstelling speelden. Allemaal jongens uit de eigen jeugd. Het was een hele goede lichting. Voetballers als Nico Hokke, Reier van Kralingen, Daan van der Meer, Aren Buvens en Joep Goedendorp speelden al jarenlang samen en daar waren later nog goede voetballers als Cor Zwartepoorte, Harry Koopman, Cees Jansen, Rien van Zanten en Cor Barendregt bij gekomen. We hadden een hele goede ploeg en sommige jongens kregen aanbiedingen uit het profvoetbal. Aren Buvens van AZ bijvoorbeeld en Joep Goedendorp van FC Den Bosch. Zij bleven. Rien van Zanten zou later naar Excelsior vertrekken en van onze verzorger John Meijer, de broer van Gerard Meijer, verzorger van Feyenoord, hoorde ik dat Feyenoord me aan het volgen was. Jo Witteveen, de voorzitter van Spijkenisse in die dagen, zei dat ook, maar zelf ben ik nooit benaderd.’
Dan zijn we nu aanbeland bij de wedstrijden om het landskampioenschap bij de amateurs. Vertel daar eens over.
Ad: ‘Wij waren als debutant meteen kampioen geworden van de eerste klasse van het zaterdagvoetbal. Je had toen twee eerste klassen. DOVO was de andere kampioen. Wij moesten tegen DOVO om de zaterdagtitel voetballen en die wedstrijd wonnen we. Emmen was de zondagkampioen en tegen hen moesten we voetballen om het algeheel landskampioenschap bij de amateurs. Eerst uit, een week later thuis. Emmen was een hele grote ploeg in die tijd, sommige jongens waren landelijk bekend. Gienus Meijerink bijvoorbeeld, die bij Heerenveen betaald voetbal had gespeeld. Het zondagvoetbal stond toen trouwens ook veel hoger aangeschreven dan het zaterdagvoetbal. Een jaar eerder voetbalden wij nog in de tweede klasse. Misschien daarom onderschatte Emmen ons een klein beetje, wie zal het zeggen. In Emmen wonnen we met 4-2 en heel die dag was één groot en onvergetelijk avontuur. Alleen al de reis naar Emmen! Die ging met een speciaal ingehuurde trein, waarin je alleen maar mocht meerijden als je een kaartje had. Dat kaartje was speciaal voor die rit gemaakt. We vertrokken vanaf Rotterdam Centraal en in Emmen aangekomen, moesten we eerst nog een eind lopen. Ik weet nog dat we langs de Emmer Diergaarde liepen. Het was heel druk bij de voetbalclub, de toeschouwers stonden zelfs op boerenkarren om het veld. De terugreis na onze overwinning was één groot feest. Maar landskampioen waren we nog niet. We moesten ook thuis nog tegen Emmen voetballen, met zeker 7000 toeschouwers langs de kant. Wij wonnen met 1-0 door een goal van Rien van Zanten, die niet veel later naar Excelsior vertrok. Toen waren we dus wel landskampioen. Een samenvatting van die wedstrijd was ’s avonds te zien bij Studio Sport.’
En jij bleef nog lange tijd keeper van het eerste elftal?
Ad; ‘We draaiden het seizoen na dat landskampioenschap nog een goed seizoen, tweede werden we. Maar daarna ging het bergafwaarts. Er kwamen veel spelers bij, spelers vertrokken, mensen die zich belangrijk vonden gingen in het bestuur zitten en de resultaten werden minder en minder. Er was ook een nieuwe keeper bij Spijkenisse doorgebroken. Dat was Bob Molendijk en dat was een betere keeper dan ik, die jongen had veel talent. Hij werd keeper van het eerste elftal en ik werd weer voetballer. In het derde elftal. Later heb ik nog een seizoen bij Hekelingen onder de lat gestaan, toen mijn oude ploegmaat Harry Koopman daar trainer was, maar dat is maar bij één jaartje gebleven. Ik kreeg teveel last van mijn rug. In de jaren daarvoor had ik ook vaak rugklachten, maar ik heb altijd doorgespeeld. Na Hekelingen ging het echt niet meer. Ik ben toen nog wel benaderd door Zuidland en door DRL om daar te komen keepen, maar lichamelijk kon het niet meer. Op mijn 28e ben ik gestopt met voetbal.’
En nu? Ben je nog altijd voetballiefhebber?
Ad: ‘Minder, steeds minder. Ik erger me al een hele tijd aan het geld dat het profvoetbal in zijn greep heeft en ook aan de mentaliteit van de zogenaamde vedetten. Veel profvoetballers zijn over het paard getild en hebben in mijn ogen de realiteit helemaal uit het oog verloren. Dat doorrollen na vermeende overtredingen, ik kan er niet tegen. Zo’n Neymar bijvoorbeeld, ergerlijk vind ik dat gedrag. Geef mij maar wielrenners. Dat zijn wel gewone, benaderbare jongens gebleven en als die vallen staan ze meteen weer op. Bij Spijkenisse ben ik nadat ik gestopt was nog maar één keertje terug geweest. Dat was in 2006, bij het 60-jarig bestaan van de club. Ik had een uitnodiging ontvangen. Daarna ben ik er nooit meer geweest. Ik kom nog wel eens jongens tegen waarmee ik gevoetbald heb en dan halen we herinneringen op, maar een voetbalwedstrijd bijwonen, nee, dat doe ik niet meer. Voetbal trekt me niet meer. Die periode is afgesloten. Ik kijk ook steeds minder voetbal op tv. Mijn aandacht gaat meer en meer uit naar het wielrennen. Dat vind ik nog wel heel mooi om maar te kijken.’