Hij voetbalt al van kindsbeen af en is al die jaren best wel vaak geblesseerd geweest. Als we Robin Winkels, de 28-jarige controlerende middenvelder van SHO spreken op een trainingsavond, vertelt hij dat hij na ons gesprek het veld niet op zal gaan. ‘Ik train vanavond niet. De lies voelt niet fijn aan’, zegt hij. Zijn trainer Sander Fakkel zei het eerder al: ‘Robin is een hele goede speler, misschien wel de beste voetballer die we hebben. Hij is ontzettend belangrijk voor het team, maar hij is best wel blessuregevoelig.’ Hoe komt dat, zo vragen wij ons af. Daarover praten we met Robin en hij is heel openhartig en best wel kritisch op zichzelf.
Hoe komt het dat je zo vaak geblesseerd bent?
Robin: ‘Zolang ik voetbal heb ik geregeld te maken met blessures, vaak spierblessures. Hamstrings, liezen, dat soort dingen. Of ik een verkeerde lichaamshouding heb? Ik zou het niet weten. Ik denk het niet. Wat ik wel weet is dat ik er eigenlijk te weinig aan doe om fit te blijven. Natuurlijk train ik een paar keer per week bij SHO, maar daar buitenom doe ik niets. Lekker op de bank zitten thuis is helemaal zo verkeerd niet, haha. Als ik dan geblesseerd ben en hersteloefeningen moet doen, dan doe ik die oefeningen wel die de fysio voorschrijft, maar niet van harte. Ik vind dat soort dingen helemaal niet leuk om te doen. Ik weet ook wel dat dergelijke oefeningen goed zijn voor je herstel en daarom doe ik het ook, maar zodra ik weer helemaal fit ben en geen pijntjes meer voel, dan verslap ik daarin weer. Terwijl ik heel goed weet dat ik eigenlijk die oefeningen moet blijven doen om fit te blijven. Preventief dus. Maar ik doe ze niet. Daarin ben ik te gemakzuchtig, dat weet ik van mezelf. Maar zo steek ik wel in elkaar. Heel veel mensen hebben mij gezegd dat ik het anders moet doen, maar ik kan het niet opbrengen. Ik haat het om die oefeningen te doen. Ik wil gewoon lekker voetballen.’
Het is eerlijk van je om dit te zeggen en uit je antwoord blijkt ook zelfkennis. Ben je in het veld ook gemakzuchtig?
Robin: ‘Soms wel ja. Ik ben een controlerende middenvelder en als een nummer 6 of nummer 8 heb je allerlei taken. Ik laat heus de tegenstander niet lopen en doe echt mijn best op het veld, maar soms sluipt die gemakzuchtig er wel in, ja.’
Geef eens een voorbeeld.
Robin: ‘Als ik met een beweging een tegenstander op het verkeerde been zet, of als ik hem uit kap, dan neem ik soms iets te veel tijd om te doen wat dan nodig is. Ik moet dan weg zijn of de bal afspelen, maar houd hem dan bij me en blijf nog even staan. Maar dan blijkt de tegenstander toch dichterbij te zijn dan ik dacht. En dan ben ik de bal kwijt. Heb ik dus te veel tijd genomen om mijn ding te doen. Dat komt niet vaak voor, maar af en toe gebeurt het wel in een wedstrijd. Dan steekt die gemakzucht dus de kop weer op, vind ik.’
Dat moeten je trainer en je medespelers ook zien. Mopperen die daar dan over?
Robin: ‘Dat valt eigenlijk best wel mee. ‘Ach, dat hoort bij zijn manier van voetballen’, zeggen ze dan, omdat ze weten dat ik altijd een voetballende oplossing wil zoeken. Maar ik weet wel beter.’
Ben je niet bang om met dit interview je eigen ruiten in te gooien?
Robin: ‘Nee hoor. Mensen die me goed kennen weten wel hoe ik in elkaar steek. Je mag ook alles opschrijven wat ik je verteld heb, ik wil daarin gewoon eerlijk zijn. Ik ben wie ik ben en die gemakzucht is inderdaad wel iets van me.’
Sander Fakkel, je trainer is trouwens wel lyrisch over je. Hij vertelde dat je een heel belangrijke schakel bent in het team, een speler die eigenlijk niet of nauwelijks opvalt, maar wel iemand die anderen beter laat voetballen. Hoe is het om die rol te hebben? Om op die manier te voetballen?
Robin: ‘Ik scoor heel weinig, geef vaak ook niet de eindpass. Ben dus eigenlijk helemaal niet zo’n opvallende speler, maar dat hoeft ook niet. Ik probeer altijd in het belang van het team te spelen. Ik ben in staat om als ik op de doellijn sta dan niet zelf te scoren, maar de bal af te geven aan een ploegmaat zodat hij die goal kan maken. Ik vind het heel mooi dat Sander zo over me denkt en ik voel me er ook heel goed bij dat ik op deze manier van hem mag voetballen. Ik haal daar veel voldoening uit.’
Maar je was weer geblesseerd. Niet zo’n hele zware blessure ditmaal, maar erg genoeg om weer even aan de kant te staan. Ga je in het vervolg wel preventief te werk? Blijf je de oefeningen doen als je straks weer hersteld bent?
Robin: ‘Dat neem ik me nu wel voor, ja. Ik heb mijn lesje nu wel geleerd zou je denken. Maar als het zover is, moet ik het toch nog zien. Ik weet niet of het dan ook gaat gebeuren. Ik ken mezelf goed genoeg.’
Denk je niet dat als je die oefeningen altijd gedaan had en daarmee je spierblessures had weten te voorkomen, dat je dan niet hoger had kunnen voetballen?
Robin: ‘Dat hebben andere mensen ook wel eens tegen me gezegd. Vrienden en zo. Maar nee hoor, dat denk ik niet. ‘Als’ bestaat niet, vind ik. Ik voetbal nu bij SHO en dat is ook een heel fijne vereniging. Ik heb het hier prima naar mijn zin.’