Ze noemden hem de Cruijff van COAL waarmee zijn bewonderaars maar wilden zeggen dat ze hem een hele goede voetballer vonden. Dick de Ridder kan een glimlach niet onderdrukken als hij het vertelt, maar zelf zal hij nooit zeggen dat hij vroeger een hele goede voetballer is geweest. Dick is erg bescheiden, heel zijn leven al geweest. Hij vond het allang best als mensen hem na de wedstrijd in de kantine een schouderklopje gaven of liever nog een biertje. Maar een goede voetballer was Dick wel degelijk. Hij werd in de aanloop van de Olympische Spelen van 1976 voor het Nederlands amateurelftal geselecteerd als voetballer van een derdeklasser, want dat was COAL in die dagen. In het kader van de rubriek Oude Glorie kijken we met Dick terug op die tijd.
Hoe ben je bij COAL terechtgekomen? Wat dat je eerste club?
Dick: ‘Nee, mijn eerste club was Feyenoord. Na een proeftraining mocht ik daar lid worden en ik heb er gespeeld totdat ik een jaar of 18 was. Ik heb op Varkenoord in de B1, in de C1 en in de A1 gevoetbald, maar op een gegeven moment had ik er helemaal geen zin meer in. Alles stond in het teken van de voetbal, heel de week door. Je moest vier keer trainen, je had een wedstrijd op zaterdag en als jeugdspeler had je ook nog eens te maken met een heleboel regeltjes. Je moest je kousen altijd hoog opgetrokken hebben zitten, het shirt moest in de broek en je werd naar de kapper gestuurd als je haar te lang was. Op een gegeven moment was het genoeg. Ik had er mijn buik van vol en ik ben gestopt. Heb toen een jaar niets gedaan. Maar toen begon het weer te kriebelen en omdat mijn oom Arie van Aken voorzitter van COAL was, ben ik daar gaan voetballen. Ik was een jaar of 19, 20 toen. Ik kwam bij de selectie en na een paar oefenwedstrijdjes werd ik basisspeler. Als ik bij COAL in het tweede terecht was gekomen dan had ik een lager spelende ploeg opgezocht, Belvedere of zo. Want ik wilde wel in een eerste elftal voetballen.’
Hoe hoog speelde COAL toen?
Dick: ‘COAL was een derdeklasser. Frank de Geus was toen trainer, denk ik. Later heb ik met COAL nog een paar jaartjes in de eerste klasse gevoetbald, maar ook in de tweede en in de derde klasse.’
Wat voor voetballer was jij?
Dick: ‘Ze noemden mij de Cruijff van COAL. Heel leuk natuurlijk, maar ik ga van mezelf niet zeggen dat ik zo goed was. Maar mensen op de club vonden dat wel. En mensen van andere clubs trouwens ook. Want ik werd benaderd door SVW uit Gorinchem, destijds een hoog spelende vereniging. En HION informeerde ook naar me. Daar kon ik een cheque tekenen en dus veel geld verdienen, maar ik heb het niet gedaan. Ik had het veel te goed naar mijn zin bij COAL. Dat was een warm nest en het was altijd heel gezellig op de club. Ik speelde er altijd en ook op een manier die ik zelf heel leuk vond. Zou ik het bij een andere club ook zo goed naar mijn zin hebben? Ik dacht van niet en dus bleef ik lekker bij COAL.’
Op een gegeven moment werd je geselecteerd voor het Nederlands amateurelftal.
Dick: ‘Dat klopt. Het was in 1973 en via de club kreeg ik een uitnodiging om op dinsdagmiddag in Zeist te komen trainen. Dat wilde ik wel. Ik heb het een hele tijd gedaan, maar ik moest er wel van alles voor regelen, want ik werkte bij de belastingdienst. In het begin werd ik gebracht door mijn vader. Hij had zelf geen auto, maar leende hem dan bij een vriend. Later reed ik mee met de keeper van Hermes DVS uit Schiedam. De trainingen in Zeist begonnen om 4 uur en om 2 uur moest ik dus weg op mijn werk. De ene week kreeg ik een paar uurtjes vrij van mijn baas, de andere week moest ik een paar uur verlof inleveren. In Zeist trainde ik met spelers die allemaal in de hoofdklasse speelden en daar veel geld verdienden, niemand uitgezonderd. Ik was de enige die bij een derdeklasser speelde.’
Werd je tijdens die trainingen dan wel voor vol aangezien? Of werd je als speler van een derdeklasser door de andere voetballers een beetje aan je lot overgelaten?
Dick: ‘Nee hoor, ik werd meteen geaccepteerd. Ik denk dat ze wel zagen dat ik het niveau aan kon. Trainer van het Nederlands amateurelftal was toen Arie de Vroed en alles stond in het teken van de kwalificatie voor de Olympische Spelen van 1976. Die zouden in Montreal zijn en Nederland wilde daar ook met een voetbalploeg uitkomen. Daarvoor werden wij klaargestoomd. We begonnen met een grote groep en steeds vielen er een paar af. Ik heb op Zeist een paar oefenwedstrijden gespeeld, onder andere tegen Vitesse en op een gegeven moment waren er nog 20 spelers over. En er konden er maar 18 overblijven. Arie de Vroed vertelde mij toen dat ik af zou vallen. Hij vond me te bescheiden en had graag gezien dat ik in het veld wat brutaler was geweest.’
Zat je ermee dat je op het laatste moment afviel?
Dick: ‘Ik vond het best zo. Als we naar de Olympische Spelen zouden gaan dan zou ik vier weken van huis zijn. Misschien nog wel langer. Daar had ik niet zo veel zin in.’
Dus jij terug naar COAL. Heb je daarna ooit nog iets gehoord van de KNVB?
Dick: ‘Nee, nooit meer. Maar wel van betaaldvoetbalclubs. De eerste die zich meldde was SVV. Ik ben er gaan praten met Bob Maaskant, de vader van Robert. Die vertelde dat ik betaald zou worden op basis van puntengeld, verder niets. Als ze hetzelfde aantal punten zouden halen als het seizoen ervoor zou ik op ongeveer 9000 gulden uitkomen. Daarvoor moest je bijvoorbeeld naar Veendam, ’s ochtends heel vroeg weg en ’s avonds na twaalven weer thuis. Bovendien zouden trainingen en wedstrijden me dan heel veel verlofdagen op mijn werk kosten. Ik heb het niet gedaan. Ook FC Den Bosch meldde zich. Zelf ben ik nooit door hen benaderd, maar op de club ging het verhaal dat ze interesse hadden getoond. En als klap op de vuurpijl meldde Ajax zich ook. Dat was in 1975. Ze hadden me zien spelen in een uitwedstrijd bij Zwijndrecht en wilden dolgraag met me praten. Dat gesprek zou met Rinus Michels zijn en met Jaap van Praag, die toen de voorzitter was. Door de telefoon gaven ze al aan wat me te wachten stond als ik bij Ajax zou gaan voetballen. Ik moest dan verhuizen en ik zou 20.000 gulden gaan verdienen. Ik was in die dagen bezig met een huisje in Zwijndrecht, zou er gaan samenwonen met mijn toenmalige vrouw. Als we naar Amsterdam zouden verhuizen, moest zij haar baan opzeggen. Het geld dat ik bij Ajax zou verdienen was niet meer dan wat ik bij de belastingdienst verdiende. Ik heb nog even uitgezocht of het mogelijk was om een jaar onbezoldigd verlof op te nemen, maar dat ging niet. Dan zou ik mijn baan op moeten geven. Ik heb Ajax laten weten dat ik niet kwam praten.’
Waarom? Dat was toch een unieke kans?
Dick: ‘Dan had ik alles op moeten geven wat ik gewend was. En dan was het maar de vraag of ik het wel zou halen. Die zekerheid had ik niet en omdat ik dacht dat het me toch niet ging lukken heb ik nooit ja gezegd toen clubs zich meldden. Die gok durfde ik niet aan. Ik wilde niet opgeven wat ik had. Ook Ajax heb ik afgezegd. Een paar maanden later trokken ze Lerby en Arnesen aan.’
Als je daar nu op terugkijkt, heb je er dan spijt van dat je het niet gedaan hebt?
Dick: ‘Waar moet ik spijt van hebben? Je weet niet wat het was geworden. In mijn toekomstbeeld zag ik dat het toch niks ging worden. Wat ik wel weet is dat ik het bij COAL heel goed naar mijn zin had. Ik heb er tot mijn 29e in het eerste gevoetbald en ben toen in een lager elftal gaan voetballen, bij mijn vrienden.’
Op je 29e al? Dat was wel heel erg vroeg om te stoppen.
Dick: ‘Ik had het wel gezien. Ik moest op zondag met de bus naar Oude Tonge om tegen DBGC te gaan voetballen en dan stonden mijn maten me uit te zwaaien om daarna aan het bier te gaan. Dat wilde ik ook wel. Ik ben toen lekker in het vijfde gaan voetballen. Kon ik ook een biertje drinken.’
Topper ben je Dick!! Prachtig mens en echte COAL man !!
In de tweede klasse in 1974/75 met DEH tegen Coal gespeeld. Dick in de spits. Wij verloren met 1-6. Coal had toen een geweldige voorhoede. In de rust werd ik gewisseld……