Op 15-jarige leeftijd werd hij als veelbelovend keepertje door de toenmalige trainer Hans Loovens bij HOV aan de selectie toegevoegd. Danijel Ribaric, inmiddels 35 jaar oud, was er vroeg bij en clubs als Sparta en Dordrecht toonden niet lang daarna interesse. Een carrière in het profvoetbal, zover kwam het echter niet. Hoe dat komt en welke weg hij sinds zijn debuut bij HOV bewandeld heeft, daarover praten we met hem. En ook hoe hij over zichzelf denkt als keeper. Danijel is trouwens een prima gastheer, want naast een kop koffie biedt hij ook een Surinaams broodje aan en onder het verorberen van al dat lekkers vertelt hij breeduit. En heel enthousiast. Zelf zegt hij daarover dat als het kwartje gevallen is, hij langdurig aan het woord is. Want voetbal is zijn passie, daar kan hij uren over praten.
Als je als B-spelertje bij de selectie gehaald wordt, dan moet je goed zijn. Hoe kwam het dat je al zo jong die stap kon maken?
Danijel: ‘Omdat ik altijd aan het voetballen was bij ons in Rotterdam-Crooswijk op de pleintjes. Toen ik jong was, was heel de buurt altijd aan het voetballen, ook jongens die het later als profspeler gemaakt hebben. Robin van Persie, Glenn Loovens, Mounir el Hamdaoui, Nito Sequeira en Adnan Alisic onder andere. Toen waren er ook toernooien met teams uit verschillende wijken. Ik zat bij het team van de Schapendreef en daar heb ik veel toernooitjes mee gespeeld. Dat waren altijd enorme happenings. Ik was altijd buiten en in het weekend, als er bij HOV gevoetbald werd, was ik daar hele dagen te vinden. Dan was ik ’s morgens spits in de C3 en later op de dag keeper van de C1. Bij de B’s ging het ook op die manier. Straatvoetbal is trouwens een hele goede basis om het als voetballer ver te schoppen. Op de straat en op pleintjes doe je zoveel skills en vaardigheden op en dat komt later, op een voetbalveld goed van pas. En als mens is het een verrijking om op straat op te groeien en samen te zijn met jongens met verschillende culturele achtergronden.’
Als je voetballer bent en ook kunt keepen, dan is de keus best moeilijk geweest, denken we. Waarom ben je keeper geworden?
Danijel: ‘Die keus werd eigenlijk voor mij gemaakt.’Ik vond voetballen erg leuk en ben het naast keepen ook altijd blijven doen, op pleintjes en in de zaal, maar in het amateurvoetbal ben ik altijd keeper geweest. Dat komt omdat toen ik in de jeugd bij HOV voetbalde we geen keeper hadden en Arnold Looije jr., onze leider, zei dat ik maar eens in het doel moest gaan staan bij de gebruikelijke penalty’s bij de pupillen. Ik stopte alle strafschoppen en ben daarna altijd keeper gebleven.’
Op jonge leeftijd bij de selectie van HOV en niet lang daarna interesse van Sparta en Dordrecht. Waarom is dat niets geworden?
Danijel: ‘Omdat ik toen niet de discipline had om daar werk van te maken. Ik was altijd op straat, deed niet altijd fraaie dingen en kon het niet opbrengen om bij zo’n club in het gareel te gaan lopen. Ik was een straatschoffie en bovendien had ik niemand in mijn omgeving die me vertelde hoe het moest, wat ik moest doen om er wel iets van te maken. Terugkijkend daarop was dat voor mij de trigger om met mijn bedrijf andere talenten nu wel het juiste zetje te geven.’
Maar in het amateurvoetbal heb je wel een mooie carrière opgebouwd.
Danijel: ‘ik heb met een onderbreking van één jaar bij Rijsoord negen seizoenen bij Heinenoord gekeept. Arie van de Berg, de voorzitter van Heinenoord, voetbalt met oude legendes van HOV en had mij opgemerkt. Toen ik 17 jaar was vroeg hij of ik bij Heinenoord kwam keepen, maar ik had toen nog geen rijbewijs. Een paar jaar later, toen ik mijn rijbewijs had gehaald, is het er wel van gekomen. Op de laatste dag van de overschrijvingsperiode heb ik Arie gebeld. Of ik nog mocht komen. De selectie van Heinenoord was toen natuurlijk al compleet, maar hij had nog wel een plekje voor me. Maar niet als eerste keeper, ik moest me eerst maar waarmaken in het tweede. En ik zou geen vergoeding krijgen, daar was geen ruimte meer voor. Ik ben er negen jaar gebleven, met tussendoor een seizoen bij Rijsoord. Met die vergoedingen is het later ook wel in orde gekomen, haha.’
Wat voor keeper ben jij?
Danijel: ‘Een coachende keeper. De vier verdedigers voor je en de twee middenvelders daarvoor moeten altijd goed staan en daar ben ik heel de wedstrijd mee bezig. In de achterhoede begint het keepen al. Elk elftal heeft vijf keepers, vind ik. De man onder de lat en de vier man ervoor. Als iedereen goed staat en als je als doelman goed kunt anticiperen op wat er gaat gebeuren, hoef je als keeper helemaal geen spectaculaire reddingen te maken. Dan hoef je niet naar de hoek te duiken of zo. Want dan kun je de bal ook met een pasje opzij simpel uit de lucht plukken. Zo’n keeper ben ik. Mensen zullen me niet naar de hoek zien vliegen, ik probeer me goed op te stellen zodat dat helemaal niet nodig is. Als ze keepers wel naar de hoek zien zweven denken mensen vaak dat het een hele goede keeper is. Maar vaak zweeft hij dan door de lucht omdat hij niet helemaal goed opgesteld stond. Als het moet kan ik ook wel een bal uit de kruising tikken, begrijp me niet verkeerd, maar misschien is het niet altijd even stijlvol wat ik doe. En dan hoor je mensen wel eens wat roepen langs de kant.’
Zit je daar mee?
Danijel: ‘Helemaal niet. Van medespelers en trainers krijg ik waardering en dat zegt me veel meer dan die van mensen langs de kant. Sommige trainers denken er trouwens ook zo over. Die snappen helemaal niet dat een goede opstelling van de verdediging de keepers veel werk uit handen neemt. Vandaar dat coaching van een keeper heel belangrijk is, want hij moet de spelers voor hem naar de juiste plekken leiden. Ik weet bijna altijd voor honderd procent wat de tegenstander gaat doen en wat er gaat gebeuren. Daarom ben ik ook niet zo’n voorstander geweest van ‘gewone’ keeperstrainingen. Links en rechts naar de hoek duiken, ik heb daar niks mee en het heeft ook niet veel zin, vind ik. Wedstrijdsituaties nabootsen en daarop trainen heeft veel meer zin. En het mooist is dat ik bij partijtjes op de training als voetballer mee mag doen, want voetballen is nog altijd heel leuk om te doen. Wat dat betreft ben ik altijd wel voetballer gebleven. Ik heb dit soort dingen trouwens niet altijd tegen trainers gezegd, want omdat ik buiten het voetbal heel druk was met eerst mijn studie sportmarketing in Tilburg en later met mijn werk, kwam het wel eens voor dat ik een paar minuten te laat op de training was. Het was altijd haastje-repje. Als je dan ook nog je mond opentrekt over de manier van de keeperstrainingen kan dat te laat komen tegen je gaan werken, wist ik. Ik heb het er vaak maar bij gelaten. ’
Wat is je van al die jaren bij Heinenoord het meest bijgebleven?
Danijel: ‘Ik heb er hele leuke jaren gehad. Heinenoord is toch wel mijn clubje. Fijne mensen daar. Ik heb er veel beleefd: kampioenschap in de eerste klasse en twee promoties, waaronder een legendarische beslissingswedstrijd tegen Strijen. Onze trainer Phillip den Haan vond 4 wedstrijden voor het einde van het seizoen dat hij oudgediende Sander Groenendijk moest opstellen, terwijl ik dat seizoen maar 13 tegengoals had geïncasseerd. De manier waarop ik gepasseerd werd was niet netjes, maar mijn comeback was zoet. Groenendijk kreeg in die beslissingswedstrijd tegen Strijen twee keer geel en veroorzaakte een strafschop. Als de strafschop erin zou gaan, waren wij veroordeeld tot de nacompetitie en dat was ons al een paar jaar slecht bekomen. Maar het kwam goed. Mischa Moerenhout maakte ik met praatjes gek en ik pakte zijn strafschop. Uit de scrimmage die volgde pakte Mark Stam van Strijen rood waardoor we weer met 10 tegen 10 speelden. Daarna gaf ik nog een assist waardoor we de wedstrijd op slot gooiden. Na dat seizoen vertrok ik naar Rijsoord omdat ik een te trotste jongen was om nog onder Philip den Haan te dienen.’
Je hebt ook een jaar bij Smitshoek gezeten.
Danijel: ‘Ja, dat klopt. Daar kwam ik trouwens een oude bekende van HOV tegen: Seton. Die was dat seizoen bij Smitshoek mijn keeperstrainer.
Ferry Seton?
Danijel: ‘Nee Ricardo. Maar over Ferry heb ik nog een mooi verhaal. Ik ben een stevige doelman en heb altijd mijn lichaam in de strijd gegooid. Ik denk dat veel spitsen een beetje bang voor mij waren. Tegen CWO stonden we kort voor tijd voor en Ferry Seton, die verdediger was, werd bij de laatste vrije bal vlak voor tijd naar de spits gedirigeerd. Er kwam een hoge bal en ik ging mijn doel uit om die uit de lucht te plukken. Die bal had ik, maar liep ik ook tegen een muur aan en viel met veel pijn op het gras. Wat bleek? Ik was tegen Ferry Seton aangeknald, die een lichaam van beton heeft. Hij mankeerde helemaal niets, had niet eens een schrammetje en ik lag helemaal in de kreukels. Normaal gesproken was het bij zulke acties altijd andersom. Ferry Seton, wat een sterke vent was dat.’
Hoe ben je bij Hellevoetsluis terechtgekomen?
Danijel: ‘Ik organiseer heel veel evenementen en activiteiten voor jongeren in Rotterdam, heb daarvoor een eigen bedrijf opgericht en heb daarom al jaren te maken met Edwin de Koning, die bij de gemeente Rotterdam in hetzelfde werk zit. Edwin heeft mij heel vaak gevraagd bij hem in Hellevoetsluis te komen keepen. Drie jaar geleden is het er van gekomen. Het eerste jaar bij Hellevoetsluis was prachtig en we weren op doelsaldo tweede achter BVCB. Dat doet nog wel pijn. Het tweede jaar was minder. In 2018 liep ik bij een aanrijding nekklachten op, waarvan ik heel lang last heb gehad. Als keeper kun je zulke klachten niet hebben, natuurlijk, want dat beperkt je heel erg in je functioneren. Ik heb niet veel getraind in het begin, ook al niet omdat het kunstgrasveld bij Hellevoetsluis een ramp is. Dat is heel slecht, keihard bovendien. Daar moet je niet op vallen. Ik heb er maanden last van gehad. Vorig jaar heb ik bij de club aangegeven dat ik eraan dacht om te gaan stoppen. Mijn werk slokt zoveel tijd op, dan is twee keer trainen door de week en een wedstrijd op zaterdag soms iets te veel van het goede, ook omdat ik twee prachtige dochtertjes heb. ‘Haal Dyron Bijl of Deshney Hoornweg maar terug naar hier, dan doe ik wel een stap terug’, zei ik tegen voorzitter Edwin Boogaard. Dat is niet gelukt en toen heb ik besloten er nog maar een jaar aan vast te plakken, vooral omdat Hellevoetsluis een ontzettend fijne club is, waar ik het heel erg naar mijn zin heb en waar ik gewaardeerd wordt om wie ik ben. En omdat keepen toch eigenlijk wel heel erg leuk blijft.’
Dit wordt je laatste jaar?
Danijel: ‘Dat weet ik nog niet. Ze krijgen na dit seizoen een nieuw kunstgrasveld bij Hellevoetsluis als het goed is en wie weet plak ik er dan nog wel een jaartje aan vast als mijn lichaam het volhoudt.’
Met Stephan van Asperen heeft de club nog een prima doelman aangetrokken. Een ervaren jongen ook, die ooit bij Hellevoetsluis is begonnen. Ga jij de tweede keeper worden?
Danijel: ‘Zover zal het echt niet komen, want ik ben niet van plan om dat hele eind naar Hellevoetsluis te gaan rijden om daar op de bank te gaan zitten. Ik zal er alles aan doen om dat te vermijden. Paul Bestebreur, onze trainer, heeft de keus nog niet gemaakt, dus ik moet maar laten zien dat ik voor hem de eerste man ben. En als ik onverhoopt wel tweede keeper word, dan moeten we maar eens gaan kijken wat voor rol ik bij de club ga vervullen. Met Sander van Reijn en Delano Satroredjo hebben ze twee jonge, veelbelovende keepertjes in huis. Wellicht kan ik dan iets in de begeleiding van hen gaan doen, want dat is ook wel iets wat ik heel graag doe. We zullen zien hoe het uitpakt.’