Toen hij na een verblijf bij betaaldvoetbalclubs als Excelsior en Fortuna Sittard een beetje op een dood spoor zat leek de redding uit het buitenland te komen. Bij Etar Veliko Tavorno in Bulgarije kon de toen 22-jarige Karim Mossaoui zijn loopbaan als betaald voetballer voortzetten, zo was dat door een Rotterdamse garagehouder voor hem geregeld. Het leek allemaal zo mooi. Er werd hem tekengeld beloofd, hij verbleef in een hotel en in het begin ging het nog wel in Bulgarije. Maar al spoedig veranderde dat totaal. Door de club werd hij in een piepklein appartementje gezet en andere spelers werden bij hem in huis geplaatst en salaris kreeg hij niet, laat staan het tekengeld. Toen hij daar tegen de clubpresident en diens compaan iets van zei, werd Karim bedreigd met een pistool. Als jij hier werk van maakt, weten we je wel te vinden’, werd hem meegedeeld. Hij werd een paar dagen bij al zijn stappen in Bulgarije gevolgd door twee duistere figuren en uiteindelijk vluchtte Karim hals over kop uit Bulgarije. Van de club heeft hij nooit meer iets vernomen. Geld heeft hij nooit ontvangen.
Dit gebeurde bijna 10 jaar geleden en nu is Karim bezig aan een tweede avontuur in het buitenland, ditmaal als zaalvoetballer bij Bintang Timur in het Indonesische Surabaya. Waarom doet hij dat? Was hij niet bang dat hij weer in een vervelende situatie terecht kwam? Daar willen we alles van weten en Karim, in Nederland omdat de zaalvoetbalcompetitie in Indonesië stilligt vanwege de corona, praat daar openhartig over.
Waarom heb je na je vervelende ervaringen in Bulgarije gekozen voor een nieuw buitenlands avontuur?
Karim: ‘Omdat dit er prima uitzag. Bovendien ken ik de trainer van de club heel goed, al van het zaalvoetballen in Nederland. Dat is Hicham Benhammou en die wilde mij er dolgraag bij hebben.’
Als je terugkijkt op die periode in Bulgarije, verwijt je iemand dan iets?
Karim: ‘Ik ben niet zo van het wijzen naar anderen. De enige die ik iets kan verwijten ben ikzelf. Ik ben met mijn volle verstand in het vliegtuig naar Bulgarije gestapt. Achteraf bezien is het toch ergens goed voor geweest dat het daar zo afgelopen is. Ik was heel jong toen en het is een goede les voor me geweest. Ik zal nooit meer onvoorbereid zo’n avontuur aangaan. Daarom heb ik van te voren heel veel gesproken met trainer Hicham Benhammou en ook met Khalid El Hattach, een ploeggenoot van mij bij het Nederlands zaalvoetbalteam die ook voor Bintang Timur Surabaya speelt. Zij waren lyrisch over de club en door hetgeen zij vertelden, wist ik precies wat me te wachten stond. Het is allemaal top geregeld, heel anders dus dan in Bulgarije. Daar voelde ik me onveilig en het heeft heel lang geduurd voordat ik het plezier weer teruggevonden had.’
Je bent dus van de hel in de hemel terechtgekomen?
Karim: ‘Jazeker. Ik woon in een hotel in Surabaja in het oosten van het eiland Java. De club had ook een appartement voor mij, maar dat wilde ik niet. Want dan zou ik zelf moeten wassen, voor mijn eigen eten moeten zorgen en andere huishoudelijke dingen doen en dat wilde ik niet. Wat dat betreft ben ik wel verwend. Door mijn moeder vroeger en tegenwoordig door mijn vrouw. Toen ik tegen de club zei dat ik liever in het hotel bleef wonen, was dat geen punt. Ik heb een privéchauffeur die mij naar de trainingen brengt en die met mij mijn vrouw en de kinderen ophaalt van het vliegveld als zij een tijdje overkomen. Alles is perfect geregeld. Zaterdag en zondag hebben we wedstrijden. Dat is in stadions die speciaal voor het zaalvoetbal gebouwd zijn. Gigantische arena’s zijn dat, waar soms wel 15.000 man publiek zit. Het zaalvoetbal in Indonesië is enorm populair. Alle wedstrijden worden live uitgezonden. Toen ik in Rotterdam en later bij Hovocubo in Hoorn zaalvoetbalde zaten er ongeveer 300 toeschouwers en toen vonden we het al druk. Bij die clubs trainde ik twee keer in de week. Nu vaak wel 10 keer. Of meer. Toen ploeggenoten van mij vroegen hoe de trainingen in Nederland waren en ik hen vertelde dat we dat daar twee keer per week deden, wilden ze allemaal naar Nederland, haha.’
Speel je veel, of zit je vaak op de bank?
Karim: ‘Ik speel alles. We moeten nog twee wedstrijden spelen voor de competitie, waarvan een tegen de koploper. Wij staan tweede. Als het goed is, plaatsen we ons voor de play-offs. De competitie ligt nu stil vanwege de corona en daarom ben ik nu ook in Nederland. Kan ik mooi mijn conditie op peil houden bij FC IJsselmonde, waar ik speelde voordat ik naar Indonesië vertrok. IJsselmonde is een prima club, waar ik altijd heel erg goed behandeld ben en waar ontzettend aardige mensen rondlopen. Ik heb veel aanbiedingen gekregen om ergens anders op het veld te gaan voetballen, maar dat ga ik niet doen. Ik blijf IJsselmonde trouw. Overigens verwacht ik binnenkort weer terug naar Indonesië te gaan en dan de competitie daar af te maken.’
Als zaalvoetbal in Indonesië zo populair is, moet je als speler daar wel bekend zijn. Kun je nog wel over straat?
Karim: ‘Nou, met die bekendheid valt het wel mee. Na wedstrijden bij het uitdelen van ongeveer 1000 handtekeningen staan heel veel mensen aan mij te trekken en zit ik soms onder de schrammen maar verder kan ik gewoon over straat, hoor. Ik heb ploegmaten die dat niet kunnen. Die hebben 700 tot 800.000 volgers op Instagram. Ik 10.000. Iedereen doet alles voor je. Je kunt dan wel een arrogant leventje leiden en iedereen buiten sluiten, maar zo zit ik niet in elkaar. Ze rennen soms voor mij om water te halen, maar dat doe ik voor andere mensen zelf ook. Ik wil gewoon blijven, voel me niks meer dan een ander. Zo ben ik ook opgevoed.’
En als de play-offs daar klaar zijn weer terug naar Nederland en lekker buiten voetballen bij IJsselmonde?
Karim: ‘Ik weet nog niet of dat wel mag, contractueel. Vroeger toen ik nog bij Excelsior zat, deed ik dat stiekem, zonder dat de club het wist. Bij TPP Rotterdam, dat nu Feyenoord Futsal heet. Ik speelde daar geen wedstrijden, want daarvoor had ik de licentie niet. Maar trainingen en zo deed ik bijna allemaal wel mee. Dat ga ik nu niet meer doen. Alleen als Bintang Timir Surabaya meewerkt, ga ik competitiewedstrijden spelen. Anders niet.’
Tot slot: Hoe komt het dat Marokkaanse jongens zo goed in de zaal kunnen voetballen? Als je bijvoorbeeld kijkt naar het Nederlands zaalvoetbalteam, dan bestaat dat voornamelijk uit spelers van Marokkaanse afkomst. Alleen de keepers niet. Hoe komt het dat jullie zo goed in de zaal uit de voeten kunnen?
Karim: ‘Ik weet daar niet de vinger echt op te leggen. Misschien is het wel genetisch bepaald, wie zal het zeggen? En ik denk ook dat het te maken heeft met het feit dat veel Marokkaanse jongens van kleins af aan altijd buiten op pleintjes hebben gevoetbald. Ik ook. Wij willen altijd lekker pielen met een bal. Trucs doen, technische bewegingen maken. Ik was daarmee altijd bezig, elke dag na schooltijd totdat mijn moeder me naar binnen riep. Op het Afrikaanderplein was dat. Daar heb ik de skills opgedaan. Je moet zaalvoetballen trouwens niet onderschatten. Omdat ik technisch wel aardig uit de voeten kan op het veld, meende ik dat het spelen van wedstrijden in de zaal makkelijk was. Dat doe ik wel even met twee vingers in de neus, zo dacht ik. Maar je moet ook tactisch leren denken in de zaal, weten waar en hoe je moet lopen. Het is bovendien superexplosief, heel inspannend allemaal. In het begin was ik na een paar minuten al stik kapot. Over die techniek van Marokkaanse jongens nog even dit: tegenwoordig speelt de jeugd nauwelijks meer buiten, ook de Marokkaanse kinderen niet of nauwelijks. Achtjarigen hebben nu een telefoon of een iPad en zijn daar urenlang mee bezig. Dat gaat me toch wel aan het hart. Hoe gaat dat later met mijn eigen kinderen, dat vraag ik me wel eens af. Daar maak ik me wel eens zorgen over.’
Leon Elbert Timo