Afgelopen zaterdag, thuis tegen Strijen, was hij basisspeler maar stond hij droog. Dat was een week geleden, uit bij koploper Rozenburg, wel anders. Toen scoorde hij tweemaal. Terwijl hij eigenlijk helemaal niet zou beginnen.
Yannick de Lely stond namelijk niet in de basisopstelling die trainer Wout Ooms van te voren gemaakt had. ‘Omdat hij na de voorbereiding en de bekerwedstrijden op vakantie gegaan was en dat was hem door de trainer niet in dank afgenomen’, wisten een paar vrouwelijke SVS-supporters te vertellen. Wij wilden wel eens weten of dat inderdaad het geval was en spraken af met de 26-jarige middenvelder, al vele seizoenen basisspeler bij SVS uit Capelle aan den IJssel.
Yannick moet lachen als we hem met de woorden van de supporters confronteren. ‘Zo is het niet’, reageert hij. ‘Ik zou tegen Rozenburg inderdaad op de bank beginnen, maar dat kwam niet door mijn vakantie.’
Hoe zat het dan wel?
Yannick: ‘Laat ik bij het begin beginnen. Ik ben 10 dagen naar Zanzibar geweest met mijn vriendin. Een prachtige vakantie gehad en veel gezien daar, ook kerkers waar ze vroeger slaven gevangen hielden. Bizar en aangrijpend was dat. Wout Ooms, de trainer van SVS wist van mijn reis af en ook waarom ik op dat moment weg ging, vlak voor de start van de competitie. Eerder kon ik namelijk niet weg, want ik moest mijn studie sportkunde afronden. Mijn scriptie was niet helemaal goed bevonden en dat moest ik in orde maken. Dat betekende dat ik daar wekenlang mee bezig ben geweest en er van vakantie dus geen sprake was. Ook al omdat mijn vriendin graag weg wilde, zijn we, nadat mijn scriptie wel goedgekeurd was en ik daardoor dus afgestudeerd was, toch op vakantie gegaan. Ik miste daardoor de start van de competitie. Toen ik terugkwam heb ik op eigen verzoek een wedstrijdje in het derde gevoetbald. Om weer wedstrijdritme op te doen. Dat ging lekker, maar op de dinsdag daarna blesseerde ik me op de training. Het daaropvolgende weekend pakte de ploeg tegen Sparta het eerste punt van de competitie en ik denk dat de trainer vast wilde houden aan dat elftal. Dat denk ik, ja. Ik heb het niet gevraagd. En de trainer heeft ook geen uitleg gegeven. Ik snapte het trouwens wel. Ik zou dus op de bank beginnen tegen Rozenburg. Maar die dag kwam Shamar Berggraaf, die wel in de basis zou starten, te laat. Wij verzamelen op de club en gaan dan samen op pad naar uitwedstrijden, maar Shamar was er niet bij het vertrek. Hij arriveerde pas later bij Rozenburg. En speelde om die reden dus niet. Pech voor hem, geluk voor mij, want zo kon ik wel starten.’
En je scoorde die middag twee keer. Ben jij zo’n afmaker?
Yannick: ‘Dat valt wel mee. Ik pik mijn doelpuntjes wel mee, maar ik ben geen spits. Ik ben middenvelder. Een lopende middenvelder. Ik heb weliswaar nummer 10, maar ik ben geen spelverdeler, meer een voetballer die in de spits moet komen. Ik ben niet zo’n aanstuurder, daarvoor ben ik op het veld te veel met mijn eigen spel bezig. Ik coach wel en probeer iedereen te motiveren, maar ik ben niet de man van de splijtende passes en zo. En de momenten van druk zetten en jagen worden van achteruit door Wishnu Badal aangegeven. Die taak heb ik niet. Ik moet strijd leveren en anderen daarin meenemen en op het juiste moment voorin opduiken. Tegen Rozenburg pakte dat dus twee keer goed uit.‘
Normaal ben je basisspeler toch?
Yannick: ‘Normaal gesproken wel, ja. Ik debuteerde bij SVS in het eerste elftal toen dat nog op zondag in de vierde klasse speelde. Ik was toen 16 jaar oud en Andries Hansen, nu assistent bij het eerste, was destijds trainer. Af en toe mocht ik van hem een wedstrijdje meedoen. Toen ik senior was geworden kwam ik vast in het eerste elftal, dat toen van de zondag naar de zaterdag overgestapt was en ben er nooit meer uit geweest. John Dos Santos was het eerste jaar mijn trainer, maar die vertrok na dat seizoen naar SC Feyenoord, waar hij assistent kon worden. Hij werd bij SVS opgevolgd door Wout Ooms en die is nu nog altijd trainer hier.’
Als je op 16-jarige leeftijd debuteert in een eerste elftal, dan moet je toch wel opgevallen zijn bij hoger spelende clubs?
Yannick: ‘Daar heb ik nooit iets van gemerkt. Ik heb via via wel eens gehoord dat ze zouden komen kijken, maar zelf ben ik nooit benaderd. Er is nooit aan mij gevraagd om hoger te spelen. Dat hoeft ook helemaal niet. Ik voetbal al vanaf mijn vijfde bij SVS en speel nu in het eerste. In de loop der jaren zijn we van de vierde naar de tweede klasse opgeklommen, met veel jongens in het elftal die bij SVS ook in de jeugd hebben gevoetbald: jongens zoals Joery Kaashoek, Bob Sonnevelt, Anthony Schoenmaker, Stefan van der Staal, Wishnu Badal en mijn broertje Jeroen. Ik hoef helemaal niet weg, heb het veel te goed naar mijn zin hier. Alles is vertrouwd en bekend en dat geeft rust. Je speelt bovendien met jongens de je door en door kent en die jou ook goed kennen. Dat maakt het samenspelen makkelijker, want je weet dan ook heel goed wat de sterke punten van je ploeggenoten zijn en wat de mindere dingen zijn. En dan kun je daar weer op anticiperen. Dat is denk ik ook de kracht van ons elftal, dat we veel voor elkaar over hebben. Het is gewoon heel erg leuk om op deze manier te voetballen.’
En SVS is een leuke vereniging?
Yannick: ‘Inderdaad. Ik heb het hier goed naar mijn zin, heb vroeger hier ook jeugd getraind, maar door mijn studie, in Haarlem, kwam het daar de laatste tijd niet meer van. Ik denk dat ik dat weer maar eens ga oppakken.’
Marcel Nobel Max Overdijk