Foto: Justin Egberts
‘Het voetbalwereldje is groot genoeg om in te verdwalen’. Deze uitspraak van een oud-collegascheidsrechter uit mijn voormalige woonplaats Leerdam die hij deed tijdens zijn afscheidsspeech eind jaren tachtig is mij altijd bijgebleven. Zijn voordracht over zijn indrukwekkende carrière als fluitist in het amateurvoetbal bevatte anekdotes over voorvallen, die hij meemaakte tijdens het fluiten van wedstrijden, of ervoor of erna. Ook verhaalde hij over zijn contacten met verenigingen, collega’s en de KNVB. Sommige opmerkingen daarover waren kritisch, andere lyrisch, cryptisch of humoristisch. En soms een mix van dat alles. Hij stond erom bekend dat hij dit ook deed in bestuurskamers, of bij bondsbijeenkomsten. Een blad voor de mond nemen kon hij niet. Zijn hart lag op de tong.
Afgelopen week zou Piet vijfennegentig jaar geworden zijn. Ware het niet dat hij ongeveer een maand na zijn afscheidsrede al is overleden. Veel te jong, tijdens het uitoefenen van zijn andere hobby, schoffelen in zijn volkstuin. Zijn rikketik stopte ermee. Zomaar. Hij moet meteen weg zijn geweest. Op weg naar de hemelse voetbalvelden. Om daar zijn prachtige verhalen te vertellen.
Als schrijver/journalist zou ik er een boekje over kunnen schrijven. Hij zou het zelf echter nooit kunnen lezen. Want ik neem aan dat hij in het hiernamaals dezelfde beperking zou hebben als op aarde. Piet was namelijk een prima arbiter, maar lezen en schrijven kon hij niet. Hij was analfabeet. Daar kwam hij in het dagelijkse leven echter niet gewoon voor uit. Alleen intimi wisten dit.
Des te opmerkelijker en bijzonderder is zijn loopbaanverloop als fluitist bij de KNVB ook geweest. Hij was productiemedewerker en stapelaar bij de lokale dakpannenfabriek, ongeschoold. Na een reorganisatie toen de fabriek moderniseerde en saneerde kwam hij als bijna-zestigjarige thuis te zitten. Zijn activiteiten concentreerden zich rond zijn scheidsrechtershobby, de eerder genoemde volkstuin en zijn gezin. En Piet had veel vrienden, nog veel meer kennissen. De meeste kwam hij tegen op en rond de velden.
Maar hij had ook een afkeer van bepaalde personen. Zo mocht hij rapporteurs niet zo. En dat liet hij (hen) ook blijken. Tijdens rapportbesprekingsavonden of zo. Dito gold voor bobo’s, die hij ‘kontenlikkers’ noemde.
Klaarblijkelijk mocht hij mij, toen nog een beginnend collega van hem, wel. En rekende hij mij tot zijn intimi. Want ik kreeg wel van hem te horen wie voor hem belangrijk waren in zijn leven, hoe zijn werkzame leven eruit zag, waar hij bewondering voor had (en voor wie), dat hij een politieke voorkeur had die niet voor de hand lag (laat ik het zo maar uitdrukken) en dat hij geen letter en cijfer kon herkennen. Vandaar dat hij mij ook de reden van zijn afkeer voor rapporteurs en bobo’s liet blijken. In het scheidsrechterswereldje van toen werd je namelijk ook beoordeeld op je afkomst, je uiterlijk, je sociale leven, je overtuigingen en je intelligentie. ‘Bij voorbaat kansloos voor promotie’, zei hij steeds. En toch wist Piet het tot het landelijke scheidsrechterskorps te brengen. En hield dat zelfs een jaar of vijftien vol.
Hoe hij dat dan steeds deed met het laten invullen en de controle van de wedstrijdformulieren? Daar had hij een trucje voor. Hij wist omdat hem dit was uitgelegd precies welke vakjes ingevuld moesten worden. Hij had ook door waar men handtekeningen moest plaatsen en waar hij zelf zijn paraaf moest zetten. Hij wist ook één en ander zo te regelen, dat steeds de verantwoordelijke wedstrijdsecretaris, secretaris of voorzitter in de buurt was om alles in de gaten te houden en om eventuele opmerkingen na de wedstrijd zoals de sancties en uitslagen op te schrijven. Hij knikte dan altijd instemmend, deelde complimentjes uit en zette zijn krabbel met een serieus gezicht als afronding op het formulier. En zij steevast ‘zo, dat is ook weer gelukt’. En iedereen vond het prima.
Er waren nooit klachten. Op één keer na, zo vertelde Piet mij na zijn afscheidswoord. Hij moest een keer een wedstrijd staken vanwege hevige regenval en een onbespeelbaar veld. Hij probeerde dit te voorkomen door zo lang mogelijk door te gaan maar toen het meer op een waterpolomatch begon te lijken moest hij wel affluiten. Bij een 2-1 stand en nog twintig minuten te spelen was het gedaan. Maar dat gold niet voor het wedstrijdformulier. De aanwezigen waren niet zo meewerkend. Hij moest het zelf doen. En dat deed hij dan maar door een streep te zetten door het formulier. Maar dat leidde tot de nodige commotie. En tot onbegrip.
Bovendien moest Piet uitleggen in Zeist wat hij precies had gedaan. En waarom. Zijn verklaring met name (lees: de streep) werd niet geheel begrepen. De clubs hadden er ook over geklaagd. Niet over zijn overige beslissingen, want die waren onberispelijk en onaantastbaar. Zijn instemmende knik, de complimentjes, zijn serieuze blik bij het zetten van de krabbel hadden dus niet gewerkt. Maar hij redde zich uit de neteligheid door te zeggen dat zijn pen vrijwel leeg was – wat overigens ook écht zo was – en hij toch mondeling moest komen uitleggen wat er gebeurd was. Slim. En hij kwam er mee weg.
Piet was een grote. Er zijn momenten dat ik zijn pure persoonlijkheid, ‘goudeerlijkheid’ en medemenselijkheid mis. Dat heb ik als ik wel een steuntje in de rug kan gebruiken. Zoals nu. Ook ik heb namelijk ergens een grote streep door gezet.
Egbert Egberts floot bijna veertig jaar wekelijks wedstrijden in het amateurvoetbal. Nu loopt hij langs de velden, snuift sfeer. De leidsman schrijft over zijn persoonlijke ervaringen in het verleden, mooie personen en actuele gebeurtenissen in dat door ons zo geliefde amateurvoetbal. Vragen en/of opmerkingen? Mail naar info@voetbalrotterdam.nl.