December 1979 haalde ik mijn scheidsrechtersdiploma in een bovenzaaltje van een café in Gorinchem aan de Langendijk 17. Vijftien jaar jong. Nu heet het café ‘Meneer de Groot’, een jong en ambitieus restaurant waar in een informele sfeer klassiek/moderne gerechten met een eigentijdse draai worden geserveerd. Maar vroeger was het een etablissement waar je vanaf het gezelligste wandelstraatje in de benedenstad zo naar binnen kon lopen, een uitsmijter kon eten, een tosti kon happen en/of een pintje kon bestellen. Dat laatste ging overigens in pullen zo groot waar je ook bossen bloemen in kon zetten. Vol met biljarttafels waarop bijna dagelijks, overdag en in de avonden, werd gespeeld door fanatieke biljartclubspelers.
De cursusavonden van de KNVB afdeling Dordrecht werden onder toezicht van de GSV (Gorinchemse Scheidsrechtersvereniging) gehouden, en varieerden van rapporteur, begeleider, scheidsrechter tot grensrechter amateurvoetbal. Voor de opleiding jeugdvoetbalscheidsrechter moest je naar het afdelingsbureautje in Dordt nabij Emma, of naar een vereniging in de wijde omgeving. Als jongste scheidsrechter ooit (ik was dus nog geen 16) haalde ik met enige glans mijn diploma. En floot ik mijn eerste officiële wedstrijden. Grappig is dat dit werd opgemerkt door de naast het café gevestigde redactiechef van het Nieuwsblad voor Gorinchem en omstreken, wijlen Frits Stout. Die mij in de daaropvolgende week als ‘nieuwsonderwerp’ in het hoofdverhaal op de sportpagina’s onder de Gorcumers bracht.
De naam ‘Egbert Egberts’ kwam niet lang daarna vaker voor in deze krant. Maar dan als beginnend schrijver van nieuwsartikelen. Raadsvergaderingencorrespondent, sportverslaggever, jongerenrubriekcolumnist- en samensteller, actualiteiten-nieuwsjager: alles heb ik zo’n beetje voor deze krant gedaan. En uiteraard ook voor het moederbedrijf, De Dordtenaar en de NDU, waardoor ik ook wel eens schreef voor het Rotterdams Dagblad. Mijn eerste kennismaking met de regio Rijnmond.
Dat kwam mij prima van pas als voetbalarbiter. Waar ik ook floot, ik kwam altijd wel met mensen in contact die mij een ‘nieuwtje’ wisten te vertellen. Of dat nu in Vlaardingen, Barendrecht, Spijkenisse, Ottoland of Oud-Beijerland was: ik schreef de meest uiteenlopende artikelen. Het was een leerschool, gratis maar niet voor niets’, waar ik nog met veel plezier op terug kijk.
Net als op mijn contacten met mensen uit die periode. Sommige zijn allang niet meer onder ons. Maar anderen zijn er gelukkig nog. En een enkeling spreek ik nog wel eens. Ook als ik ergens fluiten mag.
De mooiste en indrukwekkendste verhalen komen echter vaak terug in mijn herinneringen na ontmoetingen van familieleden van mensen, die het aardse leven met dat van het hiernamaals hebben verruild. Ik deel er eentje, als jullie het niet erg vinden. Want anders wordt deze column veel te lang.
De Leerdamse uitvaartondernemer Aart van den Berg was geen onbekende in het scheidsrechterswereldje. Integendeel, Van den Berg was een autoriteit op het gebied van arbitrage, een voorbeeld voor veel leidsmannen in de afdeling Dordrecht maar ook in de Haagse, Utrechtse en Rotterdamse contreien was hij een graag geziene fluitist. Hij kon een beetje nukkig zijn, maar was vooral streng en rechtvaardig. En dat probeerde hij ook te doceren aan jonge, beginnende scheidsrechters als ik. Samen met de ook al vele jaren geleden overleden Fedor Kaebisch, die op andere vlakken van grote waarde was voor de KNVB, maar ook de arbitrage onder zijn hoede nam, organiseerde hij bijvoorbeeld schoolvoetbaltoernooien. En samen met arbiters als John Boekelman en Ariejan Wallaard (die van FC Dordrecht, ja) mocht ik in de Glasstad aan de bak in de beginjaren tachtig. ‘Meneer Van den Berg’ gaf mij voorafgaand aan de wedstrijdjes van kinderen in de leeftijd van 11/12 jaar de tip ‘luid en duidelijk maar vooral gedecideerd te fluiten’. “Jij bent het visitekaartje van de KNVB.”
Van John Boekelman hoorde ik daarna dat Van den Berg bedoelde dat je zo hard moest fluiten dat de mensen op de lokale glasfabriek moesten denken dat ze pauze hadden.
En dat deed ik dus ook. Bij elke achterbal, uitbal, kleine overtreding, buitenspelsituatie enzovoorts blies ik op mijn fluit alsof mijn leven ervan afhing. Dat spelertjes en hun begeleiding mij na de eerste wedstrijd wat warrig aankeken zag ik niet. Het werd mij pas duidelijk dat er iets niet pluis was toen ‘Meneer Van den Berg’ op mij afstapte en vroeg of er iets mis was met mijn fluit. “Jij hoeft niet zo hard te blazen, kerel. Ietwat zachter mag ook wel.” En die Boekelman maar lachen. Dat doen we tegenwoordig nog als we elkaar weerzien. Boekelman is ondertussen al geruime tijd voorzitter van Leerdam Sport’55.
Ik heb dit verhaal nog nooit aan zoon Hans van den Berg, waar ik veel contact mee heb via Facebook, een lokaal politicus in Leerdam, nu gemeente Vijfheerenlanden, verteld. Ik denk dat ik dat maar eens ga doen. Of, nee. Ik stuur hem deze column wel toe. Dat is veel gemakkelijker. En lezen is leuk. Nietwaar?
Egbert Egberts fluit wekelijks wedstrijden in het amateurvoetbal. De leidsman schrijft over zijn persoonlijke ervaringen, mooie personen en gebeurtenissen in dat door ons zo geliefde amateurvoetbal. Vragen en/of opmerkingen? Mail naar info@voetbalrotterdam.nl.