De 61-jarige Hans Verhart heeft een fantastische voetbalcarrière. Als 15-jarige keepte hij bij RKWIK in Vlaardingen in het eerste elftal. Hij werd gescout door Hans Venneker, vertrok naar Sparta, waar hij enkele jaren later tweede doelman achter Pim Doesburg werd. Hij kon ook naar FC Utrecht maar dat was met zijn baan niet mogelijk. Hij heeft als jeugdinternational over de hele wereld wedstrijden gekeept en nu is hij al bijna 25 jaar keeperstrainer. Begonnen in 1994 bij Rozenburg, dat toen op het allerhoogste amateurniveau speelde. Toen Wim Schwillens er trainer was. Bezeten is hij van keepen. Ze zeggen wel eens dat alle keepers gek zijn. Hans Verhart is ook gek. Gek van het keepersvak. Zelfs in de zomervakantie, als het voetbalseizoen helemaal stil ligt, kan hij er maar geen genoeg van krijgen. Dan is hij bij vv Rozenburg, de club waar hij nu voor derde keer in zijn lange, lange loopbaan als keeperstrainer in de weer is, een paar avonden in de week bezig om keepers die zich bij hem aangemeld hebben wedstrijdfit te houden. En als zo’n doelman onverhoopt ’s avonds verhinderd is, staat Hans op een ochtend met hem op veld 4, als zijn eigen continuwerk bij Aluchemie het toelaat.
Afgelopen maandagavond was hij er ook weer. Het is een feest om hem aan het werk te zien en zijn verhalen, gelardeerd met de ene anekdote na de andere aan te horen. Deze zomer is hij met drie keepers bezig. Stefan van Asperen, zijn eigen doelman bij Rozenburg, die maandag vanwege werk verhinderd was, Michel Zuur, de keeper van Victoria’04 die volgend seizoen bij Kethel Spaland actief is en Niels Ketting, die na 8 jaar bij Pernis onder de lat gestaan te hebben, naar Rhoon is overgestapt.
Hans begint rustig met zijn twee ervaren doelmannen. ‘Technisch en tactisch hoef ik hen niet veel meer te leren, maar daar gaat het in deze periode ook niet om’, legt hij uit. ‘Keepers melden zich aan om fit te blijven. Zij willen doortrainen zodat ze er aan het begin van de voorbereiding staan.’
Negen jaar geleden was het Jesper Hogedoorn die bij hem aanklopte om in de zomer door te trainen. Diens maatje Raymon Kuipers kwam ook. ‘Met die twee heb ik jaar na jaar in de zomer doorgetraind. Dat was op de bovenvelden van Blankenburg, waar je vroeger zo op kon. In de zomer, na de nacompetitie ligt het voetbal twee maanden stil en dat was niks voor hen. Zij wilden fit blijven en op gewicht. Dat kwam mooi uit, want zo had ik in de lange zomer ook wat om handen. Onderhoudend trainen, zo noem ik het. Ik heb er helemaal niks aan om deze keepers in deze periode over de kling te jagen. Trouwens normaal ook niet. Trainers willen dat hun keepers wedstrijdfit zijn, in vorm en blessurevrij en ik moet daar als keeperstrainer voor zorgen. In deze zomerweken is dat eigenlijk niet anders. We gaan niet tot het gaatje, maar we zijn wel lekker bezig. De keepers vinden het leuk en ik ook. Dit is mijn lust en mijn leven.’
Dan haalt hij weer een herinnering op. Hij vertelt van een wedstrijd van het UEFA-elftal, toen hij met de keeper van de toenmalige Sovjet Unie zijn shirtje wilde ruilen: ‘Dat was echt een heel mooi shirt. CCCP stond met grote letters op de borst. Maar toen die keeper zijn shirt uittrok zag ik dat er onder de oksel een grote scheur zat. Geruild heb ik toen niks.’
En weg is hij weer om Niels en Michel weer een paar ballen toe te werpen. Een dik uur is hij maandagavond met beide doelmannen bezig. Hij heeft het met Michel en Niels over strong hands (je pols stijf en je hand strak houden als je voor een bal gaat), over een pantelicje (een bal pakken met één hand), hij heeft het over het feit dat keepers naar een bal toe moeten gaan en hij heeft het over kippen vangen. ‘Dat is de beweging die je als doelman moet maken als er een doorgebroken speler op je af komt’, doet hij voor. ‘Dan ga je niet naar de grond, maar je bukt en je houdt je handen alsof je een kip wil vangen. Zo kun je de speler naar opzij dwingen en geef je je verdedigers de kans weer terug te komen.’
Keepen. Voor Hans Verhart is zijn lust en zijn leven.