Na de warming-up gaan voetballers altijd nog even terug naar de kleedkamer voordat ze aan een wedstrijd beginnen. Er zal wel een reden voor zijn, maar ik heb nooit gesnapt waarom, want als het lichaam lekker op temperatuur is, de spieren opgewarmd en de longen doorgeblazen, moet je in een bedompte ruimte op een houten bankje zitten en duurt het ongeveer een minuut of vijf voordat je weer op het veld mag en dan echt kunt gaan rennen. Raarrrrr, zou Michiel Romeyn van Jiskefet zeggen.
Wat ook raar was afgelopen zaterdag was het gezicht van Bernissespeler Jeroen de Wit na de warming up. Terwijl zijn ploegmaten de kleedkamer opzochten, ging hij nog even rekken en strekken aan de reclameborden. Op zich was dat niet raar, maar wel het gezicht dat de 30-jarige middenvelder er bij trok: hoofdschuddend en in zich zelf mompelend. Het leek alsof hij in zich zelf aan het mopperen was over het belabberde niveau van zijn teamgenoten. Ik weet dat sommige voetballers van de vierdeklasser uit Heenvliet er niet heel erg veel van kunnen, maar noem mij één vierdeklasser die wel elf goede voetballers in het veld heeft staan. Ik weet ook dat Jeroen de Wit wel een behoorlijk goede voetballer is voor dit niveau. Was het dit waarover Jeroen zich over stond op te winden?
Jeroen heeft bij Bernisse altijd in de jeugd gevoetbald, maar vertrok al op jonge leeftijd naar het Brielse SC Voorne, waar hij jaren in het eerste elftal voetbalde. Hij maakte er de fusie mee met Wit Rood Wit en keerde pas dit seizoen terug op het oude nest. Er daar stond hij dan, na de warming up voor de thuiswedstrijd tegen DVV’09, monkelend en lelijk kijkend een beetje te duwen tegen de omheining. Hij schudde nog maar eens het hoofd en ging steeds ongelukkiger kijken. ‘Wat is er, Jeroen’, vroeg ik meelevend. Ik verwachtte een riedel over het bedroevende niveau van de meeste van zijn ploegmaten die tijdens de warming up ballen naar elkaar schoten die vijf meter uit de richting waren, maar zo zit Jeroen dus niet in elkaar. Over zijn lippen geen onvertogen woord over het niveau van zijn ploegmakkers. Nee, hij vertelde dat hij stram en stijf was en dat alles bij hem vast zat. ‘Sla dan een wedstrijdje over’, adviseerde ik hem, want gezien de plek op de ranglijst, op 6 verliespunten afstand van het vooralsnog ongenaakbare Rockanje zou er zeker een nacompetitie in kunnen zitten voor Jeroen en zijn ploegmakkers. ‘Nacompetitie is veel belangrijker dan dat potje van vandaag’, zo schilderde ik hem voor.
Mijn goede raad werd in de wind geslagen. Nadat hij zijn stramme ledematen nog wat langer had opgerekt, verdween ook Jeroen naar de kleedkamer om er een paar minuten later als een ander mens uit tevoorschijn te komen. Toen de bal eenmaal rolde, was bij Jeroen van enige stramheid niks meer te merken. Als vanouds zette hij de lijnen uit met zijn magische linkerbeen en vocht ondertussen het ene duel na het andere uit met nog zo’n rasvoetballer die na een mooie carrière nu op een lager niveau actief is: Gerard van Bergen.
Het was een wonder hoe Jeroen in de weer was. Hoe goed ik hem ook bekeek, geen enkel lichamelijk ongemak leek hem in zijn bewegingen te beperken. Hij liep, passte en tackelde en hield dat 90 minuten vol. Raarrrr. Waarom stond Jeroen kort na de warming-up gekke bekken te trekken? Hoe kwam het dat hij in de wedstrijd toch zijn gebruikelijk niveau kon halen? Wat was er in de die paar minuten in de kleedkamer, tussen warming-up en het begin van de wedstrijd, in vredesnaam gebeurd? Heeft die kortstondige terugkeer in de kleedkamer dus toch zijn waarde? Of was het toch iets totaal anders? Stond Jeroen na de warming up alleen maar aandacht te trekken, zodat ik een verhaaltje over hem kon schrijven?
als oud verzorger van jeroen weet ik dat hij als beroep gym leraar is.en dat 40 uur per week dan vraag je wat van je body dan nog voetballen gaat er maar aanstaan en dat doet hij ook HG Jeroen Theo.