Richard de Lange, aanvoerder van Hellevoetsluis, lijkt me een erudiet mens. Spelend als laatste man, een meter of vier, vijf dichter bij zijn eigen keeper dan zijn collega-verdedigers, heeft hij tenminste die uitstraling. Je ziet hem zitten, thuis bij de open haard in een makkelijke fauteuil: pantoffels aan, glas rode wijn onder handbereik, leesbrilletje op de neus, verdiept in een roman van Voltaire.
Met het shirt in de iets te ver opgetrokken voetbalbroek, zijn aanvoerdersband strak om de bovenarm en de haren netjes in de plooi is hij het toonbeeld van een heerlijk ouderwetse voetballer, zo eentje uit de vijftiger jaren van de vorige eeuw. Zijn taak als laatste man vult hij in op een wijze die elders op de voetbalvelden allang uitgestorven is. Richard is namelijk een authentieke sweeper, gezegend met overzicht en een prima lange trap.
Veel aan de bal is hij niet in de wedstrijd tegen Rozenburg, afgelopen zaterdag. Hij zet de mannetjes om zich heen op de juiste plek, vertelt hen dat ze met overleg moeten spelen in plaats van de bal een blindgier te geven en lijkt zich een beetje te onttrekken aan de strijd. Lijkt, want als het er op aan komt, grijpt hij meedogenloos in. Dat is vaak nodig, want hoewel Hellevoetsluis tot drie keer aan toe op voorsprong komt, is het Rozenburg dat aanvalt en constant gevaarlijk is.
Aan verliezen heeft Richard een broertje dood. Dat blijkt wel als Rozenburg keer op keer gelijkmaakt. Hij begint steeds meer te zeuren tegen scheidsrechter en tegenstanders, maar haalt daarmee alleen zichzelf uit het spel. Ondanks het feit dat hij de uitstraling heeft van een echte heer, is het dit soort gedrag dat hem zaterdag nekt. Mijn baas zou zeggen: ,,Daar moet je nog aan werken, Jan.’’
Een minuut of vijf voor het einde maakt Rozenburg de 3-4 en is het met Richard finaal gedaan. Afwezig hobbelt hij nog wat rond, ergens in de loze ruimte op het middenveld. Met zijn gedachten bij het boek van Voltaire, vermoed ik.
{loadposition ads}